Title : Het "John Grier Home"
Author : Jean Webster
Release date : November 29, 2014 [eBook #47497]
Language : Dutch
Credits : Produced by R.G.P.M. van Giesen
Lieve Juddy,
Daar voor me ligt nu je brief. Ik las hem twee keer over en nog altijd blijf ik paf van verbazing. Maar Judy! Hoe kan het ook in godsnaam tot me doordringen! Jervis heeft jou de algeheele verbetering van het John Grier Home als Kerstcadeau gegeven en nu wil jij, op jou beurt, mij aan het hoofd van je modelinrichting zien! Maar lieve deugd, Judy, moet ik, Sallie McBride, directrice worden van een Vondelingengesticht! Beste kind, heb je je verstand tijdelijk verloren of ben je misschien verslaafd geraakt aan het gebruik van opium en is dit de dolle uitwerking van een koortsachtig, fantastisch droombeeld? Ik ben even geschikt voor de leiding van een honderd kinderen als voor de taak van oppasser in een dierentuin.
En als lokaas noem je daar een interessante Schotsche dokter?
Maar, mijn lieve Judy, — ondanks alles mijn allerbeste lieve Judy, — heusch, ik doorzie je en ik weet al precies wat voor een gesprek de twee Pendletons bij den open haard hebben gehouden.
"Is het niet zonde, dat Sallie het niet verder heeft gebracht sinds ze van de Universiteit af is?" heeft Judy gezegd. "Ze moest een doel voor oogen hebben inplaats van haar tijd met partijen en visites maken te verknoeien!"
En dan zegt Jervis:
"Ja, en zij interesseert zich ook veel te veel voor dien vervloekten jongen Hallock, die zoo aardig weet te praten en er zoo keurig uitziet en daardoor zoo'n verbazend groot succes in de dameswereld heeft. Ik heb staatslui nooit kunnen uitstaan! We moesten haar wat afleiden en een groot doel voor oogen stellen, waardoor al haar tijd in beslag wordt genomen... totdat het gevaar geweken is. O Judy, ik heb een idee! We stellen haar aan het hoofd van het John Grier Home!"
O, ik hoor het hem net zoo duidelijk zeggen alsof ik er zelf bij was geweest! ja, maar vergeet niet dat je waarde echtgenoot en ik een heel ernstig gesprek hadden, toen ik de laatste maal in de duiventil op bezoek was. We spraken n.l.:
A. over het huwelijk.
B. over de laag-bij-de-grondsche idealen van staatslieden.
C. over het frivole, beuzelachtige leven, dat de zoogenaamde mondaine vrouw leidt.
Zeg alsjeblieft aan je moreelen echtgenoot, dat ik grondig doordrongen was van de waarheid van zijn woorden en wel met dit gevolg, dat ik, sedert mijn terugkeer in Worcester, geregeld een middag in de week de vrouwen van het gesticht tot tegengaan van dronkenschap gedichten voorlees. Dus is mijn leventje werkelijk niet zoo onnuttig en doelloos meer als je denkt!
Laat ik je ook even de verzekering geven, dat de bewuste staatsman niet in mijn argeloos leventje gelijk een dreigende onweerswolk verschijnt en dat hij in elk geval een veelbemind en goed aangeschreven politicus is, ook al strookt zijn opvatting van inkomende rechten, belastingen en arbeidersvereenigingen niet geheel met de denkbeelden van Jervis.
Je wensch om mijn leven aan het algemeen welzijn te offeren is ongetwijfeld zeer loffelijk en schoon, maar je moest het ook eens van den kant van de arme vondelingetjes bekijken. Heb jullie dan heelemaal geen medelijden met die arme hulpelooze bloedjes van het John Grier Home, die absoluut aan mijn leiding overgelaten zouden worden?!
Dan ben ik toch beter dan jullie, want ik heb wel degelijk medelijden met de argelooze schapen en daarom wil ik ook de plaats, die je me aanbiedt, niet aannemen.
Maar ik vind het heerlijk, dat je me uitnoodigt om je in New-York op te zoeken, ofschoon ik je aan den anderen kant weer eerlijk moet bekennen, dat ik niet al te enthousiast ben over het programma, dat je hebt opgemaakt.
Streep alsjeblieft het bezoek aan de New-Yorksche weeshuizen en 't ziekenhuis van Vondelingen door en zet er paar theaters, opera's en een diner voor in de plaats! Ik heb twee nieuwe avondjaponnen (dernier cri!) en een blauwen avondmantel met goud doorwerkt en witten bontkraag.
Ik heb dollen lust om die ook in mijn koffer te pakken, dus telegrafeer me maar dadelijk of je ernaar verlangt, Sallie McBride in haar doen en laten te zien of dat je alleen maar de opvolgster van de zeer geachte Mrs. Lippett wilt spreken.
P.S. Je invitatie kon op geen gelegener tijd komen. Een allerliefste
charmante jonge politicus, genaamd Gordon Hallock, zal de volgende
week in New-York vertoeven. En o, ik weet zeker dat je van hem zult
gaan houden als je hem beter kent.
P.S.2. Zooals Judy wel gaarne zou willen dat Sallie McBride haar middagwandelingetje deed (zie pag. 7).
Maar Judy en Jervis, voor de laatste maal en met allen eerbied
gesproken, zijn jullie dan heelemaal gek?!
Lieve Judy,
Gisteravond elf uur kwamen wij hier in een sneeuwstorm aan,
Singapore, Jane en ik. Het schijnt wel, dat directrices van
vondelingengestichten gewoonlijk geen kamermeisjes en Newfoundlanders
als gezelschap meebrengen; de nachtportier en de huishoudster, die
voor de plechtige ontvangst zorg droegen, vielen tenminste half om
van verbazing.
Het was erg moeilijk, voor mijn gezelschap een goede rustplaats te vinden. Die arme Sing werd naar een loods verwezen, waar wij met lappen op den grond zijn bed spreidden. Met Jane ging het niet veel beter. Er was geen enkel groot bed in het gebouw, behalve een krib uit het hospitaal, die nauwelijks 1.60 M. lang was. Je weet, dat mijn goede Jane het tot een lengte van bijkans 1.90 M. heeft gebracht! Maar toch wisten we haar in dat bedje te loodsen, waar ze den nacht met opgetrokken knietjes, in den vorm van een half toegeknipt zakmes, doorbracht. Vandaag strompelt zij met pijnlijk trekkende beenen door het huis, openlijk tegen de laatste gril en escapade van haar voortvarende meesteres protesteerend en vol heimwee verlangend naar den tijd, waarop gezegd meesteresje weer in het bezit van een gezond stel hersens zal zijn en met haar trouwe Jane naar de ouderlijke haardstee in Worcester terug zal keeren.
Ik weet dat ze al mijn kansen bederft om bij de rest van den staf populair te worden en dat het domste, wat ik ooit had kunnen doen, was, dat ik haar hierheen bracht. Maar je kent nu eenmaal de McBrides. De tegenwerpingen, die mijn familie maakte, wist ik een voor een te overwinnen maar een conditie bleef gehandhaafd: Jane, hun laatste houvast, moest mee. Dan wisten zij thuis ten minste, dat hun kind goed te eten zou krijgen en niet elken dag tot laat in den nacht zou opblijven. Nu, ik gaf toe, want als ik geweigerd had om dat goede mensch mee te nemen, dan had ik zeker wel nooit den drempel van het John Grier Home overschreden. Zoo zijn wij dus hier met ons drieën aangeland en ik vrees, dat geen van de drie hier met open armen ontvangen werd.
Vanmorgen wekte mij de gong om zes uur precies. Een tijd lang bleef ik stil liggen, luisterend naar het lawaai, dat een 25 kleine meisjes in de waschzaal boven mijn hoofd maakten. Het schijnt, dat zij niet geheel gewasschen worden, alleen maar het gezicht, maar toch maakten zij net zooveel leven als vijfentwintig kinderen maar maken kunnen, die in een grooten waterplas spartelen. Ik stond op, kleedde mij aan en inspecteerde den boel eens. Kleine diplomaat! Het was heel verstandig, dat je me het gesticht niet eerst liet zien voordat je er me als directrice aanstelde.
Omdat ik toch mijn kleine plichten bij de ontbijttafel had, scheen dit mij een prachtige gelegenheid om mij aan de kinderen voor te stellen, dus ging ik naar de eetzaal. Maar de eene schrik volgde op de andere! Wat een ontzetting: die kale, vaalbruine muren en met zeil bedekte tafels, en die rijen emaille kroezen en borden en al die houten banken zonder leuning, terwijl als eenige versiering de afschuwelijke spreuk boven ons aller hoofd prijkte: God de Heer behoedt U! De regent, die het gesticht hiermee verrijkte, moet wel een zeer ontwikkeld gevoel voor humor gehad hebben!
Heusch Judy, ik wist niet dat er een plekje op onze heerlijke aarde was, zoo afgrijselijk als het John Grier Home, en toen ik daar die rijen en rijen bleeke zwijgende kinderen zag zitten, allemaal in hun blauw geruit katoenen uniform, werd ik plotseling door de groote verantwoordelijke taak, die nu op mijn schouders rustte, overweldigd. Het leek mij een onbereikbaar doel voor een enkele vrouw om zonneschijn op die honderd bleeke gezichtjes te tooveren, die arme kleine schepseltjes, die elk voor zich alleen een moeder noodig hebben om hen te koesteren en te verwennen!
Ik ging met mijn welbekende voortvarendheid te werk, toen ik zoo maar op je plan inging, gedeeltelijk omdat je dien dag zoo welbespraakt was, maar hoofdzakelijk (dat beken ik je eerlijk), omdat Gordon Hallock me zoo brutaal in mijn gezicht uitlachte toen hij hoorde, dat ik (Sallie McBride) de uitverkoren directrice van het John Grier Home was. Alles bij elkaar heeft me gehypnotiseerd. En daarbij komt natuurlijk nog, dat ik voor het idee vuur en vlam vatte zoodra ik die zeventien gestichten had bezocht en over niets dan vondelingen en nog eens vondelingen had gelezen, zoodat ik niets liever wilde dan mijn eigen ideeën in praktijk te kunnen brengen. Maar nu verrast het me toch, dat ik hier werkelijk ben. Het is een reuzentaak, die ik op me heb genomen. De toekomst en het geluk van meer dan honderd menschenlevens ligt in mijn hand, om nog niet te gewagen van hun drie- of vierhonderd kinderen en meer dan duizend kleinkinderen en zoo kan ik wel doorgaan. Het is gewoonweg vreeselijk! Hoe zal ik het ooit tot een goed einde brengen! Och Judy, toe, kijk naar een andere directrice uit!
Jane zegt dat het al etenstijd is, maar nadat ik het genoegen smaakte twee van de gestichtsmaaltijden te nuttigen, prikkelt het vooruitzicht op een derde mij niet bijzonder.
* * * * *
Later: De staf kreeg schapenvleesch met spinazie en tapiocapudding toe. Wat de kinderen kregen verzwijg ik maar liever.
O, ik zei je nog niets van mijn eerste officieele speech aan de ontbijttafel! Ik begon over alle heerlijke veranderingen uit te wijden, die nu in het John Grier Home zouden plaats vinden, dank zij de edelmoedigheid van den Heer Jervis Pendleton, den President der Regenten en van Mevrouw Pendleton, de lieve Tante Judy van elken jongen en van elk meisje in huis.
Kom alsjeblieft er niet tegen in opstand, dat ik de Pendletonfamilie zoo breedsprakig naar het front liet treden, ik deed het simpel uit politieke beweegredenen. Daar de heele staf van het gesticht aanwezig was, achtte ik het een schitterende gelegenheid om hen erop te wijzen, dat alle veranderingen en nieuwe instellingen niet uit mijn brein voortspruiten, doch rechtstreeks door de oppermacht in het leven worden geroepen.
De kinderen luisterden met open mond, en wijd geopende oogen staarden me uit elk bleek gezichtje aan. De verraderlijke kleur van mijn haar zoowel als mijn brutale wipneus blijken geheel ongewone attributen van een vondelingengesticht-directrice te zijn. Ook mijn collega's gaven er openlijk blijk van, dat zij mij veel en veel te jong vonden en te onervaren om zulk een taak van gewicht te vervullen.
Ik heb Jervis' prachtexemplaar van een Schotschen dokter nog niet mogen zien maar ik verzeker je, dat hij wel erg interessant en buitengemeen moet zijn om tegen de rest van de lui hier op te wegen. Vooral tegen de inspectrice van de kinderkamer, Miss Snaith! We kwamen al dadelijk in hevige botsing over het zeer gewone onderwerp: "Versche Lucht", maar ik ben nu eenmaal vast van plan om het heele gebouw van dien vreeselijken gestichtsstank te bevrijden, al zou ook elk kind in een ijsmonument veranderen.
Het was een verrukkelijk zonnige sneeuwwinternamiddag en ik had orders gegeven, dat die duffe, bedompte speelkamer gesloten moest worden en alle kinderen buiten mochten spelen.
"Ze jaagt ons het huis uit", hoorde ik een vondelingetje pruttelen, terwijl hij wanhopige pogingen aanwendde om in een minstens twee jaar te klein overjasje te kruipen.
En allen stonden ze daar voor het huis op een rij, gekleed en wel, geduldig wachtend op het oogenblik dat ze weer bij de gratie Gods naar binnen mochten komen. Zoo stonden ze daar op een rij en speelden geen krijgertje, en gooiden geen sneeuwballen en wreven elkaar zelfs niet met sneeuw in, niets van dat al, die stumperds weten zelfs niet wat spelen is!
* * * * *
Nog later.
Ik begin al met het prettige werk om je geld uit te geven. Vanmiddag heb ik elf kruiken gekocht (de heele voorraad van het dorp) en ook een paar wollen dekens en gewatteerde dekens, en nu staan de ramen in de baby-slaapkamer wijd open. Die arme hummeltjes genieten op het oogenblik het tot nu toe voor hen ongekende genot, om tenminste 's nachts versche lucht in te kunnen ademen.
Er zijn wel een honderdduizend dingen, waarover ik te keer zou willen gaan, maar het is al half elf en Jane bromt dat ik nu eindelijk naar bed moet.
P.S. Voor ik eronder kroop, trippelde ik nog even de gang door om me ervan te overtuigen, dat alles in orde was en wat denk je wel, dat ik daar moest ontdekken? Miss Snaith, die stiekem probeerde de ramen van de baby-kamer te sluiten. Zoodra ik voor haar een mooie plaats in een dameshofje weet, stuur ik haar daarheen.
Jane neemt me de pen uit mijn hand. Ik gehoorzaam wijselijk.
Lieve Judy,
Dr. Robin MacRae liep van middag hier aan om met de nieuwe directrice kennis te maken. Toe Judy, vraag hem bij zijn eerste bezoek in New-York ten eten, dan kun je zelf zien, wat je echtgenoot heeft gedaan! Jervis heeft het heel en al mis wanneer hij werkelijk denkt, dat een van de voornaamste voordeelen, aan mijn positie hier verbonden, het dagelijksch discours met een man van Dr. MacRae's beschaving en karakter en geleerdheid en charme is.
Hij is lang en mager, met zandkleurig haar en koude, grijze oogen. Gedurende het uur, dat hij in mijn gezelschap doorbracht (ik was werkelijk heel levendig), kwam er geen schaduw van een glimlach over de rechte lijn van zijn vastbesloten mond. Kan er licht uitgaan van zulk een sombere natuur? Ik geloof het niet, maar in elk geval zou ik graag weten, wat er toch met dien man gebeurd is. Heeft hij de een of andere afgrijselijke misdaad achter den rug of is zijn natuur slechts zoo door zijn Schotsche afkomst? Hij is even gezellig en onderhoudend als een granieten grafsteen!
Klaarblijkelijk houdt onze dokter niet meer van mij dan ik van hem. Hij denkt dat ik frivool en inconsequent ben en absoluut ongeschikt voor de vertrouwenspositie, die ik hier inneem. Ik durf er op te wedden, dat Jervis nu al een brief van hem heeft met het verzoek om mij van hier weg te sturen.
Wat de conversatie betrof, hier waren wij het roerend eens. Hij besprak lang en breed de verantwoordelijkheid die op de schouders van de directrice rust, betreffende het physieke en moreele welzijn van de haar toevertrouwde kinderen, terwijl ik mijn ontevredenheid uitte over de afschuwelijke wijze, waarop onze kinderen hun haar dragen.
Om dit te bewijzen, riep ik Sadie Kate naar binnen, mijn speciaal boodschappenvondelingetje. Haar haar is stijf naar achteren getrokken en eindigt in twee vastgevlochten staartjes. Maar Dr. MacRae schijnt hier weinig om te geven. Zijn grootste zorg is de toestand van de magen van onze kinderen. Wij hebben ook het onderwerp van roode onderrokken uitvoerig besproken. Ik vind, dat geen meisje eenig zelfrespect kan hebben, wanneer haar roode onderrok ruim 3 c.M. onder haar blauw geruit katoenen jurk uitkomt, maar hij meent, dat roode vondelingen-onderrokken heel lekker warm en tevens hygiënisch zijn. Ik voorzie een strijd op leven en dood voor de nieuwe directrice.
Maar toch is er met het oog op den dokter één ding, waarvoor ik hem dankbaar moet zijn. Hij is haast even kort hier als ik en kent dus de tradities van het gesticht evenmin als ik. Ik geloof, dat ik met den vroegeren dokter in het geheel niet had kunnen opschieten, want te oordeelen naar de sporen van zijn wetenschap, die hij hier heeft achtergelaten, wist hij net zooveel van babies af als de een of andere veearts!
Den staf heb ik nog eens flink onder handen genomen, maar niettemin vertelde de kokkin mij vanmorgen, dat het John Grier Home Woensdagavond maïzenapap moet slikken.
Zoek je al hard naar mijn opvolgster? Ik blijf hier tot ze komt, maar maak alsjeblieft wat voort!
Beste Gordon,
Voel je je nog altijd beleedigd omdat ik je raad niet heb opgevolgd? Weet je dan niet, dat een roodharig persoontje met Iersche voorvaderen en een groot Schotsch gehalte in haar bloed, zich niets laat voorschrijven, maar alleen kalmpjes aan geleid kan worden? Als je niet op zoo'n overheerschers-toon had gesproken, zou ik beslist lief hebben geluisterd en waarschijnlijk behouden zijn gebleven, terwijl het nu zoo heel anders is geloopen. Eerlijk moet ik je bekennen, dat ik al vijf lange dagen ons kibbelpartijtje betreur. Jij hadt gelijk en ik niet en zooals je ziet, kom ik daarvoor nu openlijk uit. Indien ik hier ooit weer heelhuids vandaan kom, zal ik steeds (tenminste bijna steeds) me aan je wijs oordeel onderwerpen. Kan een vrouw een ootmoediger houding aannemen dan ik?
De romantische glans, die Judy over dit vondelingenasyl uitbreidde, bestaat alleen in haar dichterlijke verbeelding. Het is hier verschrikkelijk! Woorden kunnen niet beschrijven hoe treurig en leelijk en benauwend dit huis is: lange gangen en kale muren, blauwe katoenen uniform, stompzinnige stumperdjes, die in geen enkel opzicht op gewone kindertjes lijken, daar heb je het John Grier Home! En dan die vreeselijke gestichtslucht! Het is een mengsel van natte, geschrobde vloeren, opgeluchte zalen en de etenslucht van voedsel voor een honderd wezens, dat altijd op de kachels stoomt.
Het huis moet niet alleen veranderd en nieuw opgetrokken worden, elk kind moest ook een goede beurt krijgen en dat is een onverantwoordelijke Hercules-taak voor zulk een zelfzuchtig luxueus lui wezentje als Sallie McBride is. Ik leg mijn taak gewillig neer zoodra Judy een goede opvolgster voor mij heeft, maar ik ben erg bang dat dat niet al te spoedig gebeuren zal! Zij is nu naar het Zuiden vertrokken en laat mij, arme schipbreukeling, hier achter. En nadat ik mijn woord heb gegeven, kan ik natuurlijk haar en het gesticht niet in den steek laten, maar ik wil je wel bekennen, dat ik al aardig heimwee heb.
Schrijf mij maar eens een lieven opgewekten brief en stuur me wat bloemen om mijn zitkamer wat op te fleuren. Ik erfde het meubilair en al van Miss Lippett. De muur is met een roodbruin behangselpapiertje bekleed, de stoelen met schelblauw pluche versierd en dan prijkt er ook nog een verguld tafeltje. De domineerende kleur in het tapijt is groen en als je dan nog aan een paar rozeknopjes denkt, heb je mijn regenboog goed geraden.
Ik was op dien laatsten avond werkelijk mal, maar je wraakzucht op de arme Sallie zal nu wel bekoeld zijn.
P.S. je hadt niet zoo over dien Schotschen dokter behoeven uit te
varen. De man is zoo norsch en stug als alleen een "Scotch" zijn kan.
Ik had al dadelijk een afschuw van hem en hij even sterk van mij. O,
Gordon, wat zullen die Iersche en die Schot lief samenwerken!
Mijn lieve Gordon,
Je uitvoerig schrijven ligt hier voor me. Ik weet, beste jongen, dat je over groote buidels geld beschikken kunt, maar dat is nog geen reden om er zoo schandalig mee te smijten. Wanneer je er zoo vurig naar verlangt om je te kunnen uitspreken, zoodat alleen een honderd-woorden-telegram de uitbarsting kan verhoeden, stuur me dan in elk geval een uitgesteld telegram, dat kost maar de helft en mijn kinders kunnen dat geld best gebruiken als je er geen raad mee weet.
En dan, mijn lieve jongen, gebruik een klein deeltje van je gezond verstand! Natuurlijk kan ik het gesticht niet op die manier verlaten, zooals je me dat voorstelt, dat zou toch allesbehalve fair tegenover Jervis en Judy zijn. Neem het niet als een hatelijkheid op maar bedenk, dat ik al jaren lang, al heel lang voordat ik jou kende, goed bevriend met hen was en ik heb geen lust om ze nu te laten stikken. Ik kwam hier in een, laten we zeggen, avontuurlijke bui, en nu moet ik maar zien hoe ik mij er doorheen sla. Je zoudt het niet aardig vinden als ik zulke dingen als een soort van sport beschouwde, maar mijn lieve beste Gordon, daarom behoef ik toch aan den anderen kant niet mijn heele leven lang in dit gesticht te slijten? Ik ga hier dadelijk vandaan zoodra ik mijn post met eer en goed fatsoen kan verlaten en werkelijk, ik behoorde dankbaar te zijn dat de Pedletons mij waardig achten zulk een post van vertrouwen te bekleeden. Ofschoon jij, mijn beste vriend, er niets van vermoedt, bezit ik toch een goede dosis handigheid, en meer gezond verstand dan de oppervlakkige wereld op het eerste gezicht zou denken. En als ik me met hart en ziel aan deze taak wijd, zal ik de beste directrice zijn, die 111 vondelingetjes zouden kunnen wenschen!
Ik vermoed dat je dit grappige onzin vindt. Het is toch heusch waar en Judy en Jervis wisten dit wel en vroegen me juist daarom hier te komen. Dus, zie je, als zij nu toonen dat ze zooveel vertrouwen in mij stellen, kan ik mij er niet op de brute manier, als jij mij voorstelt, van afmaken. En zoolang ik hier ben, zal ik zoo hard, werken als iemand met den besten wil slechts werken kan. Wanneer dan mijn opvolgster komt, zal ze alles in de goede richting veranderd vinden.
Maar toch moet je niet gelooven dat ik bij al die drukte niet erg
heimwee heb. O, als je wist! Elken morgen, wanneer ik wakker word,
staar ik als in een droom naar Miss Lippett's behangseltje en krijg
ik een koude rilling als ik weer tot de werkelijkheid terugkom.
Maar waarom, vraag ik me af, maak jij toch zoo'n herrie? In elk geval zul je me nu toch niet kunnen zien, want Worcester ligt even ver van Washington af als het John Grier Home en dan wil ik daar nog wel aan toevoegen, dat er hier in de heele buurt geen enkel manlijk wezen is dat rood haar bewondert, terwijl je er in Worcester wel een paar van dat soort vindt! Dus, allerverschrikkelijkste man, bedwing je woede en wees weer goed. Ik deed het niet alleen om me tegen jou te verzetten, ik wilde ook een avontuurtje in mijn leven hebben, lieve deugd... lieve deugd... ik heb er een....
Toe, schrijf me nu als een goede boy en vroolijk me wat op.
Lieve Judy,
Vertel eens aan Jervis, dat ik niet overijld ben in het vormen van mijn oordeel. Ik heb een lieve zonnige onbevooroordeelde natuur en ik hou van iedereen, tenminste van bijna iedereen, maar met den besten wil van de wereld zou niemand van dien Schotsen dokter kunnen houden. HIJ LACHT NOOIT — NOOIT!
Vanmorgen bezocht hij me weer. Ik noodigde hem uit om het zich in een van Miss Lippett's stoelen gemakkelijk te maken en nam tegenover hem plaats, om een harmonisch geheel te vormen. Hij was in een mosterdkleurig pak gestoken met een groene das, die nog een glimp van geel in haar weefsel vereenigde — juist de kleur, die een beetje leven aan een Schotsch moeras moet geven. Purperen sokken en een roode das met een amethysten dasspeld voltooiden het schilderij. Klaarblijkelijk voelt je exemplaar van een interessanten dokter niet de moreele plicht op zich rusten, om het schoonheidsgevoel van de vondelingen te veredelen.
Gedurende het kwartier, dat hij bij mij doorbracht, beschreef hij kort en bondig alle veranderingen, die hij in het gesticht wenschte aan te brengen. Ja, dat is zeker zijn werk! En wat zijn dan, als ik vragen mag, de rechten en plichten van de directrice? Is zij alleen een stroopop, die slechts de orders van den toezicht houdenden geneesheer heeft aan te nemen?
Ik geloof, dat MacBride en MacRae spoedig op voet van oorlog zullen staan!
Geachte Dr. MacRae,
Ik zend u dit briefje door Sadie Kate, daar het absoluut onmogelijk blijkt, u telefonisch te bereiken. Is het vrouwspersoon, dat zich Mrs. McGur-rk noemt en midden in een zin de telefoon liefelijk aan den haak hangt, uw huishoudster? Als zij dikwijls aan de telefoon komt, begrijp ik niet hoe uw patienten nog het geduld bezitten, om u op te bellen.
Daar u vanmorgen niet verscheen en de schilder wel, was ik gedwongen op eigen houtje een mooie korengele kleur uit te zoeken voor de muren van het nieuwe laboratorium en ik vertrouw dat deze kleur niet onhygiënisch zal zijn.
Wanneer u vanmiddag misschien een oogenblikje kunt missen, wilt u zeker wel even naar Dr. Brice in Water-Street tuffen om naar een tandarts-stoel en toebehooren te kijken, die daar voor den halven prijs worden aangeboden. Mij dunkt, dat als zijn heele uitrusting in een hoekje van ons laboratorium prijkt, Dr. Brice zijn 111 nieuwe patientjes met veel meer spoed zal kunnen behandelen, dan wanneer wij ze één voor één naar Water-Street transporteeren. Vindt u dat geen practisch idee? Midden in den nacht schoot het mij ineens te binnen, maar daar ik nog nooit een tandarts-stoel heb gekocht, zou ik uw advies op hoogen prijs stellen.
Liefste Judy,
Zet dien telegram-stroom stop!
Ik weet natuurlijk dat je van alles, wat er gebeurt, op de hoogte wilt blijven en ik zou graag elken dag een bulletin willen zenden, maar werkelijk, ik ben geen oogenblik vrij. 's Avonds, wanneer ik in mijn bedje kruip, ben ik zoo doodmoe dat ik er liefst met kleeren en al in zou willen gaan, als Jane's strenge discipline tegen zulke buitensporigheden niet in opstand kwam.
Als ik later wat meer routine onder de luidjes breng en alles als een draaiorgel afloopt, zal ik de uitvoerigste en beste verslaggeefster worden, die je je wenschen kunt.
Het laatst schreef ik je vijf dagen geleden, is het niet? Nu, in die vijf dagen is er heel wat gebeurd. Dr. MacRae en ik hebben een soort veldtochtsplan opgemaakt en brengen hier nu alles in oproer. Ik mag, hem hoe langer hoe minder lijden, maar wij hebben een soort bondgenootschap gesloten en als werker is die man een prachtige hulp. Ik heb altijd gedacht, dat ik zelf genoeg wilskracht bezat, maar als er nu een verbetering aangebracht moet worden, volg ik al zwoegende zijn spoor, terwijl hij baan breekt. Hij is zoo halsstarrig en koppig en buldoghonderig als een Schot maar zijn kan, maar aan den anderen kant bezit hij een groot verstand en heeft hij veel kennis van babies, d.w.z. hij is volkomen op de hoogte van hun physieken toestand, want voor die kleintjes heeft hij net zooveel gevoel als voor een troep kikkers, die hij voor de vivisectie noodig heeft.
Herinner je je nog wel, dat Jervis ons op een avond meer dan een uur op een betoog over de prachtige menschlievende denkbeelden van den dokter heeft vergast? C'est à rire! De man beschouwt het John Grier Home alleen als zijn eigen laboratorium, waar hij naar hartelust wetenschappelijke proeven kan nemen zonder lastige liefhebbende ouders als tegenstanders. Ik zou heelemaal niet verwonderd staan te kijken als ik hem op een goeden dag verraste, terwijl hij roodvonk-bacillen in de havermout van de babies mengde om met een nieuw uitgevonden serum proeven te nemen.
Van den heelen staf vind ik de twee eenige, die werkelijk voor hun taak berekend zijn: de onderwijzeres van de kleintjes en den stoker. Je moest eens zien hoe onze kinderen op Miss Mathews aanstormen en haar van alle kanten bespringen en naar haar opkijken, met gezichtjes, bedelend om een liefkoozing, terwijl ze pijnlijk beleefd tegenover de andere onderwijzeressen blijven! Kinderen voelen zoo gauw wie ze voor zich hebben! Ik zou het vreeselijk vinden als ze zoo erg beleefd tegen mij waren. Nu ik zoo'n beetje op de hoogte van het leven hier raak en precies weet, wat en wie ik noodig heb, zou ik wel een algeheele opruiming willen houden. Het liefst zou ik met Miss Snaith beginnen, maar ik heb de treurige ontdekking gedaan, dat zij de bloedeigen nicht van een van onze regenten is en dus absoluut niet geschikt voor uitverkoop. Het is een onbeduidend willoos schepseltje zonder kin (je weet, dat bij wilskrachtige menschen dit lichaamsdeel zeer ontwikkeld is), met fletse oogen, en die daarbij, tot overmaat van ramp, nog altijd door haar neus spreekt en door haar mond ademhaalt. Zij kan nooit eens zeggen, waarop het staat en dan haar mond houden. Al haar zinnen eindigen in een onbepaald en onverstaanbaar gemompel. Telkens, wanneer ik die vrouw zie, voel ik mijn vingers jeuken, om 'r bij de schouders beet te pakken en haar een wil in te gieten. En die Miss Snaith had het toezicht over 17 kleine dreumesjes van twee tot vijf jaar! In elk geval heb ik haar, zonder dat zij er iets van heeft begrepen, naar een ondergeschikte positie verplaatst, het beste wat ik doen kon, nu zij eenmaal niet weggestuurd kan worden, dank zij haar hooggeplaatste familie!
De dokter heeft voor mij een allerliefst meisje gevonden, dat hier twee mijlen vandaan woont en elken dag komt om op onze kleintjes te passen. Zij heeft lieve, groote bruine oogen (met een zachten glans erover, net als bij een koe) en echt moederlijke bewegingen. (Ze is haast negentien jaar). En de kinderen zijn dol op haar! Aan het hoofd van de kinderkamer heb ik een lieve goedaardige vrouw van middelbaren leeftijd geplaatst, die zelf vijf kinderen heeft en wier handen naar het werk staan. Onze dokter heeft ook haar hierheen gebracht. Je ziet dus dat hij nuttig kan zijn! Voor den vorm staat ze onder Miss Snaith, maar in werkelijkheid moet die alles doen wat zij aangeeft. Ik kan nu tenminste rustig gaan slapen zonder het beklemmend gevoel, dat de babies ongemerkt langzaam vermoord worden!
Je ziet dus, dat de verbeteringen al in vollen gang zijn en hoewel ik mij met bewonderenswaardig geduld aan de goede verstandige wenken van den dokter onderwerp, laat dat alles mij toch dikwijls vrij koud. Weet je, Judy, het groote vraagstuk, dat mij maar niet met rust laat, blijft steeds: hoe kan ik genoeg warmte en liefde en zonneschijn over al die arme, verlaten menschenzieltjes uitstorten, Ik weet zeker dat de dokter, met al zijn geleerdheid, me hierin niet kan helpen.
Een van de meest dringende zaken, wat de verstandelijke leiding van
ons huis aangaat, is wel het juiste bijhouden der boeken, want die
zijn schandelijk verwaarloosd. Mrs. Lippett had een groot, zwart
boek, waarin zij af en toe aanteekeningen maakte over de familie van
de kinderen, hun gedrag en gezondheid, maar weken lang hield ze het
boek soms niet bij en als een familie een kind wil aannemen kunnen
wij in de meeste gevallen nog niet eens zeggen, hoe het schaap bij
ons belandde.
Wij moeten een goede kracht hebben, die de streek bereist en alle mogelijke gegevens over onze kinderen verzamelt. Het zal heusch niet zoo moeilijk zijn, want de meeste van mijn pleegkinderen hebben nog familieleden. Zou je Janet Ware daarvoor niet geschikt vinden? Je weet hoe prachtig zij kon uitzuinigen en ze leefde gewoonweg van tabellen en inspectiereizen.
Ik moet je ook nog meedeelen, dat het John Grier Home een zeer nauwkeurig geneeskundig onderzoek doorstaat met het treurig resultaat, dat tot dusverre van de 28 arme stumperds er maar vijf mee door konden en die vijf waren hier nog niet lang.
Herinner je je die leelijke, groene ontvangkamer op de eerste verdieping? Ik heb zooveel mogelijk van zijn groenheid weggedaan en hem voor laboratorium voor onzen dokter ingericht. Er staan nu weegtoestellen en medicijnflesschen en dan, wat er nog de meest geneeskundige tint aan geeft, een tandarts-stoel en een van die heerlijke plombeermachines (tweedehands van Dr. Brice in het dorp gekocht, die tot belooning van zijn patientjes, wit email en nikkelen plaatjes er mede inzet.) Die plombeermachine ziet er als een afschrikwekkend monster uit en ik krijg een heel slechten naam, omdat ik ze hierheen heb gebracht, maar elk klein slachtoffer, dat er gevuld vandaan komt, mag eene week lang elken morgen in mijn kamer komen om er twee flikjes in ontvangst te nemen.
Hoewel onze kinderen niet altijd dapper zijn, blijken het toch echte vechtersbazen te wezen. Zoo heeft de kleine Thomas Kehoe den duim van den tandarts bijna in tweeën gebeten, nadat hij een heele tafel met instrumenten omver had gegooid en zoo zie je, dat er zoowel lichamelijke kracht als moed vereischt wordt om de tandheelkundige dienst in het John Grier Home te vervullen.
Ik werd daar juist in mijn brief onderbroken door een welwillende
dame, die het gesticht wenschte te zien. Zij stelde een vijftigtal
hoogst onbeduidende vragen, nam een uur van mijn kostbaren tijd in
beslag, veegde eindelijk een traan van haar dorre, maagdelijke wangen
en liet een dollar achter voor "die arme, kleine schapen".
Maar ten slotte heb ik toch een bij allen hoogst welkome verandering ingesteld: onze dagelijksche rekening voor eten heb ik vergroot, een wijziging, die door onze kokkin als een zeer groote last en door den verderen staf als een overbodige geldverspilling wordt beschouwd. ZUINIGHEID, in reuzenletters geschreven, heeft zoo vaak als hoofdregel van het gesticht gegolden, dat het een deel van zijn godsdienst begon uit te maken. Ik verzeker mijn schuchtere medewerkers wel twintig maal per dag, dat de middelen, dank zij de edelmoedigheid van onzen president, verdubbeld zijn, terwijl ik van Mevrouw Pendleton nog een vaste toelage heb gekregen voor nuttige uitgaven, zooals roomijs, maar toch kunnen zij er niet over heen, dat het beslist geldverspilling is om deze kinderen op die wijze te voeden.
De dokter en ik hebben met zorg het menu van den laatsten tijd
bestudeerd en zijn beiden al evenzeer verbaasd over de werking van de
hersens, die zoo iets hebben kunnen samenstellen. Hier heb je een van
de meest voorkomende avondmaaltijden:
Als je het instituut rondkijkt, zou je geneigd zijn Robert Browning
als volgt te citeeren:
Lieve Judy,
Dr. Robin MacRae en ik vochten gisteren weer over het een of ander bagatel (ik had gelijk) en sedert dien tijd heb ik onzen dokter een specialen lievelingsnaam geschonken. "Goeden morgen, waarde vijand", luidde vandaag mijn ochtendgroet, die hem ten zeerste ontstelde. Hij beweerde, dat hij niet als een vijand beschouwd wil worden en hij is ook niet in het minst strijdlustig — zoo lang ik mij liefelijk naar zijne wenschen richt!
Wij hebben twee nieuwe kinderen, Isidor Gutschneider en Max Yog, die ons door de Baptist Ladies' Aid Society op ons dak zijn gestuurd. Waar ter wereld zouden die kinderen zoo'n godsdienst opgepikt hebben? Ik wou ze eerst niet nemen, maar die arme dames waren zeer welbespraakt en ze betalen de vorstelijke som van $ 4.50 per kind, dus hebben we er nu 113. Het is dus overvol, zooals je wel begrijpt! Ik heb een half dozijn babies weg te geven. Vind jij nu eens een paar lieve families voor mij uit, die ze willen aannemen!
Je weet, dat het heel lastig is om niet precies te weten hoe groot je
familie is, maar de mijne schijnt van dag tot dag te varieeren,
evenals de koers van de markt. Ik zou het wel graag op pari willen
houden. Wanneer een vrouw meer dan honderd kinderen heeft, kan ze
niet allen die zorg en toewijding geven, waarop ze aanspraak
hebben.
Deze brief heeft twee dagen op mijn lessenaar gelegen zonder dat ik den tijd kon vinden om er een postzegel op te plakken, maar nu heb ik een heelen vrijen avond en zal ik er nog een paar zijdjes aan toevoegen voordat ik hem de zonnige reis naar Florida laat maken.
Ik begin zoo langzamerhand eenig verschil in de gezichten van mijn
kinderen op te merken. Eerst scheen het, of ik ze nooit uit elkaar
zou kunnen houden, ze leken met die afschuwelijke uniform aan zoo
allerverschrikkelijkst naar één model geknipt.
Ik kan er niet langer in dubio over zijn — zoo'n heele menigte weesjes spreken niet tot mijn hart, en ik ben bang, dat het veelbesproken en bezongen moederinstinct in mijn boezem geen plaatsje heeft gevonden. Neutraal bekeken, zijn kinderen kleine vuile wezentjes met neusjes, die steeds vragen gesnoten te worden. Hier en daar pik ik er een kleine rakker uit, die wel een glimp meer belangstelling opwekt, maar voor de rest is het een groote massa van witte gezichten en blauwgeruit katoen.
Toch nog met één uitzondering: Sadie Kate Kilcoyne maakte zich, al van den eersten dag af aan, uit de groote massa kenbaar en eigent zich het recht toe, dit te mogen blijven doen. Ze is mijn speciaal boodschappenmeisje en zorgt ervoor, dat het mij geen dag aan een vermakelijke scène ontbreekt. Geen kattekwaad is er in de laatste acht jaar in het gesticht uitgevoerd, of het plan ontsproot aan het avontuurlijk, abnormaal ondeugend brein van deze jonge dame. Zij heeft, in mijn oogen althans, een zeer merkwaardige geschiedenis achter den rug, ofschoon ik wel begrijp, dat het in vondelingenkringen een zeer alledaagsche is. Elf jaar geleden werd zij op de stoep van een Thirty-ninth Street huis gevonden, slapende in een kartonnen doos, welke geëtiketteerd was "Altman & Co." "Sadie Kate Kilcoyne, vijf weken oud. Weest goed voor haar", stond met drukletters op een van de zijkanten te lezen.
De politieagent, die haar opnam, bracht haar naar Bellevue, waar de vondelingen, al naar gelang van hun aankomst, om de beurt Katholiek en Protestant worden gedoopt en ingeschreven met volstrekte onpartijdigheid, en onze Sadie Kate werd, ondanks haar naam en blauwe, Iersche oogen, tot Protestante gemaakt. Hier wordt ze nu met den dag al Ierscher en Ierscher, maar, overeenkomstig haar doop, protesteert ze al luider en luider tegen elke kleinigheid in het leven.
Haar twee kleine zwarte vlechtjes steken altijd in tegenovergestelde richting aan weerskanten van haar hoofd uit, haar klein apensnoetje straalt van ondeugendheid. Ze is handig en vlug als een heuschig apenkindje en je moet haar den heelen dag bezig houden. De aanteekeningen van haar zouden bladzijden in het register beslaan! Het laatste verhaal luidt als volgt:
"Maggie Geer overgehaald een deurknop in haar mond te stoppen. Bestraffing: om 1 uur 's middags naar bed en droog brood voor avondeten".
Het schijnt, dat Maggie Geer begiftigd is met een mond van buitengewone elasticiteit en wel den deurknop in haar mond kon krijgen, maar er niet meer uit kon halen. De dokter kwam erbij te pas en loste het probleem vernuftig met een beboterde laarzentrekker op. Sedert heeft hij het arme schaap de "beboterde Maggie" gedoopt.
Je kunt je voorstellen hoe zeer mijn brein erop bedacht is, elk vrij oogenblik van Sadie Kate's bestaan te benutten!
Er zijn wel honderdduizend dingen, die ik met onzen President zou willen bespreken. Ik vind het ook lang niet aardig van jou en hem, om mij met je Vondelingengesticht op te schepen en zelf voor je pleizier naar het Zuiden te reizen. Het zou een goede straf voor je zijn als ik alles averechts verkeerd deed! Denk aan mij, arme, terwijl je in je eigen auto langs prachtige lanen tuft en bij dichterlijk maanlicht onder de palmboomen wandelt, aan mij, die van een New-Yorksche Maartregenbui geniet en voor 113 babies zorgt, waarvoor jullie feitelijk de lasten moesten dragen... en weest dankbaar!
Waarde vijand,
Ik zend u hierbij, onder separaat couvert, Sammy Speir, die niet bij uw morgenbezoek aanwezig was. Miss Snaith kwam als mosterd na den maaltijd met hem aan, toen u al lang weg was. Wilt u alsjeblieft zijn duim eens onderzoeken? Ik heb nog nooit geweten, wat fijt was, maar ik geloof zeker, dat wij daarvan hier een geval hebben.
Lieve Judy,
Ik weet nog niet of de kinderen van mij gaan houden, ja of neen, maar een feit is het dat ze van mijn hond houden. Tot op heden is er nog geen levend wezen door de poort gegaan, dat zoo populair was als mijn Singapore. Elken middag mogen drie jongens, die zich dien dag absoluut onberispelijk gedragen hebben, hem borstelen en kammen, terwijl drie andere brave jongens hem zijn eten en drinken mogen geven. Maar elken Zaterdagmiddag stijgt de vreugde ten top, want dan mogen drie modeljongens hem een heerlijk reinigingsbad geven met warm water en vlooienzeep, en het privilege, Sing's dienaar te mogen wezen, begint langzamerhand de eenige prikkel te worden, waarvan ik gebruik wil maken om de discipline onder hen te houden.
Maar is het ook niet vreeselijk onnatuurlijk voor die arme kinderen, dat ze zoo buiten leven en nooit iets mogen liefkoozen, vooral als ze nog meer dan andere kinderen zoo verlangen iets of iemand lief te hebben. Ik zal zorgen, dat ze iets hebben om te vertroetelen en aan te halen, al moest ik ook al mijn geld voor een menagerie uitgeven. Zou je me niet een paar baby-krokodillen en een pelikaantje kunnen meebrengen? Alles wat maar leeft, zal ik met open armen ontvangen en mijn kinders eveneens!
Dit zou eigenlijk de eerste "Regentendag" geweest zijn. Ik vind het heerlijk, dat Jervis een simpele, zakelijke bijeenkomst in New-York heeft gearrangeerd, want hier zijn wij nog niet op een parademiddag voorbereid, maar we willen hopen dat ik den eersten Woensdag in April iets goeds heb te toonen. Als maar alle denkbeelden van den dokter en een paar van de mijne verwezenlijkt mogen worden, zullen onze Regenten groote oogen opzetten als zij de ronde door het gebouw doen.
Ik heb juist een menu voor de volgende week opgemaakt en het in de keuken opgehangen, zoodat onze vertoornde kokkin er volop van genieten kan. Verandering is een woord, dat tot nu toe nog niet in het John Grier Home bekend is geweest. Jij zoudt nooit hebben kunnen vermoeden, welke heerlijke verassingen ons nog wachten: Bruinbrood en wittebrood en Graham broodjes, maïzena, rijstpudding met een macht kranten erin, dikke groentensoep, Macaroni op zijn Italiaansch bereid, polenta-cake met stroop, appelmoes, appelbeignets, gemberbrood, en o, nog zooveel meer! Nadat onze grootste meisjes ons geholpen zullen hebben in het bereiden van al die heerlijke kostjes, zullen zij wel in staat zijn op goeden voet met hun toekomstige heeren gemaal te blijven!
O, lieve deugd! Ik verknoei mijn tijd met al die beuzelpraatjes, terwijl ik je toch werkelijk, werkelijk nieuws kan berichten! Wij hebben een nieuwe werkkracht, een prima nieuwe werkkracht!!
Herinner je je Betsy Kindred, 1910? Ze stond aan het hoofd van het koor en was presidente van de tooneelclub. Ik herinnerde me haar nog heel goed, ze droeg altijd zulke mooie japonnen. En stel je eens voor, ze woont maar twintig mijlen hier vandaan! Heel toevallig botste ik gisterochtend tegen haar aan, toen zij door het dorp autode, of liever gezegd, zij ontweek handig het gevaar om mij aan te rijden.
Ik had nog nooit een woord tegen haar gesproken, maar wij groetten elkaar alsof wij oude vriendinnen waren. Het is toch gemakkelijk om opvallend haar te bezitten, ze herkende me dadelijk! Ik sprong in haar car en zeide:
"Betsy Kindred, 1910, je moet met me meegaan naar mijn vondelingengesticht en me helpen mijn kinderen te catalogiseeren!"
En ik overviel haar zoodanig, dat ze werkelijk meekwam! Ze komt hier nu elke vier of vijf dagen als voorloopige secretaresse en ik zal het er wel op toeleggen om haar op den langen duur altijd hier te houden. Ze is het meest nuttige persoontje, dat ik ooit zag en ik hoop, dat ze zóó aan de vondelingen zal wennen, dat ze ze niet meer missen kan. Ik denk wel, dat ze blijft, als we het salaris hoog genoeg stellen. Ze houdt ervan, onafhankelijk van haar familie te zijn, zooals trouwens wij allen in deze gedegenereerde tijden!
In mijn groeienden ijver om mijn heele volkje in een catalogus onder te brengen, zou ik ook graag een plaatsje voor onzen dokter willen weten. Als Jervis de een of andere curiositeit van hem weet, schrijf die mij dan alsjeblieft. Hoe erger het is, hoe beter.
Hij kwam hier gisteren om de fijt in Sammy Speir's duim door te steken en daalde toen af tot mijn helblauwe zitkamer, om mij les te geven in het verbinden van den bewusten duim, want, zooals je wel begrijpen zult, zijn de plichten van de directrice menigvuldig.
Het was juist het theeuurtje, dus vroeg ik hem nog wat te blijven, en werkelijk, hij deed het! Natuurlijk niet om het plezier van mijn gezelschap te mogen genieten, maar omdat Jane juist met een schotel toast verscheen. Het bleek, dat hij om twaalf uur absoluut niets had gebruikt, en het duurde nog een heelen tijd voor er aan avondeten gedacht kon worden. Onder het eten van toast (hij at er een heele schaal van op), zag hij nog kans mij over mijn geschiktheid tot het vervullen van mijn taak te ondervragen. Had ik op de Universiteit ook colleges over sociologie geloopen? Wat wist ik van biologie af? Had ik de modelinrichting in Hastings gezien?
En op dat alles antwoordde ik frank en vrij. En toen veroorloofde ik mij de vrijheid hem ook een paar vragen te stellen. Welke training is er voor noodig om zulk een model van logica, accuratesse, waardigheid en gezond verstand te produceeren, gelijk aan het product, dat daar voor mij stond? Door taaie volharding gelukte het mij toch eindelijk een paar feiten te hooren noemen, maar och heden, ze zijn zoo burgerlijk respectabel als het maar kan. Naar hem te oordeelen zou je zeggen, dat er een vreeselijk mysterie in de familie moet schuilen, maar MacRae père is geboren in Schotland en kwam naar Amerika, om een professorszetel in Johns Hopkins te bekleeden en Robin fils werd weer voor zijn educatie naar Auld Reekie vervoerd. Zijn grootmoeder was een M'Lachlan van Strathlachan (als dat niet goed klinkt, weet ik het niet) en hij bracht zijn vacanties in de Highlands door, waar hij jaagde.
Dat was alles, wat ik uit hem kon krijgen — niets meer. Vertel me alsjeblieft eens wat aardigs over mijn vijand, de een of andere anecdote, al is die nog zoo flauw — maar liefst toch iets dat een beetje schandalig is.
Als hij nu toch zoo'n verbazend knappe man is, waarom begraaft hij zich dan in Godsnaam in zoo'n vreeslijke negorij? Je zou denken, dat zoo'n up to date geleerde in de eene hand een hospitaal en in de andere hand een morgue zou wenschen. Ben je wel zeker, dat hij niet de een of andere schandaalwekkende misdaad heeft gepleegd en zich nu voor de justitie schuil houdt?
Ik schijn een flink aantal tijdjes beschreven te hebben zonder je iets bijzonders te vertellen. Vive la bagatelle!
P.S. Op één punt ben ik tenminste gerustgesteld. Dr. MacRae zoekt zijn eigen kleeren niet uit, zulke kleinigheden laat hij aan zijn huishoudster over, de beminnelijke Juffrouw Maggie McGur-rk!
Beste Gordon,
Je rozen en je brief hielden me den heelen morgen in een allerzonnigste bui en dat is voor het eerst sinds den 14den Februari, toen ik Worcester goedendag zei.
Ik kan het je onmogelijk duidelijk maken, hoe beklemmend het
eentonige van het steeds terugkeerend gestichtsleven op mij inwerkt.
Het eenige lichtje in deze duisternis is wel het feit, dat Betsy
Kindred elke week vier dagen bij mij doorbrengt. Betsy en ik hebben
samen college geloopen en af en toe diepen we samen iets leuks op,
waarover wij eens hartelijk kunnen lachen.
Gisteren, toen wij in mijn allerafschuwelijkste zitkamer thee dronken, kwamen wij beiden in opstand tegen de opeenhooping van zooveel smakeloosheid. Wij riepen zes flinke en vernielingslievende vondelingetjes, lieten een hooge trap en een tobbe met kokend water brengen en gingen ijverig aan het werk, zoodat er in twee uur geen snipper van het afgrijselijk behangselpapier meer aan den wand plakte. Je kunt je niet voorstellen, hoe leuk het kan zijn om behangselpapier van den muur te scheuren!
Twee behangers zijn nu bezig het beste en mooiste, wat het dorp aan behangselpapier oplevert, op den wand te plakken, terwijl een Duitsche stoffeerder, op zijn knieën gelegen, de maat van mijn stoelen neemt om met een artistiek sits elke centimeter schelblauw pluche te bedekken.
Word alsjeblieft niet zenuwachtig! Dit beteekent heusch niet dat ik, nu alles zoo mooi wordt, van plan ben mijn leven in het gesticht te eindigen. Ik wil het alleen maar voor mijn opvolgster dragelijk maken. Ik durf Judy niet te bekennen hoe vreeselijk ellendig ik het hier vind, want ik wil naar het zonnige Florida geen onweerswolken zenden, maar als ze naar New-York terugkeert, zal mijn officiëele ontslagaanvrage in de brievenbus haar opwachten!
Ik wilde je een langen brief schrijven als blijk van mijn overgroote dankbaarheid voor de heerlijke bloemenzending en voor de ontvangen zeven bladzijden, maar twee van mijn pleegkinderen houden onder mijn raam een verwoed gevecht. Ik zal trachten hen te scheiden.
Lieve Judy,
Ik heb het John Grier Home een klein geschenk aangeboden: de vernieuwing en verfraaiïng van de zitkamer van het John Grier Home. Ik zag n.l. bij mijn aankomst bij den eersten oogopslag, dat noch ik noch eenige mijner opvolgsters in het schelblauw van Miss Lippett's pluche zich op haar gemak zouden voelen. Je weet dat ik het erop toeleg, om mijn opvolgster tevreden te stellen en haar tot blijven te inspireeren.
Betsy Kindred hielp mij bij de verandering van Mrs. Lippett's collectie van afgrijselijkheden en wij brachten een symphonie van flets blauw en goud tot stand. Het is nu de aardigste kamer, die je ooit betreden hebt en ze zal zeker zeer gunstig op 't schoonheidsgevoel van onze kinderen inwerken.
Wij hebben nieuw behang aan de muren en een nieuw kleed op den grond, mijn eigen Perzisch kleed, dat mijn lieve familie mij uit Worcester nazond. En wij hebben ook smaakvolle gordijnen voor de drie ramen hangen, die het prachtige uitzicht, tot nu toe door grove kanten overgordijnen verborgen gehouden, vrij laten uitkomen. Dan staan er nog een nieuwe gezellige tafel, een paar lampen, boeken en schilderijen en etsen en o ja, een open haard! Miss Lippett had de schouw laten sluiten, omdat zij beweerde, dat het er door tochtte.
Ik heb nog nooit zoo sterk ondervonden hoe gunstig een smaakvolle omgeving op je zielerust inwerkt. Ik zat gisteravond zoo tevreden in mijn kamer en genoot van mijn vuur, dat prachtige lichtplekken op zijn mooi artistiek vuurscherm wierp, en ik verzeker je, dat de kat van het huis voor het eerst spon toen ze zich in een balletje voor het vuur rolde.
Maar eigenlijk is de vernieuwing van mijn zitkamer het minst nuttige van alles wat er gedaan moet worden. De zalen van de kinderen schreeuwen alle zoo naar verbetering, dat ik niet weet, waar te beginnen. Die afschuwelijke donkere speelkamer op het Noorden is gewoonweg een schandaal, maar het is niet minder erg gesteld met onze afzichtelijke eetzaal of de ongeluchte slaapzalen of de waschzaal met zijn paar kuipen.
Zou het niet mogelijk zijn, als we heel zuinig te werk gaan, om dit dompige oude krot tot den grond toe te laten af branden en er gezellige, goed gebouwde buitenwoningen voor in de plaats te zetten (zulke echt gezellige cottages)? Als ik naar de plaat van dat prachtige gesticht te Hastings kijk, wordt mijn hart met afgunst vervuld! Het zou heerlijk zijn om aan het hoofd van een gesticht, ingericht zooals dat, te staan; maar raadpleeg me in elk geval als je bij je terugkomst in New-York conferenties met architecten houdt, betreffende de vernieuwing van ons gesticht, want buiten allerlei kleinigheden zou ik wenschen, dat er rondom de slaapzalen een groote waranda gebouwd wordt.
En weet je waarom? Wel, dat zal ik je zeggen. Het grootste deel van onze kinderen blijkt aan bloedarmoede, bloedarmoede en nog eens bloedarmoede te lijden. (Wat een afgrijselijk woord, vind je niet?) en een groote massa hebben vaders of moeders of ooms of tantes, die aan tuberculose zijn gestorven, weer anderen hebben dronkaards in hun familie. Zij hebben dus in de eerste plaats frissche lucht en eerst in de tweede plaats een goede opvoeding noodig. En als het goed is voor het ziekelijke deel, dan zal het toch zeker voor de anderen ook niet kwaad zijn. Ik zou wenschen dat elk kind 's winters zoowel als 's zomers in de open lucht zou kunnen slapen, maar ik begrijp heel goed, dat de heele rommel in de lucht zou vliegen als ik zulk een bom op de Regenten wierp.
O ja, van regenten gesproken, ik had een gesprek met den WelEd. Gestr. Heer Cyrus Wykoff en werkelijk, ik geloof, dat ik aan dien man nog meer het land heb dan aan Dr. Robin MacRae of aan Miss Smith of aan de kokkin. Ik schijn zoo langzamerhand een genie in het ontdekken van vijanden te worden.
Mr. Wykoff kwam hier den laatsten Woensdag aanloopen om eens met de nieuwe directrice kennis te maken.
Nadat hij zich in mijn allergemakkelijksten armstoel had neergelaten, maakte hij een aanvang met de goede besteding van zijn dag. Hij vroeg mij wat mijn vader deed en of hij er wel of niet goed bij zat. Ik vertelde hem, dat mijn vader leeren broeken vervaardigt en dat zelfs in deze moeilijke tijden de vraag voor dit nuttig artikel nogal gestadig is. Hij scheen opgelucht, waarschijnlijk voelt hij zeer veel voor dit onverslijtbaar, dus nuttig en zuinig kleedingstuk of is hij bang geweest, dat ik familie van een dominee of een professor, of een schrijver zou zijn en geheel onmogelijke ideaaltjes zou hebben met geen greintje gezond verstand, want Cyrus heeft een grooten eerbied voor gezond verstand.
En wat was wel mijn opleiding voor deze positie?
Ja zie je, dat was een vraag die mij een beetje in het nauw bracht. Ik bracht mijn studies aan de Universiteit te berde en de lezingen, die ik op de School of Philantropy gevolgd had. Daarna zeurde ik nog wat over het sociale werk, dat ik onder het personeel van mijn vader had verricht en de enkele bezoeken, die ik aan het tehuis van vrouwelijke drankzuchtigen had afgelegd.
En bij dat alles knorde hij instemmend.
Ik voegde er nog aan toe, dat ik den laatsten tijd een studie had gemaakt van kinderen, die door den staat worden opgevoed en ik noemde mijn zeventien gestichten op.
Hij knorde weer (als een dik, zelfvoldaan zwijn) en zeide, dat hij
niet veel belang stelde in deze nieuwerwetsche
liefdadigheidsinrichtingen.
Juist op dat oogenblik trad Jane binnen met een groote doos rozen, die mij die goede Gordon Hallock geregeld twee maal in de week stuurt om het huis wat op te vroolijken.
Onze regent stelde mij aan een verontwaardigd verhoor bloot. Hij wenschte te weten vanwaar ik deze bloemen kreeg en was zichtbaar verlicht, toen hij hoorde dat ik het geld van het gesticht er niet voor verspilde. Toen wilde hij weten wie Jane was. Ik had die vraag wel voorzien en barstte los:
"Dat is mijn kamenier".
"Uw wat????!!!!", bulderde hij, vuurrood wordend.
"Mijn kamenier".
"Wat doet die hier?" Ik vermeldde heel lieftallig de details. "Ze verstelt mijn kleeren, poetst mijn schoenen, houdt mijn lessenaar in orde en wascht mijn haar".
Ik dacht werkelijk dat de dikkert springen zou en voegde er dus welgezind aan toe, dat ik haar salaris uit mijn eigen zak betaalde en het gesticht elke week 5.50 voor haar logies gaf en dat ze niet veel at, al was ze dik.
Hij zeide dat ik wel een van de kinderen in mijn persoonlijker dienst mocht nemen.
Ik legde hem daarop uit, nog altijd beleefd maar grondig verveeld, dat Jane al vele jaren in mijn dienst was geweest en absoluut onmisbaar was.
Ten slotte nam hij afscheid nadat hij mij nog eens verzekerd had, dat hij Miss Lippett nog nooit op een enkele fout had kunnen betrappen.
"Ze was een Christin met gezond verstand en geen overdreven denkbeelden, maar met een groote dosis soliditeit...." Hij hoopte dat ik verstandig genoeg zou zijn om aan haar een voorbeeld te nemen....
En wat denk jij daarvan, mijn lieve Judy?
De dokter kwam hier een paar minuten later binnenvallen en ik herhaalde hem woordelijk alles wat de WelEd. Gestr. Cyrus zich verwaardigd had tegen mij te zeggen. Voor de eerste keer van ons leven waren de dokter en ik het gloeiend eens.
"Ja, aan Miss Lippett moet u zeer zeker een voorbeeld nemen", bromde hij. "Lieve God, schenk dien opgeblazen ezel eens wat werkelijk gezond verstand!"
En dat werd alles in het Schotsch gezegd, een zeker kenteeken dat onze dokter boos is. Mijn laatste bijnaam voor hem is (met het oog op de kleur van zijn haar en altijd achter zijn rug natuurlijk) "Sandy".
Sadie Kate zit op den grond terwijl ik schrijf, ze haalt mijn zij uit de war en windt die netjes op rolletjes voor Jane, die al geheel aan mijn heksje gewend is geraakt.
"Ik schrijf aan Tante Judy", zeg ik tegen Sadie Kate. "Wat moet ik voor jou aan Tante Judy schrijven?"
"Wie is Tante Judy?"
"Dat is de tante van elk goed kind hier in huis".
"Zeg haar dan dat ze hier moet komen en lekkere kandijklontjes voor ons mee moet brengen", dat was haar antwoord.
En dat doe ik dan ook hierbij.
Veel groeten aan onzen President.
Mevrouw Judy Abbott Pendleton.
Lieve Mevrouw,
Uwe vier brieven, twee telegrammen en drie cheques zijn in mijn bezit
gekomen. Uwe bevelen zullen zoo spoedig uitgevoerd worden als voor
zekere overwerkte directrice slechts mogelijk is.
Ik liet de eetkamer-geschiedenis aan Betsy Kindred over en stelde haar een limiet van 100 dollar voor de opvroolijking van dat ellendige hol. Ze nam het voorstel aan, pikte de vijf blijkbaar handigste kinderen eruit om haar bij haar werkzaamheden de behulpzame hand te bieden en sloot de deur. Nu eten onze kinders al drie dagen lang aan lessenaars in de schoolkamer. Ik heb geen flauw benul wat Betsy uitvoert, maar ze heeft een veel en veel beteren smaak dan ik, dus het zou onzinnig zijn om er tusschen te komen. En weet je, het is zoo'n goddelijk iets, dat je een werk uit handen kunt geven en weet, dat het goed zal gaan. Met alle respect voor mijn staf gesproken, vind ik toch dat ze bijster weinig idee voor nieuwerwetsche denkbeelden hebben en liever in den ouden sleur doorleven. Volgens hen moet het leven in het John Grier Home in denzelfden trant nog heden voortgaan zooals het indertijd door den nobelen John Grier in 1875 werd gesticht.
Werkelijk, liefste Judy, je idee om aan de directrice een aparte eetkamer te geven (wat ik met mijn sociale denkbeelden in het eerst verwerpelijk vond) is mijn heil gebleken. Als ik doodop ben, eet ik alleen, maar af en toe vraag ik een van den staf te gast en in de beperkte intimiteit van de kleine tafel weet ik dan altijd mijn zin door te drijven. Zoo vraag ik Miss Snaith te dineeren wanneer ik denk dat het eindelijk tijd wordt die goede ziel voor mijn verschelucht-plannen te winnen, en tusschen het genot van bevroren kalfsvleesch door hapt ze zuurstof met volle lepels.
Bevroren kalfsvleesch is een idee van onze kokkin en volgens haar een ideale schotel. De volgende maand zal ik eens voor het personeel een behoorlijk menu opstellen, maar nu zijn er nog zoo veel belangrijker zaken te regelen dan onze maaltijden, dat wij ons zoo lang maar met bevroren kalfsvleesch moeten troosten.
Buiten mijn deur weerklinkt op het oogenblik een allervervaarlijkst leven, een kleine engel heeft klaarblijkelijk een anderen kleinen engel de trap afgesmeten, maar onverstoord schrijf ik door: als je een paar dagen met onze kinderen doorbrengt, wen je wel aan wat lawaai.
Heb je Leonora Fenton's kaartje gekregen? Ze schijnt met een missionaris getrouwd te zijn en gaat in Siam wonen. Wat zeg je daarvan? Heb je ooit aan zoo iets absurds gedacht? Denk eens aan, Leonora de vrouw van een missionaris!
Toch is ze ten slotte niet gekker dan ik, die in een vondelingengesticht ben verhuisd of als jij, die nu een waardige trouwe echtgenoote bent of Marty Keene, de ster van Parijs. Geloof je ook niet dat ze in rijkostuum naar bals van gezanten en van de haute monde gaat? Wat ter wereld geeft zij om zulke kleinigheden! Wat vliegt die tijd toch en wat een verschillende richtingen zijn onze collega's uitgevlogen!
O, daar komt net de mail! Een oogenblik alsjeblieft. Ik moet een heerlijken, dikken brief uit Washington lezen.
Niet zoo erg heerlijk, een beetje brutaal zelfs! Gordon kan maar niet over het idee heen, dat het alleen maar een idiote grap is, dat Sallie McBride de leiding over 113 vondelingen heeft. Maar als hij maar een paar dagen in mijn plaats zou zijn, zou hij wel leeren inzien, dat het niet zoo leuk is. Hij zegt dat hij hier zal komen op zijn eerste reisje naar het Noorden en dan de beweging eens van dichtbij wil opnemen. Hoe zou je het vinden als ik hem dan hier met het karweitje achterliet en fluks even naar New-York overwipte om inkoopen te doen. Onze lakens zijn alle versleten en wij hebben niet meer dan 211 dekens in huis.
Singapore, mijn lieve dolle hond, zendt je het eerbiedig bewijs van zijn liefde.
Mijn liefste Judy.
Je moest eens kunnen zien, wat Betsy Kindred met haar honderd dollars van de eetkamer heeft gemaakt!
Het is een duizelingwekkende droom, waarin geel de hoofdkleur is. Omdat het een kamer op het Noorden is, dacht zij, dat ze het er 'n de eerste plaats vroolijk moest laten uitzien en dat is haar uitstekend gelukt. De muur is lichtgeel geworden met een fries van kleine, mollige konijntjes, die elkaar achterna huppelen. Al het houtwerk, tafels en stoelen incluis, is lichtgeel geverfd. Inplaats van tafelkleeden, wat natuurlijk onbereikbaar is, hebben we linnen kleedjes, waarop alweer konijntjes lustig elkaar achterna jagen. En we hebben ook gele glazen, voorloopig gevuld met rietpluimen, maar wachtend op paardenbloemen en madeliefjes en boterbloemen. En we hebben ook nieuwe borden, Judy, wit met boterbloemen erop. (Tenminste dat vermoed ik, ofschoon het misschien ook wel gele rozen kunnen zijn, ongelukkigerwijs is er geen deskundige hier in huis die hierover uitspraak kan doen). En wat het mooist van alles is, we hebben servetten, echte servetten! De eerste, die ze hier in huis in hun heele leven te zien hebben gekregen! De kinderen dachten, dat het zakdoeken waren en veegden er vol aandacht hun neuzen aan af.
Om de opening van de nieuwe zaal te vieren, hadden we roomijs en cake en dessert. Het is zoo heerlijk om deze kinderen eens anders dan hangerig en onverschillig-gehoorzaam te zien, dat ik haast op het idee ben gekomen om prijzen uit te loven voor leuke brutaliteiten — voor iedereen met uitzondering van Sadie Kate. Die lawaaide met haar mes en vork op de tafel en zong: "Welkom in deze gouden hallen".
Je herinnert je zeker wel die prachtige tekst boven de eetkamerdeur: "God de Heer behoedt U". We hebben die heelemaal weggeschilderd en de plek met huppelende konijntjes bedekt. Het is heel gemakkelijk zoo'n leer te verkondigen aan kinderen, die een vader en moeder hebben en een eigen dak om onder te slapen, maar iemand, die altijd in alles op zichzelf is aangewezen, moet een krachtiger spreuk tot steun meekrijgen.
"God heeft je twee handen en hersens gegeven en een groote wereld om ze te gebruiken — gebruik ze goed, en het zal je goed gaan. Gebruik ze slecht en je zult honger lijden", is ons motto.
Gedurende den tijd, dien ik hier ben, ben ik elf kinderen kwijt geraakt. De gezegende State Charities Aid Association hielp me van drie kinderen af, die allen in vreeselijk aardige gezinnen zijn ondergebracht. Een zal er zelfs door die familie wettig worden aangenomen als ze in den smaak valt. En dat zal beslist gebeuren, daarvan ben ik vast overtuigd. Ze was het modelkind van ons gesticht, gehoorzaam en beleefd, met krullend haar en aardige maniertjes, juist het soort meisje dat elke familie noodig heeft.
Wanneer een paar ouders een pleegkind uitzoeken, sta ik erbij met een popelend hart en 't gevoel alsof ik het levenslot van het arme schaap in mijn handen houd. Een kleinigheid maar kan dan zulke groote gevolgen hebben; het kind glimlacht en een liefhebbend ouderhuis zal voor haar worden opengesteld — ze niest en de kans is verkeken!
Drie van onze oudere jongens zijn op farms geplaatst, een zelfs in het Westen op een Ranch ! En nu loopt het verhaal dat hij een cowboy is geworden en tegen de Indianen en grijze beren te velde trekt, hoewel ik eigenlijk geloof dat hij in werkelijkheid voor het vredelievend werk van den boekweitoogst is aangenomen. Hij verdween als een romanheld, nagekeken door de verlangende oogen van 25 avontuurlijke boys, die allen met een zwaar hart naar het eentonig-veilige John Grier Home terugkeerden.
Vijf andere kinderen zijn naar de gestichten gestuurd, waar ze thuis hooren. Een van hen is doof, een ander epileptisch en de drie overigen waren idioot. Geen van die vijf had hier ooit aangenomen mogen worden. Dit is een gesticht, waar de kinderen opgevoed worden, meer niet, en wij kunnen onze krachten niet verspillen met de zorg voor halfzieke en abnormale schepseltjes.
Vondelingengestichten zijn iets uit de oude doos: wat ik wil oprichten is een kostschool voor den physieken, moreelen en geestelijken groei van kinderen, wier ouders niet in staat waren voor hen te zorgen. "Vondeling" is ook meer de algemeens benaming voor onze kinderen, een heeleboel zijn absoluut geen vondelingen. Die hebben een lastigen en allervervelendsten vader of moeder, die geen afstand van het kind wil doen, waardoor ze ook nergens als pleegkind kunnen worden opgenomen. Maar die, bij wie het wel mogelijk is, zouden veel meer op hun plaats zijn in een gezellig huis, wat veel en veel beter voor hen is dan de prachtigste modelinrichting, die er op aarde bestaat. Dus zoek ik zooveel mogelijk naar dat soort huizen.
Je moest maar eens wat aardige families gaan bezoeken op de verre reizen, die je maakt. Kun je er niet ettelijke aanporren om kinderen aan te nemen, bij voorkeur jongens, want daar hebben we een overvloed van en juist die wil niemand hebben. Laten ze nu nog eens vertellen, dat wij, vrouwen niet begeerd worden! Niets dan anti-manlijke gevoelens maken zich van de ouders meester, bij het uitzoeken van een pleegkind!
Ik zou wel een duizend kleine meiskes met blonde haren kunnen
plaatsen, maar een stevige, levenslustige boy van 9 tot 13 is een
artikel, waarvoor de markt zeer flauw gestemd is.
Zou 't niet goed zijn als heerenclubs jongens konden aannemen, alleen maar om de jongelui tot vader op te voeden? De kinderen zouden dan in een lieve, fatsoenlijke familie uitbesteed worden en door de verschillende leden van het gezin Zaterdagmiddags mee uit genomen worden. Ze zouden hen van voetbalwedstrijden en van het circus laten genieten en hen dan weer naar huis laten gaan als ze zich genoeg met hen geamuseerd hadden, net als wij doen met een boek uit de leesbibliotheek. En dat zou voor jonggezellen werkelijk heel goed zijn, want de menschen spreken er altijd over, dat in een jong meisje vroeg het moeder-idee gewekt moet worden, maar waar wordt tegenover de jongens gesproken, dat ze waardig moeten zijn om vader te kunnen worden? Waarom zouden we onze jongens dan niet tot vader opleiden en door de first class clubs van den staat eerst propaganda voor het idee laten maken? Laat Jervis alsjeblieft hierover eens in zijn diverse clubs spreken, dan zal ik er Gordon in Washington op af sturen. Die twee heeren zijn leden van zooveel clubs, dat ze op het minst over een twaalftal jongens kunnen beschikken.
Lieve Judy,
Ik gevoel aardig berouw over mijn 113-voudig moederschap.
Wie denk je, dat er gisteren bij ons binnenstapte? Niemand anders dan Gordon Hallock, die op zijn terugreis naar Washington ons vredig dorpje aandeed. Hij zei wel dat het net op zijn weg lag, maar de landkaart in de schoolkamer leerde mij wel anders.
O kind, je weet niet hoe blij ik was hem weer te zien! Vergeet niet dat het de eerste glimp van de buitenwereld was, die tot mij doordrong sedert ik mij hier heb ingekerkerd. En hij had zooveel interessante dingen te bespreken! Hij kent het neusje van den zalm van alle nieuwtjes, waarvan we in de kranten maar den buitenkant vernemen en voor zoover ik een oordeel kan vellen over die soort dingen, geloof ik dat hij het sociale middelpunt is van alles wat er in Washington omgaat. Ik wist altijd wel dat hij als staatsman carrière zou maken, dat ligt nu eenmaal op zijn weg. Geen twijfel aan.
Je kunt je niet voorstellen hoe heerlijk opgeruimd ik me gevoelde, net alsof ik na lange zwerftochten mijn eigen huis weer had bereikt. Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik vreeselijk naar iemand verlangde die weer eens echte nonsenspraatjes met me zou houden. Betsy gaat aan het einde van elke week naar huis toe en de dokter heeft conversatie genoeg — maar lieve deugd, alles is bij hem zoo afschuwelijk logisch! Maar Gordon behoort tot de zelfde wereld als ik — de wereld van leuke clubs en auto's en bals en sport en levendigheid. Misschien is het wel een heel armzalig, leeg leventje maar het is nu eenmaal mijn leven. En dat leven heb ik vreeselijk gemist. Je krachten ten dienste van het sociale leven stellen is theoretisch heel bewonderenswaardig en zeer interessant, maar Judy, wat is het doodelijk vervelend in al zijn kleine bijzonderheden! Ik ben bang dat ik niet geboren ben om recht te maken wat krom is!
Ik probeerde Gordon ook wat belang in mijn werk in te boezemen en liet hem van alles zien, maar hij wou mijn kinderen met geen oog verwaardigen. Hij denkt dat ik alleen maar hier kwam om hem dwars te zitten, wat ook werkelijk niet ver van de waarheid is. Jouw sirene zou me nooit van het pad der frivoliteit gelokt hebben, als Gordon het niet zoo allerverschrikkelijkst vermakelijk had gevonden, dat ik aan het hoofd van een vondelingengesticht zou staan. Ik kwam hier om hem te laten zien dat ik er inderdaad toe in staat ben, en nu ik in de gelegenheid ben om hem het bewijs te leveren, weigert die naarling om er zich van te overtuigen.
Ik vroeg hem ten eten maar waarschuwde hem van te voren voor het bevroren kalfsvleesch. Hij bedankte omdat hij vond, dat ik een verandering noodig had. Dus gingen we maar naar Brantwood Inn en aten kreeft. Ik was totaal vergeten, dat er nog zulke schotels bestonden!
Vanmorgen om zeven uur werd ik door een aanhoudend verwoed telefoongeschal gewekt. Het was mijn lieve Gordon, die al aan het station was om zijn reis naar Washington te hervatten. Hij verkeerde in een heel andere stemming dan gisteren, en maakte veel verontschuldigingen omdat hij geweigerd had naar mijn kinderen te kijken. Hij had dat niet nagelaten omdat hij niet van kinderen houdt, zeide hij, maar alleen omdat hij ze niet naast mij kon zien, en om een bewijs van zijn goede bedoelingen te geven, zou hij hun een zak apenootjes sturen.
Ik voel me nu zoo frisch en opgevroolijkt na dat korte bezoek, alsof ik wel een maand vacantie had gehad. Zonder twijfel is voor mij een uurtje babbelen gezonder dan een liter staal en een duizendtal van die beroemde staalpillen.
Je bent me twee brieven schuldig, lieve dame! Doe die schuld maar tour de suite af of je hoort nooit meer iets van me.
Mijn waarde vijand,
Ik verneem, dat u gedurende mijn afwezigheid een bezoek hebt afgelegd en een groote herrie te weeg hebt gebracht. U zeide, dat Miss Snaith de kinderen niet de portie levertraan heeft toegediend, die hun rechtens toekomt.
Het spijt mij zeer wanneer uw geneeskundige orders niet stipt zijn uitgevoerd, maar u moest, dunk mij, toch weten dat het zeer moeilijk is deze onaangenaam riekende vloeistof in de magen van jankende kinderen te doen verdwijnen en die arme Miss Snaith is een zeer overwerkt persoontje. Zij heeft tien kinderen meer dan eenige vrouw ter wereld ooit geschonken moesten worden en zoolang wij geen nieuwe assistente voor haar gevonden hebben, kan zij niet elk uwer orders zoo stipt uitvoeren als zij wel zou wenschen te doen.
Bovendien, mijn waarde vijand, is deze dame zeer gevoelig van aanleg en zou ik liever hebben dat u uwe strijdlustigheid op mij koelt, indien u weder eens een dergelijke stemming bekruipt. Begaafd, als ik ben, met een harde olieachtige huid zou ik er niets om geven, maar deze arme dame heeft zich in een soort hysterische bui in haar kamer teruggetrokken, negen lammerende babies alleen achterlatend en vertrouwend, dat de een of andere goede ziel die schapen wel in bed zou stoppen.
Indien u misschien een poeder hebt dat kalmeerend op haar door u geschokte zenuwen inwerkt, stuurt u het mij dan alstublieft met Sadie Kate.
Geachte Dr. MacRae,
Ik wil absoluut geen dom figuur slaan. Ik vraag u alleen maar dat u met al uw klachten bij mij komt en mijn staf niet in een dergelijke stemming achterlaat, zoo als gisteren het geval was.
Ik zal er voor zorgen dat al uwe orders stipt uitgevoerd worden (ten minste die orders, welke een medisch karakter dragen). Werkelijk blijkt het een feit te zijn, dat wij hier met een nalatigheid te doen hebben. Ik weet niet wat er met die veertien flesschen levertraan, waarover u zoo'n herrie hebt gemaakt, gebeurd is; ik zal er een ernstig onderzoek naar instellen.
Maar ik kan werkelijk, om verschillende redenen, die arme Miss Snaith niet op de bondige wijze, waarop u dat verlangt, de deur uitzetten. Een feit is het dat zij in zekere opzichten te kort schiet, maar ze is vriendelijk voor de kleintjes en als wij er een oogje op houden, zal het voorloopig wel gaan.
Met beleefde groeten,
Waarde vijand,
Soyez tranquille. Ik heb mijn orders gegeven en in het vervolg zullen de kinderen alle levertraan krijgen, die hun door u wordt voorgeschreven. Zoo ziet u, dat een flinke man toch altijd zijn zin krijgt!
Beste Judith,
Het gestichtsleven gaat weer zijn gewone gangetje, nadat op de groote levertraan-oorlog, waarin onze dokter de overwinning behaalde, weer vrede gevolgd is. De eerste aanval had op Donderdag plaats, maar ik miste ongelukkigerwijze dat begin, omdat ik juist met een paar van de kinderen in het dorp boodschappen deed. Bij mijn terugkomst stond het heele huis van groot tot klein op stelten: onze vurige dokter had een visite afgelegd!
Sandy heeft twee groote hartstochten: een voor levertraan en een voor
spinazie, en ongelukkig genoeg valt geen dezer beide stokpaardjes in
den smaak van onze kinderen.
Een tijdje geleden (nog voordat ik hier was) heeft hij aan alle bloedarme schapen levertraan voorgeschreven en aan Miss Snaith opgedragen voor de uitvoering van zijn orders te zorgen. Gisteren heeft hij op zijn achterdochtige, Schotsche manier nagespoord, waarom die arme kleine schapen niet zoo vlug als hij dacht dat mogelijk was, dik en rond en blozend werden en bij dien speurtocht heeft hij een schrikwekkend schandaal ontdekt: Zij hebben al drie weken lang geen lepel levertraan geproefd! Toen brak de bom los en alles was in rep en roer! Betsy zei dat ze Sadie Kate voor de een of andere boodschap er uit moest sturen, omdat zijn taaltje niet bepaald voor kinderooren geschikt was. Toen ik thuis kwam, was hij al vertrokken. Miss Snaith had zich in haar vertrek teruggetrokken, smeltend in tranen, en 't raadsel van de niet verorberde 14 flesschen levertraan was nog altijd niet opgelost. Hij had die arme Miss Snaith er lieflijk van beschuldigd, dat zij die flesschen levertraan stiekum had leeg gedronken. Stel je voor! Dat onbeduidende menschje, dat er zoo onschuldig uitziet, zou me daar dien goddelijken drank van die arme, hulpelooze vondelingetjes hebben gestolen om er stilletjes zelf van te genieten!
Haar verdediging bestond uit hysterische beweringen, dat ze van de kinderen hield en volgens haar geweten haar plicht had gedaan. Ze vond het niet goed de babies medicijnen in te geven, dat leek haar slecht voor die kleine maagjes! Je kunt je voorstellen wat Sandy daarop heeft geantwoord! O lieve deugd, wat is het toch jammer dat ik die heerlijke scène juist moest missen!
De onweersbui woedde nog drie dagen lang en Sadie Kate liep haar voetjes open bij het heen en weer draven met gepeperde boodschappen van den dokter naar ons en vice versa! Alleen maar in de hoogst dringende gevallen doe ik zulke zaken telefonisch af, want hij bezit een oude draak van een huishoudster, die aan het toestel beneden in het huis alle gesprekken afluistert, en de schandalen van het John Grier Home mogen niet verbreid worden. De dokter eischte Miss Snaith's onmiddellijk ontslag en ik weigerde. Natuurlijk is het waar, dat zij een absoluut onzelfstandig onbeduidend oud menschje is, maar het is ook een feit, dat ze van de kinderen houdt en, met goed toezicht, wel bruikbaar is.
En bovendien kan ik, met het oog op haar verheven familierelaties, haar niet als een dronken keukenmeid het huis uitzetten. Ik hoop haar mettertijd op een nette wijze eruit te krijgen. Ik hoop haar aan het verstand te brengen, dat een winter in Canada heel goed op haar gestel zal inwerken. En dan komt er nog bij, dat alles door den dokter zoo bruut en gebiedend wordt voorgeschreven, dat het een lust is juist het tegenovergestelde te doen. Als hij zegt dat de wereld rond is, zal ik stokstijf blijven volhouden, dat het beslist een driehoek moet zijn.
Maar ten slotte is toch ook deze zaak geregeld na drie vermakelijke dagen. Een heel kort excuusje heb ik er bij hem nog weten uit te krijgen, omdat hij zoo vreeselijk onaardig tegenover die arme oude dame is geweest, terwijl zij een volledige bekentenis heeft afgelegd met veel beloften voor de toekomst. Het schijnt dat zij het niet over zich kon verkrijgen om die arme schapen dat ellendige goed in te geven, en daar zij aan den anderen kant zich ook niet tegen Dr. MacRae dorst te verzetten, heeft zij de laatste veertien flesschen in een donker hoekje van den kelder verborgen. Hoe ze over dien voorraad op den duur wilde beschikken, is mij nog onbekend. Kun je levertraan misschien beleenen?
* * * * *
Later:
De vredesonderhandelingen eindigden heden namiddag en Sandy had zich net waardig teruggetrokken, toen de WelEd. Gestr. Heer Cyrus Wykoff aangemeld werd. Twee vijanden binnen het uur is toch werkelijk te veel!! De WelEd. Gestr. was verschrikkelijk onder den indruk van de nieuwe eetzaal, vooral toen hij hoorde, dat Betsy die konijntjes met haar leliewitte handjes eigenhandig geschilderd had. Konijntjes op den muur te schilderen is volgens hem het aangewezen werk voor een vrouw, maar een positie als de mijne te bekleeden lijkt hem zeer buitengemeen! Ook vindt hij, dat Mr. Pendleton veel verstandiger had gedaan, door mij niet zoo de vrije hand te laten bij het uitgeven van zijn geld.
Terwijl wij nog steeds Betsy's konijntjes bewonderden, drong een vreeselijk geraas van de keuken tot ons door. Wij snelden toe en vonden Gladiola Murphy schreiend bij de ruïne van vijf gele borden. Het is zeer schadelijk voor mijn zenuwen om het geruisch van brekende borden te moeten verdragen wanneer ik alleen ben, maar het wordt gevaarlijk als zulks in tegenwoordigheid van een WelEd. Gestr. geschiedt.
Ik zal trachten die borden zoo goed mogelijk in hun oorspronkelijken staat terug te brengen maar, als je het John Grier Home nog in zijn ongeschonden schoonheid wilt bewonderen, zou ik je aanraden vlug naar het Noorden te vertrekken.
Mijn lieve Judy,
Ik kom zoo juist van een dame, die haar man met een baby wil verrassen. Ik heb veel moeite gedaan om haar aan het verstand te brengen, dat, waar hij voor het kind levenslang zal moeten zorgen, zij hem zeker wel van te voren over deze daad mag raadplegen. Zij bleef maar volhouden, dat het hem niets aanging, omdat het grootste werk in uitkleeden, wasschen en opvoeden bestond en haar en niet haar man te beurt zou vallen. Ik begin heusch medelijden met onze mannen te krijgen. Sommigen van hen schijnen al heel weinig rechten te bezitten!
Zelfs onze strijdlustige Schot schijnt mij een slachtoffer van vrouwelijke tirannie te zijn en wel die van zijn huishoudster. Het is schandelijk zooals Maggie McGurk dien man verwaarloost! Ik heb het noodig geacht hem onder de hoede van een vondeling te stellen. Sadie Kate, die met gekruiste beenen op het haardkleedje zit, is juist bezig met een bezorgd huismoedergezichtje de knoopen aan zijn jas te naaien, terwijl hij boven de babies inspecteert.
Je zou het nooit gelooven maar Sandy en ik gaan op droge Schotsche manier werkelijk aan elkaar wennen. Hij heeft het nu als gewoonte aangenomen elken middag, wanneer hij van zijn bezoeken thuis komt, tegen vier uur bij ons aan te loopen om er zich van te overtuigen, dat er geen cholera- of zwarte pokken-geval of wel de pest bij ons heerscht en dan klopt hij om vijf uur bij mij aan om over gemeenschappelijke belangen te spreken.
Denk je dat hij voor mij komt? O neen, dat is het niet! Hij komt alleen maar om zijn kopjes thee en de toast met marmelade in ontvangst te nemen. Die man heeft een hongerige uitdrukking in zijn oogen. Zijn huishoudster schijnt hem niet genoeg te eten te geven. Zoodra ik een beetje meer over hem te zeggen heb, zal ik hem opstoken zich er tegen te verzetten.
Intusschen is hij zeer dankbaar voor al het eetbare dat ik hem reik, maar, o Judy, hij is zoo typisch in zijn pogingen om beleefd te zijn. De eerste maal hield hij zijn kopje in zijn eene en zijn bord met toast in zijn andere hand, terwijl hij blijkbaar naar een derde hand zocht om mee te eten. Nu heeft hij echter het probleem opgelost. Hij trekt zijn teenen in en zet zijn knieën naast elkaar en dan maakt hij van zijn servet een lange worst, waarmede hij de holte tusschen zijn knieën opvult zoodat hij een werkelijk bruikbaren schoot produceert. Dan blijft hij onbeweeglijk zitten totdat zijn thee op is. Ik geloof dat ik eigenlijk voor een tafeltje moest zorgen, maar Sandy met zijn stijve knietjes is een van de weinige amusante oogenblikken die ik heb en ik zou ze niet graag missen.
Daar komt net de post! Zeker een brief van jou! Brieven vormen een heerlijke afwisseling in dit eentonig leven. Als je je directrice te vriend wilt houden moet je haar maar veel schrijven!
* * * * *
Ik heb de mail in ontvangst genomen en den inhoud genoteerd. Breng alsjeblieft mijn hartelijken dank over aan Jervis voor die drie krokodillen in een moeras. Hij schijnt een zeldzaam goeden smaak te bezitten, wat wel bij het uitzoeken van zijn prentbriefkaarten blijkt. Je geïllustreerde brief van zeven tijdjes uit Miami komt net gelijktijdig aan. Ik zou Jervis dadelijk in dien palmboom herkent hebben, zelfs zonder verklarend kruisje. Ik heb ook een allerliefsten brief van zekeren jongen man in Washington gekregen, eveneens een boek en een groot pakket kandijklontjes. De baal apenootjes voor de kinderen heeft hij per expresse verzonden. Heb je ooit zooveel liefs bij elkaar gezien?
Jimmie verblijdt mij met de mededeeling, dat hij mij op komt zoeken zoodra Vader hem maar op de fabriek kan missen. De arme jongen heeft toch zoo het land aan die fabriek! Niet omdat hij lui is, maar hij stelt nu eenmaal geen belang in leeren broeken. Vader kan zoo'n gebrek aan smaak niet begrijpen. Nadat hij de fabriek heeft gebouwd, heeft hij een hartstocht opgevat voor alles wat naar leeren broeken zweemt en dat diende zijn oudste jongen natuurlijk van hem geërfd te hebben! Ik vind het verbazend gemakkelijk dat ik als dochter geboren ben. Mij is nooit gevraagd of ik van broeken hield, maar ik mag net doen wat ik wil en zelfs directrice van een vondelingengesticht worden!
Maar om op mijn mail terug te komen: daarbij is ook een brief van een grossier in koloniale waren, die beweert, dat hij buitengewoon goedkoop allerlei soorten van havermout, rijst, meel gedroogde pruimen en appelen kan leveren en dat hij groote leveranties krijgt voor de gevangenissen en veel liefdadigheidsinrichtingen! Dat klinkt niet veelbelovend, vind je wel?
Ik heb ook een paar brieven van boeren, die allen een stevigen jongen van een jaar of veertien willen hebben, die niet bang is om zijn handen uit de mouwen te steken. Hun bedoeling is die kinderen een goed tehuis te geven. Deze goede tehuizen schieten als paddestoelen uit den grond. Toen we laatst naar een van hen een onderzoek instelden, antwoordde de dorpsdominee op mijn steeds weer gestelde vraag: "Heeft hij eenig geldelijk bezit?" op zeer voorzichtige wijze: "Ik geloof dat hij een kurkentrekker heeft".
Je kunt de meeste van die tehuizen niet vertrouwen. Laatst vonden we een zeer welgestelde boerenfamilie, waarvan de leden allemaal te zamen in drie kamertjes hokten om de rest van hun huis netjes te houden. Het meisje van veertien, dat ze als kind wilden aannemen om er een goedkoop dienstmeisje aan te hebben, zou in hetzelfde bedompte kamertje als de drie kinderen moeten slapen. Hun keuken, eetkamer en salon waren slordiger en vervuilder dan eenig kot, dat ik ooit heb gezien en de atmosfeer was op zijn minst 84 graden! Je kunt moeilijk zeggen dat die familie daar leefde: ze kookte er gewoon! Je begrijpt dat ze het meisje niet te zien kregen.
Ik heb een vast principe waarop al de andere afstuiten: geen kind gaat er bij mij de deur uit als de familie in kwestie hun niet een beter leven, dan dat zij hier hebben, kan aanbieden. Ik meen natuurlijk het leventje, dat onze kinderen over een paar maanden bij ons zullen hebben als wij hier een modelinrichting van hebben gemaakt. Ik moet je eerlijk bekennen, dat het hier op het oogenblik nog lang niet volmaakt is.
Maar ik elk geval ben ik erg kieskeurig met de keuze van de tehuizen van onze kinderen en ik verwerp drie kwart van wat er wordt aangeboden.
* * * * *
Later:
Gordon heeft mijn kinderen een prachtig geschenk gezonden. Zijn baal apenootjes is aangekomen, geen kleine, drie voet hoog!
Herinner je je nog het dessert van apenootjes met bruine suiker, dat ze ons op de Universiteit gaven? Wij trokken er onze aristocratische neuzen voor op maar aten door. Ik heb dat nu ook hier ingesteld en ik kan je verzekeren, dat wij hier onze neuzen niet hebben opgetrokken. Het is heerlijk om kinderen, die een tijdlang onder het regime van Mrs. Lippett hebben gestaan, goed te voeden! Ze zijn zoo dankbaar voor elke kleinigheid die je voor hen doet.
Je kunt je er nu toch zeker niet over beklagen, dat mijn brief niet lang genoeg is!
Lieve Judy.
Het zal je interesseeren te vernemen dat ik alweer een vijand ben tegengekomen. Ditmaal is het de huishoudster van onzen Schot! Ik had al een paar maal door de telefoon met dat wezen gesproken en daarbij opgemerkt, dat haar stem nu juist niet bepaald melodisch was, maar nu heb ik haar tevens te zien gekregen!
Dezen morgen maakte ik op den terugweg van het dorp een kleinen omweg en passeerde daarbij het huis van onzen dokter. Sandy is klaarblijkelijk het resultaat van zijn omgeving — alles olijfgroen met een laag dak en voor alle vensters gesloten luiken. Je zou zeggen, dat daar binnen iemand zoo juist gestorven was! Ik ben er niet langer over verbaasd, dat de aangenaamheden van het leven dezen armen man ontglipt zijn! Nadat ik eerst den buitenkant van zijn huis had bestudeerd, was ik nieuwsgierig te weten of het er van binnen net zoo uitzag.
En zie je, ik had dien morgen aan het ontbijt heusch wel vijf maal geniesd en ik maakte daaruit op, dat ik zwaar verkouden was en beslist medische hulp behoefde. Dus liep ik manmoedig op het huis aan en schelde.
O Judy, wat een geluid doorgalmt het huis! Zoo waar als ik leef, dat is de stem van de WelEd. Gestr. en zijn voetstap weerklinkt op de trap! Ik móét een paar brieven schrijven en ik heb meer dan genoeg van zijn gezanik, dus stuur ik Jane naar hem toe met het bevel hem scherp in de oogen te kijken en hem te zeggen, dat ik niet thuis ben.
* * * * *
O, wat heerlijk! Wacht even, ik moet even dansen! Hij is afgedropen! Maar deze acht puntjes stellen acht angstwekkende minuten voor, die ik in het donkerste hoekje van mijn werkkamer doorbracht. De WelEd. Gestr. beantwoordde de boodschap van Jane met een vreeselijk gezegde: dat hij plaats zou nemen en op mij zou wachten. En hij kwam naar binnen en wachtte!! Maar hoe kon Jane mij nu zoo lang opgesloten houden! Ze wist wel beter en nam hem mee naar de kinderkamer om het verschrikkelijke te laten zien, wat Sadie Kate daar weer had uitgehaald. De WelEd. Gestr. heer vindt het heerlijk om vreeselijke dingen te ontdekken, vooral wanneer ze door Sadie Kate zijn bedreven! Ik heb er geen idee van, welk schandaal Jane bloot heeft gegeven, maar dat komt er niets op aan: hij is weg!
Waar was ik ook alweer gebleven? O ja, ik schelde bij den dokter aan. De deur werd geopend door een lang, tanig vrouwspersoon met opgestroopte mouwen. Ze leek zeer zakelijk, had een haviksneus en koude grijze oogen.
"Wat is er?" voegde ze mij toe op een toon alsof ik een landlooper was.
"Goedenmorgen", ik lachte even beminnelijk en stapte in het huis. "Spreek ik met Miss McGurk?"
"Ja", antwoordde ze botweg. "En u bent zeker die jonge vrouw uit het gesticht".
"Zeker", antwoordde ik, nog steeds beminnelijk. "Is de dokter thuis?"
"Neen", zei ze.
"Maar dit is toch zijn spreekuur".
"Daaraan stoort hij zich niet".
"Maar dat behóórt hij te doen", weerlegde ik ernstig.
"Wilt u zoo goed zijn en hem zeggen, dat juffrouw McBride hier is geweest om hem te consulteeren en dat ik hem verzoek vanmiddag even bij het John Grier Home aan te loopen".
"Hm", bromde Miss McGurk en sloot de deur zoo schielijk achter mij dicht, dat een slip van mijn rok bleef klemmen.
Toen ik den dokter hierover vanmiddag rapport uitbracht, haalde hij zijn schouders op en beweerde, dat dit nu eenmaal de gewone omgangsmanier van zijn liefelijke hospita was.
"En waarom houdt u haar dan?" vroeg ik natuurlijk.
"Waar zou ik een betere vinden?" zeide hij. "Het werk te verrichten
voor een man, die zoo ongeregeld thuis komt als mijn 24 uur het maar
veroorloven en toch nog altijd voor eten te moeten zorgen, is geen
sinecure. Ze is niet bepaald aangenaam in den omgang maar ze ziet
kans, om zelfs als ik 's avonds om negen uur thuis kom, nog voor een
warmen maaltijd te zorgen".
Niettemin waagde ik de stille opmerking, dat haar warme maaltijden noch smakelijk noch goed zullen zijn. Het is een onkundig oud lui creatuur en ik weet drommels goed waarom zij aan mij het land heeft. Ze is bang dat ik den dokter zal stelen en haar uit haar gemakkelijke betrekking zal wegjagen. Stel je voor!
Maar ik zal dat schepsel toch niet uit den waan halen. Het is goed voor haar als ze eens wat geplaagd wordt. Ze zal dan misschien wat beter voor hem koken zoodat hij een beetje dikker wordt. Dikke mannen zijn meestal goed gehumeurd; daarom zou het ook voor ons niet kwaad zijn!
* * * * *
10 uur: Ik weet niet, wat ik allemaal voor nonsens heb neergeschreven, tusschen alle onderbrekingen door. Het is tenslotte laat in den avond geworden en ik ben te moe om iets anders te doen dan rustig te blijven zitten. Het is werkelijk waar, dat er geen vreugde in het leven bestaat buiten den heerlijken, weldoenden slaap.
Oooooh!!! Een lange geeuw. Getrouw breng ik hem over.
Lieve Judy,
Ik heb Isador Gutschneider uitbesteed. Zijn moeder is een dikke glimlachende Zweedsche met blauwe oogen en goudblond haar, die bepaald hem en geen ander wilde hebben, omdat hij de donkerste baby van allemaal is.
Ze heeft altijd dol veel van bruine kindertjes gehouden, maar zelfs in haar stoutmoedigste droombeelden geweten, dat zij zelf er nooit een zou krijgen. Zijn naam zal veranderd worden in Oscar Carlson, naar zijn pas overleden nieuwen oom.
Mijn eerste Regentendag, de voormalige Lamme Woensdag, zal op den volgenden Woensdag plaats vinden. Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik niet bepaald met popelend verlangende ziel dien dag tegemoet zie, vooral daar mijn speech de hoofdzaak zal zijn. Maar van één ding ben ik tenminste zeker, ik zal nooit die Uraniah Heepsche manieren tegenover de regenten aannemen, die Mrs. Lippett eigen waren. Ik zal den eersten Woensdag van de maand als een aangename sociale afleiding beschouwen, mijn jour, waarop ik de vrienden van het tehuis ontvang en de groote punten met hen bespreek. En ik zal ervoor zorgen, dat onze kinderen hiervan alleen plezier en geen vervelendheid zullen hebben. Je ziet hoe ik de nare lotgevallen van de arme, kleine Jerusha Abbott ter harte heb genomen.
Je laatste brief is ook aangekomen, maar met geen letter vermeld je, dat je naar het Noorden zult reizen. Is het niet net ongeveer de tijd, dat je erover zou denken, weer naar de 5th Avenue terug te keeren? Oost West, thuis best en zooals het klokje thuis tikt, tikt het nergens! Wil je daaraan eens denken?
Daar gaat net de gong! Ik moet je verlaten om een verkwikkend half uurtje onder het nuttigen van haché van lamsvleesch door te brengen. Wij eten om te leven in het John Grier Home.
* * * * *
6 uur: De WelEd. Gestr. is vandaag weer hier geweest. Hij loopt dikwijls aan, gedreven door het onweerstaanbaar verlangen mij op heeterdaad te betrappen. O, wat heb ik aan dien naren kerel het land! Hij is een rozige, kwallige, puffende, oude man met een rozig, kwallig, puffend zieltje. Ik was in een zeer opgewekte, optimistische bui vóór hij hier kwam, maar nu zal ik de rest van den dag niet anders doen dan brommen.
Hij betreurde alle nuttelooze vernieuwingen, die ik thans bezig ben in te stellen, zooals: een vroolijke speelkamer, betere kleeren, baden, smakelijker maaltijden en versche lucht en spelen en joligheid en roomijs en kussen. Hij beweerde, dat ik de kinderen ongeschikt zal maken om de plaats in het leven in te nemen, welke God hun heeft toebedacht.
Toen ging mijn Iersch bloed aan het koken, en ik vertelde hem, dat als God het plan had gevormd om al deze 113 kleine kinderen te doen opgroeien tot nuttelooze, onwetende en ongelukkige burgers, ik dien God wel eens graag te leur wilde stellen. En dat ik de kinderen ook absoluut niet haalde uit de klasse, waartoe ze behooren, integendeel, wij voeden ze nu juist op zooals ze reeds jaren grootgebracht hadden moeten zijn en onze opvoeding is zeker beter dan in doorsnee in talrijke huisgezinnen het geval is. Wij trachten ze niet naar de Universiteit te sturen, ook al hebben ze geen hersens in hun stommen kop, zooals dat met rijke zoontjes het geval is, en wij zetten ze ook niet met hun dertiende jaar aan het eentonige, machinale werk, zoodat ze den heelen langen werkdag geen ontspanning en vreugde meer kennen, zooals met armeluiskinderen gebeurt. Wij gaan hen individueel na en trachten hun karakters grondig te kennen. Als onze kinderen liefhebberij toonen om boerenarbeider te worden of dienstmeid, zullen wij trachten er de beste boerenarbeiders en netste dienstmeisjes uit te vormen. En als ze aanleg en verlangen aan den dag leggen om in de rechten te studeeren, dan zullen wij ons best doen om er de eerlijkste, intelligentste en menschlievendste advocaten van te maken. (Hij zelf is ook advocaat, maar beslist geen menschlievende!)
Hij knorde toen ik mijn opmerkingen had gemaakt en staarde halsstarrig in zijn kopje thee, waarop ik de veronderstelling uitte, dat hij misschien nog een beetje suiker wilde hebben, en hem het suikervaasje lieftallig aanreikte, zoodat hij de gelegenheid kreeg, zoete thee naar binnen te werken.
De manier om met regenten om te gaan moet vast besloten en energiek zijn. Je moet hun hun plaats aanwijzen.
Deze vlek in den hoek is het werk van Singapore's zwarte tong, Hij doet zijn best je ook een bewijs van zijn groote liefde te geven. Die arme Sing denkt dat hij een schoothondje is. Is het niet treurig wanneer menschen of dieren zich in hun bestemming vergissen? Ik b.v. ben er ook niet zeker van, of ik wel in de wieg ben gelegd om als directrice van een vondelingengesticht op te treden!
Aan de Pendleton Familie, Palm Beach, Florida.
Waarde Mijnheer en Mevrouw,
Ik heb mijn eerste jour achter den rug en alle regenten ontroerd door mijn prachtige speech. Iedereen zei tenminste dat hij prachtig was, zelfs mijn vijanden.
Het laatste bezoek van den Heer Gordon Hallock was zeer nuttig voor mij: hij gaf mij n.l. menigen goeden wenk voor het leiden van zulk een bijeenkomst.
Wees grappig: — Wel, ik vertelde wat van Sadie Kate en van een paar andere lievelingen, die je nog niet kent.
Houd het concreet en zorg, dat het niet boven het verstand van je toehoorders gaat: — Ik keek gestadig naar den WelEd. Gestr. Heer en zei geen enkel woord, dat hij niet kon snappen.
Vlei je toehoorders: — Ik gaf zeer delicaat te kennen, dat al deze nieuwe instellingen slechts aan het uitnemend verstand en het buitengewoon initiatief van deze onvergelijkelijke regentenschaar te danken waren.
Geef er een hoog-moreelen klank aan met een zeker pathos: — Ik sprak over den ouderloozen toestand van deze kleine pupillen van den staat. En het was werkelijk aandoenlijk. Mijn vijand liet een traan langs zijn roze wangetje biggelen.
Toen voedde ik hen met chocolade en slagroom en limonade en sandwiches met tartare en stuurde hen daarna naar huis, vermoeid en slaperig, zonder eenigen eetlust voor het avondeten.
Ik wijd alleen daarom zoo over mijn triomf uit om je goed gehumeurd
te houden, maar nu moet ik, waarheidslievend, overgaan tot de
vreeselijke ramp, die bijna de geheele receptie deed mislukken.
Je hebt nog nooit van onzen kleinen Thomas Kehoe gehoord, is het wel? Ik heb er alleen daarom nooit van gewaagd omdat er zooveel inkt, tijd en zoo'n woordenvloed noodig is om dat jongmensch te schilderen, dat ik er niet aan dorst te beginnen. Hij is een geestig aapje, precies zijn vader, een zeer bekende oude strooper. Dit klinkt wel een beetje naar Bab Ballads, maar die is het toch niet, daarvan heb ik me al vergewist.
Wij kunnen Thomas maar niet aan zijn overgeërfd roofinstinct onttrekken. Hij schiet de kuikens met zijn pijl en boog dood, lassoot de duiven en speelt stierengevechten met de koeien en o, hij is zoo vernielziek! Maar zijn grootste wandaad had een uur vóór de komst van de regenten plaats, juist toen wij allen er op ons Paaschbest uit moesten zien!
Het schijnt dat hij de rattenval van de meelbergplaats had gestolen en die in het kreupelhout neergezet heeft en nu heeft hij gistermorgen het groote geluk gehad een prachtigen dikken bunzing te vangen.
Singapore was de eerste, die de ontdekking verklapte. Hij keerde naar huis terug en rolde over de haardkleedjes, in een vaag berouw over zijn aandeel in de zaak. Maar terwijl wij allen onze aandacht op den kwalijk riekenden Sing vestigden, was Thomas bezig zijn prooi in de afgeslotenheid van het kreupelhout te villen. Hij verborg de huid in den binnenkant van zijn buis, bracht ze, omzichtig door het huis loopend, naar de slaapkamer, waar hij ze onder zijn bed verstopte, in de hoop, dat niemand ze daar zou vinden. Daarna ging hij naar beneden om de anderen te helpen roomijs voor onze gasten klaar te maken.
In den korten tijd, die ons nog restte, hebben wij al het mogelijke gedaan om de gevolgen van het gebeurde tegen te gaan. De kokkin liet den damp van een groote hoeveelheid versch gebrande koffie door het huis opstijgen. Betsy besprenkelde de gangen met ammoniak, terwijl Miss Snaith de haardkleedjes een violetwaterbehandeling liet ondergaan. Ik stuurde een dringende boodschap naar den dokter, die dadelijk kwam en een prachtoplossing bereidde, welke de vreeselijke lucht verdrijven moest — maar toch speurde je onder en boven en door alle andere geurtjes heen, de pas gestorven ziel van Thomas' slachtoffer, die om wraak schreeuwde — en stonk!
De eerste zaak, die ook op de vergadering ter sprake kwam, was, of het niet het beste zou zijn een groot, diep graf te graven en daarin niet alleen Thomas Kehoe maar het heele huis te verbranden. Met welk een keurigheid ik deze afgrijselijke zaak wist te behandelen blijkt je wel als ik je vertel, dat de WelEdGestr. Heer grinnekend van de pret naar huis afdroop, nog nagenietend van het gekke geval. Inplaats van te brommen en af te geven op de nieuwe directrice die met al haar geëxalteerde ideeën nog niet eens jongens weet te drillen.
Ja maar, we kunnen ons woordje wel doen als het moet!
Lieve Judy,
Sing leeft nog steeds afgescheiden in de schuur en krijgt daar elken dag een carbolbadje van Thomas Kehoe. Ik hoop dat eens, in de verre toekomst, mijn geliefde hond weer geschikt zal zijn om in de samenleving te verkeeren.
Je zult wel blij zijn met het nieuws, dat ik een nieuwe methode heb uitgevonden om je geld op een andere wijze uit te geven. Wij koopen in het vervolg een deel van onze schoenen en levensmiddelen in winkels van het dorp, wel niet zoo goedkoop als vroeger bij de grossiers maar toch met een bepaalde korting, en het nut, dat uit deze verandering voor onze kinderen voortspruit, is het verschil in prijs dubbel en dwars waard. Stel je voor, ik heb ontdekt dat meer dan de helft van onze kinderen niet het minste begrip van geld hebben! Ze gelooven dat schoenen en havermout en rood flanellen onderrokken en blauw geruit katoen uit den hemel vallen als zoovele goede gaven Gods voor het John Grier Home!
De vorige week viel een nieuw groen dollarbankbiljet uit mijn beurs. Een dreumes van acht jaar raapte het op en vroeg mij of hij het plaatje van dien groenen vogel mocht houden. (De Amerikaansche arend, in het midden, weet je). Dat kind had nog nooit van zijn leven een bankbiljet gezien. En nu ging ik ze ondervragen en ontdekte, dat er dozijnen kinderen in ons huis wonen, die nog nooit iets gekocht hebben of iemand iets hebben zien koopen! En wij vormden nog wel het plan om ze met hun zestiende jaar de wereld in te sturen, die heelemaal door den machtigen invloed van dollars en dollars wordt beheerscht! Lieve Hemeltje, denk eens aan, wat daarvan terecht was gekomen! Dan hebben zij geen begrensd leventje meer met iemand boven zich, die in alles voor hen zorgt, dan moeten ze weten zooveel mogelijk profijt uit elken zuur verdienden cent te halen!
Ik zag deze kwestie een geheelen avond onder de oogen en ging toen den volgenden morgen naar het dorp. Daar hield ik met zeven winkeliers conferenties. Vier ervan waren verbazend aardig en tegemoetkomend. Twee weifelden en een was er onbeschrijfelijk dom. Met die vier wil ik nu beginnen en bij hen van alles inkoopen: kruidenierswaren, schoenen, manufacturen en levensmiddelen. En in ruil voor de groote orders, die ze van ons zullen krijgen, moeten zij en hun bedienden de onderwijzers van de kinderen worden, die in hun winkels in en uit zullen gaan, de voorraden zullen bestudeeren en hun eigen boodschappen met werkelijk geld zullen doen.
Zoo heeft Jane b.v. blauwe naaizij noodig en een el elastiek en dadelijk gaan twee kleine meisjes, met wat zilvergeld voorzien, hand in hand naar Mijnheer Meeker om in te koopen. Zij bekijken de zij met speurenden blik en volgen angstvallig de beweging van den bediende, terwijl hij het elastiek afmeet, om zeker te zijn dat ze niet bestolen worden. Dan brengen ze zes cent terug, nemen mijn dank en lof in ontvangst en gaan weer naar de anderen terug met een voldaan gevoel, omdat ze al boodschappen kunnen doen. Vind je dat niet practisch? Gewone kinderen van tien of twaalf hebben al van zooveel dingen verstand waaraan onze kinderen in de verste verte nog niet gedacht hebben. Maar ik wil nog een heeleboel veranderingen hier te weeg brengen. Geef me alleen nog wat tijd en je zult eens zien! In een paar dagen zal ik verschillende bijna normale kinderen om mij heen hebben!
* * * * *
Later — Ik heb een absoluut vrijen avond voor me, dus kan ik nog een beetje met je babbelen.
Herinner je je die apenootjes, die Gordon Hallock zond? Ik heb hem
toen zoo vriendelijk geschreven in mijn dankbaarheid, dat hij
dadelijk weer op iets nieuws zon. Het schijnt, dat hij een speelgoed.
winkel is binnengeloopen en daar in de klauwen van een zeer handigen
bediende terecht kwam.
O lieve deugd, daar komt Miss Snaith mij zeer beminnelijk een bezoek brengen!
P.S. De boemelaar is teruggekeerd. Hij zendt je veel betuigingen van
oprecht berouw en drie kwispelstaartjes.
Lieve Judy.
Ik heb zoo juist een brochure gelezen over de opleiding voor handenarbeid voor meisjes en een over gezond, krachtig voedsel voor groote inrichtingen, de vereischte proportiën van eiwit, vet, zetmeel, enz. In dezen tijd van wetenschappelijke liefdadigheid, waarin elk probleem bestudeerd en nog eens bestudeerd wordt en daar groote tabellen over worden opgemaakt, kun je een inrichting ook met tabellen besturen. Ik begrijp niet hoe Mrs. Lippett al die fouten kon begaan welke ze beging, verondersteld natuurlijk, dat ze kon lezen, maar er is een punt waarover nog niet gedacht is en waarvoor ik nu allerlei gegevens verzamel; op een goeden dag zal ik een geschrift uitgeven over de "Behandeling van en Controle over Regenten!"
O, ik moet je een grap van mijn vijand vertellen, niet van den WelEd. Gestr. Heer maar van mijn eersten origineelen. Hij heeft nu een nieuw veld van ontdekkingen opgedaan. Hij zei heel effen (alles, wat hij doet, is effen, hij heeft zelfs nog nooit geglimlacht), dat hij mij sedert mijn komst scherp heeft opgenomen en hoewel ik ongeroutineerd en een beetje opgewonden en onbezonnen ben (sic), gelooft hij niet, dat ik werkelijk zoo oppervlakkig ben als hij eerst vreesde. Ik heb een bijna manlijke handigheid om de volle beteekenis van een kwestie te doorzien en recht op het doel af te gaan.
Zijn mannen niet vermakelijk? Wanneer ze je het grootste compliment willen maken, zeggen ze naiefweg, dat je werkelijk iets van een man hebt. Maar dat is een compliment, waarop ik hem toch nooit op de zelfde wijze zal antwoorden, want ik wil niet bekennen, dat hij een bijna vrouwelijke opmerkingsgave bezit.
Dus Sandy denkt toch dat ik voor verbetering vatbaar ben — al ziet hij mijn fouten ook heel goed. En hij heeft besloten mijn opvoeding te voltooien, zoodat ik niet behoef stil te staan bij het oogenblik, dat ik de Universiteit heb verlaten. Een persoontje als ik behoort van physiologie, biologie, psychologie, sociologie, gezondheidsleer, enz. goed op de hoogte te zijn. Zij moet de erfelijke belasting van krankzinnigheid, idiotisme en alcoholisme kennen en ze moet met het zenuwstelsel van kikkers op de hoogte zijn, in verband waarmede hij zijn heele bibliotheek, die uit meer dan 4000 boekdeelen bestaat, te mijner beschikking heeft gesteld. Hij zoekt niet alleen de boeken uit, die ik lezen moet, maar stelt mij vragen, om zeker te zijn dat ik ze ook gelezen heb.
Wij hebben de vorige week aan het leven en aan de brieven van het gezin Jukes besteed. Margaretha, de moeder der misdadigers, zes generaties geleden, staat aan het hoofd van een vruchtbaar geslacht, hetwelk nu ongeveer 1200 menschen telt. Moraal: bestudeer je kinderen die erfelijk belast zijn zeer nauwkeurig, zoodat geen ervan gelegenheid heeft om tot een Jukes op te groeien.
Zoodra wij onze thee met toast genuttigd hebben, haalt Sandy het register en dan speuren we angstig naar alcoholistische ouders. Het is een spelletje en een goed middel om het schemeruurtje door te brengen als het dagwerk verricht is.
Quelle vie! Kom toch gauw terug en help mij uit dit huis! Ik sterf van heimwee om je weer te zien.
Mijn lieve Pendleton familie,
Ik heb je brief ontvangen en grijp dadelijk naar pen en inkt om mijn schuld af te doen. Ik wil toch niet verlost worden, ik neem mijn woord terug. Ik ben van ideeën veranderd. Dat persoontje dat je hierheen wilt sturen, lijkt, naar je beschrijving te oordeelen, een tweelingzuster van onze Miss Snaith. Hoe kun je me vragen om mijn kinderen toe te vertrouwen aan een lieve, maar onbeduidende dame van middelbaren leeftijd, die zelf geen kinderen heeft! Alleen het idee daaraan doet mijn moederhart bloeden!
Denk je werkelijk dat zulk een vrouw ook maar tijdelijk het werk hier kan verrichten? Neen, duizendmaal neen! De directrice van een inrichting als deze moet gezond en vlug en energiek en krachtig en vroolijk en flink zijn, met rood haar en een goed humeur, zooals ik! Natuurlijk ben ik ontvreden geweest, dat zou iedereen zijn bij zulk een wanorde, maar dat was wat jullie socialisten een heilige verontwaardiging noemen. En denk je werkelijk dat ik al mijn prachtige veranderingen, die ik met zooveel moeite hier heb ingevoerd, zoo maar weer zou laten vervallen? Neen! Ik ben niet van deze plaats weg te krijgen als je geen directrice vindt, die op zijn minst genomen beter is dan S. McBride!
Dat beteekent echter weer niet, dat ik me hier voor goed begraaf, neen, alleen maar voorloopig, zoo lang tot alle dingen geregeld zijn; zoolang de pokken- en mazelen-periode hier heerscht, geloof ik wel dat je in mij een geschikte directrice hebt gevonden. Ik hou er dol veel van om verbeteringen tot stand te brengen en de menschen tot orde te roepen.
Dit is een heel slordige brief, maar ik krabbel het in een paar minuten af om je dadelijk te laten besluiten van die lieve onbeduidende kinderlooze juffrouw af te zien.
Zeg, lieve luidjes, laat me nog wat in dien warboel zitten, voor een paar maanden maar! Laat me eens toonen, wat ik kan en ik beloof je dat je er geen spijt over zult hebben.
Lieve Judy,
Ik heb een gedicht gemaakt, een waar zegelied!
Het is waar, werkelijk waar!
Lieve Judy,
Ik ben blij te hooren dat jij blij was te hooren, dat ik hier blijf. Ik had het nooit gedacht maar ik ben heusch aan de kinderen gehecht.
Het is vreeselijk jammer, dat je door Jervis' aangelegenheden nog langer in het Zuiden moet blijven. Ik barst haast van alle nieuwtjes, die ik je moet vertellen en het is zoo omslachtig en tijdroovend om alles neer te schrijven wat je iemand te zeggen hebt.
Natuurlijk ben ik blij, dat het huis verbouwd wordt en ik vind al je plannen goed, maar ik heb er zelf ook een paar extra goede. Het zal heerlijk zijn om de nieuwe gymnastiekzaal en de groote overdekte warandah rondom de slaapkamers te krijgen, maar Judy, ik verlang zoo dol naar de cottage-woningen! Hoe meer ik me in het eigenlijke werk van een vondelingengesticht indenk, des te meer kom ik tot de overtuiging, dat voor een vondelingengesticht, het eenige systeem dat het meest het familieleven nabij komt, is, het leven in kleine dorpshuisjes. Zoolang het familieleveven de slagader van het sociale leven uitmaakt, moeten de kinderen al zeer vroeg dat leven van nabij kennen.
Het voornaamste vraagstuk dat me nu bezig houdt is wel, wat we met onze kinderen zullen beginnen zoolang ons huis verbouwd wordt. Het is vreeselijk moeilijk om een huis te bewonen en het tegelijkertijd te verbouwen. Hoe zou je het vinden als ik een circustent huurde en die op het grasveld opsloeg? En als we dan toch aan het verbouwen gaan, zou ik wel graag een paar logeerkamers hebben waar onze kinderen kunnen zijn als ze ziek zijn of weer bij ons terugkomen nadat ze een eigen loopbaan hebben gekozen, want juist het groote geheim van onzen blijvenden invloed op hun leven zal onze zorg voor hen zijn, die een soort achterblijvende grond voor hen vormt. Wat moet het niet een vreeselijk eenzaam gevoel voor iemand zijn, te moeten denken, dat hij niemand heeft, die aan hem blijft denken. Ik, met mijn dozijnen tantes en ooms en moeder en vader en neven en broers en zusters en nichten, kan me dat niet indenken. Ik zou het benauwend vinden als ik niet een heele massa gaatjes wist, waarin ik kon kruipen. En voor deze arme schapen moet het John Grier Home steeds een thuis blijven, dus, lieve luidjes, zorg dat ik minstens een half dozijn logeerkamers krijg.
Dag! Ik ben echt in mijn nopjes, dat je die andere vrouw niet hierheen hebt gehaald. Alleen al het denkbeeld, dat iemand anders mijn mooie vernieuwingen zou verwaarloozen, nog voor ze toegepast zijn, brengt mij in opstand! Ik ben bang dat ik wel iets met Sandy gemeen heb: ik vrees dat niets goed gaat, als ik het niet zelf doe.
Lieve Gordon,
Ik weet, dat ik je een heelen tijd niet heb geschreven. Je hebt volkomen gelijk als je op me bromt. Maar lieve deugd, je weet ook niet hoeveel werk een directrice van een vondelingengesticht te verrichten heeft en al mijn schrijfkracht moet op de wreede Judy Abbott Pendleton uitgestort worden, want als er drie dagen voorbijgaan zonder brief, telegrafeert ze me om te hooren of het gesticht misschien afgebrand is, terwijl jij, als een heel lieve man, na een briefloozen tijd het een of andere mooie cadeau stuurt om de gedachte aan jou even op te frisschen. Dus zie je, dat het beslist in mijn voordeel is je af en toe op een brief te laten wachten.
Je zult het waarschijnlijk vervelend vinden als ik je zeg, dat ik beloofd heb nog een tijd hier te blijven, terwijl ze tenslotte iemand gevonden hadden die mijn plaats zou kunnen innemen, maar het was absoluut geen geschikte vrouw en ze zou zelfs niet tijdelijk aan de eischen kunnen voldoen. En, mijn waarde Gordon, ik wil je eerlijk bekennen dat Worcester mij eenigszins eentoonig voorkwam, toen ik aan de mogelijkheid dacht om aan al mijn koortsachtige plannen en steeds zoeken naar verbetering, goeden dag te moeten zeggen. Ik kan er niet toe overgaan dit leven vaarwel te zeggen als ik er niet zeker van ben minstens net zoo'n geanimeerd leven ervoor in de plaats te krijgen.
Ik weet heel goed wat je me daarop wilt antwoorden, maar doe het alsjeblieft niet. Wacht nog een paar maanden en laat mij den tijd om te denken. En intusschen ben ik blij te weten, dat ik nog iets in de wereld verrichten kan. Er gaat zoo iets vroolijks, opwekkende van den omgang met kinderen uit, tenminste als je het van mijn standpunt beziet en niet van dat van onzen Schotschen dokter. Ik heb nog nooit iemand gezien als die man! Hij is altijd pessimistisch gestemd en down. Het is veel beter niet zooveel over idiotisme en alcoholisme en heel dien erfelijk belasten rommel te denken. Ik ben juist onwetend genoeg om vroolijk te zijn en geschikt voor een positie als de mijne.
De gedachte aan al deze kleine levens, die in zoo verschillende richtingen zich zullen ontwikkelen, ontroert mij steeds weer. De zieltjes van onze kinderen staan open voor elk bloemzaadje. Het is daar wel wat wild gezaaid geworden, dat is zeker, maar hoewel wij bij onze kinderen een hoop onkruid zullen vinden, verwachten wij toch ook een paar zeldzame en zeer kostbare bloemen. Word ik nu sentimenteel? Zeker omdat ik zoo'n honger heb! Daar gaat juist de gong! Wij krijgen vanavond een heerlijken maaltijd: roastbeef en worteltjes en sla met rhabarber toe. Zou je niet graag met ons mee-eten? Ik zou het heerlijk vinden je hier te hebben! Met stevigen handdruk,
P.S. Je moest eens al die daklooze katjes zien, die onze kinderen
hebben aangenomen. Wij hadden er vier toen ik hier kwam en die hebben
nu alle kleintjes gekregen. Ik heb het juiste aantal nog nooit geteld
maar ik geloof, dat de familie thans uit 19 leden bestaat.
Mijn lieve Judy,
Je zou graag, buiten je maandelijksche toelage, aan het John Grier
Home een kleine gift vermaken? Bene! Wil je alsjeblieft de volgende
advertentie met vette letters in alle volksblaadjes laten zetten?
Wij hebben hier een kind, dat me haast heeft overbluft, maar ik wil voor mezelf niet het idee hebben, dat een kind van vijf jaar mij zou overmeesteren. Hij varieert tusschen een absoluut hardnekkig zwijgen, waarbij er geen woord uit te krijgen is, en de hevigste uitbarstingen van woede, waarin hij alles stuk smijt wat in zijn bereik ligt. Hij is hier haast drie maanden en binnen dien tijd heeft hij alles, wat hier los en vast is, stuk geslagen, wat tusschen twee haakjes nu niet bepaald een kunstverlies is!
Een maand voordat ik hier kwam, heeft hij het kleed van de tafel getrokken terwijl het meisje, dat toezicht hield, even in de gang was. De soep was al opgediend. Je kunt je voorstellen wat een herrie dat was! Mrs. Lippett heeft het kind bij die gelegenheid half vermoord, maar daarmee was zijn temperament nog niet vermoord, dat viel mij geheel intact in handen.
Zijn vader was een Italiaan en zijn moeder een Iersche. Hij heeft rood haar en zit vol met zomersproeten en heeft de mooiste bruine oogen, die ooit uit Napels kwamen. Nadat de vader bij een twist doodgestoken werd, en zijn moeder tengevolge van aanhoudende dronkenschap stierf, is de arme kleine jongen op de een of andere wijze bij ons terecht gekomen. Wat zijn manieren betreft, laten wij daarover maar zwijgen — hij schopt en vloekt als een echte polderjongen.
Ik heb hem Punch gedoopt.
Gisteren werd hij al schreeuwend en huilend naar mijn kamer gebracht met het bericht, dat hij een klein meisje op den grond had gesmeten en haar van haar pop had beroofd. Miss Snaith plaatste hem in den grooten armstoel en ik ging door met schrijven, wachtend tot hij bedaard zou zijn. Plotseling werd ik wakker geschud door een hevig gekraak. Hij had die groote groene jardinière, die in het raamkozijn staat, omver gesmeten en het ding was van zijn oorspronkelijker toestand in minstens duizend scherven veranderd. Ik sprong dadelijk op met dat gevolg, dat de inktpot op den grond viel en toen Punch die tweede catastrophe zag, veranderde zijn woedebui plotseling in een onbedaarlijke lachbui. Het kind is kwaadaardig.
Ik ga er nu toe over een nieuw opvoedingssysteem op hem toe te passen, dat hij in zijn arm klein leventje zeker nog nooit heeft ontmoet. Ik wil eens zien, welken invloed lof, liefde en aanmoediging op hem uitoefenen. Inplaats van dus tegen hem te keer te gaan over die gebroken jardinière, zei ik, dat het een ongeluk was. Ik kuste hem en vertelde hem, dat hij het zich maar niet moest aantrekken, het kon mij heelemaal niet schelen, dat het ding stuk was. Dit trof hem zoo, dat hij opeens stil werd. Hij hield zijn adem in en staarde voor zich uit, terwijl ik zijn tranen wegveegde en de inkt van het kleed verwijderde.
Punch is het moeilijkste vraagstuk van het J. G. H. Hij heeft zeker
wel de meest geduldige liefderijke en individueele zorgen noodig.
Hij moest een eigen vader en moeder hebben en broertjes en zusjes en een lieve zachte grootmoeder. Maar ik kan hem niet bij een fatsoenlijke familie onderbrengen als ik niet eerst zijn taaltje heb gezuiverd en hem genezen heb van zijn manie om alles stuk te slaan. Ik scheidde hem van de andere kinderen en hield hem dezen heelen morgen bij mij, nadat Jane eerst voorzichtig alle objects d'art op een veilige hoogte had geplaatst. Gelukkig houdt hij van teekenen en hij zit nu al twee uur lang op een haardkleedje en houdt zich rustig bezig met zijn kleurpotlooden. Hij was zoo blij toen ik levendige belangstelling toonde in een rood en groene boot met een gele vlag die van den mast wapperde, dat hij dadelijk angstwekkend spraakzaam werd. En voor dien tijd kon ik er toch geen woord uitkrijgen.
's Middags liep Dr. MacRae aan en bewonderde eveneens de boot, terwijl Punch's schippershart zwol van trots, en tot belooning omdat hij zoo'n goede jongen was, heeft de dokter hem toen in zijn auto meegenomen op bezoek naar een patient, die buiten woont. Punch werd om vijf uur weer bij ons afgegeven door den dokter, die een beetje treuriger en bezadigder was dan bij zijn vertrek. Op een vredige boerderij had hij de kuikens met steenen geworpen, een ladder tegen een raam aan gegooid en de lievelings-Angorakat bij haar staart de hoogte in geworpen. En toen de oude, lieve dame hem vertelde, dat hij lief tegen het poesje moest zijn, had hij haar geantwoord dat ze kon ophoepelen.
Ik kan er niet aan denken, wat sommige van onze kinderen al hebben moeten meemaken en mee hebben aangezien. Jaren van liefde, zonneschijn en geluk zullen noodig zijn om de treurige herinnering verloren te laten gaan, die ze in het achterste hoekje van hun kleine hersenpan hebben opgehoopt. En er zijn zooveel kinderen en zoo weinig van ons kunnen ze opvroolijken. We hebben geen armen en schoten genoeg om hen te vertroetelen en aan te halen. Mais parlons d'autre chose! Die vreeselijke vraagstukken van erfelijke belasting en wat daaraan vast zit, waarover de dokter altijd peinst, laten mij nu ook niet meer met rust en dat is lang niet goed want iemand in mijn plaats moet niets dan goeds kunnen zien. Optimist zijn is het eenige wapen voor een sociaal werker.
Judy, het is middernacht, dus wel te rusten en droom zacht!
Waarde vijand,
U hebt door het heele huis gedokterd en liep toen met Uw neus in de lucht voorbij mijn zitkamer, waar ik met de thee en een schotel echte Schotsche koekjes — expres als een zoenoffer voor U besteld — op U zat te wachten.
Als ge u werkelijk gekrenkt voelt, welnu, dan zàl ik dat Kallikak boek lezen, maar vooruit waarschuw ik U nog even dat U me nog eens dood laat werken. Ik heb haast al mijn energie noodig om een bekwame directrice te zijn en de Universiteitsuitbreiding, die U met mij voor hebt, vind ik buitengewoon vermoeiend. Herinnert gij U nog hoe verontwaardigd een Schotsche dokter was, toen ik hem vertelde dat ik den vorigen avond tot één uur was opgebleven? Welnu, mijn lieve man, als ik al die nuttige wetenschappelijke boekdeelen, welke ik van U krijg, moet doorwerken, zit ik elken nacht tot den volgenden ochtend op.
Wees maar weer goed. Ik zuinig een half uur verpoozing na het avondeten voor mijn eigen genot uit en hoewel ik dolle lust voel om de laatste novelle van Wells door te bladeren, za ik me nu met Uw zwakzinnige familie tevreden stellen.
Waarde Gordon,
Dank je wel voor je prachttulpen en ook voor je lelies. Ze kleuren prachtig bij mijn blauwe Perzische bowls.
Heb je ooit iets over de Kallikaks gelezen? Koop anders het boek en lees het. De twee takken van deze familie wonen, geloof ik, in New-Jersey, hoewel hun ware naam en afkomst zorgvuldig geheim worden gehouden. Maar in elk geval, en dat is werkelijk zoo, bestond er zes geslachten geleden, een man die ze maar Martin Kallikak hebben gedoopt. Die heeft zich eens op een goeden dag bedronken en is er met een zwakzinnige barmeid vandoor gegaan, waardoor hij een lange rij van zwakzinnige Kallikaks in het leven heeft geroepen: dronkaards, spelers, prostituées, paardendieven, de schrik van New-Jersey en omliggende steden. Maar later werd deze Martin weer een fatsoenlijk jongmensch en trouwde met een normale vrouw, waardoor hij een tweede lijn van Kallikaks stichtte: rechters, dokters, farmers, professoren, staatslieden, een weldaad voor het land. En nu bestaan deze twee takken nog altijd, de eene bloeit naast de andere voort en je ziet dus wat een zegen het voor New-Jersey geweest zou zijn, als er in de jeugd van die zwakzinnige barmeid een vreeselijk ongeluk gebeurd was, dat haar van het leven beroofd had.
Het schijnt, dat zwakzinnigheid een zeer overerfelijke eigenschap is en dat geen wetenschap ter wereld hier iets tegen doen kan. Tot nu toe is nog geen operatie uitgevonden, waardoor hersenen geintroduceerd kunnen worden in het brein van het kind, dat het leven zonder dit nuttig orgaan begon. En het kind groeit op met een, laten we zeggen, negenjarig stel hersens in een dertigjarige body en word de ongewapende prooi van elke misdaad, die het ontmoet. Onze gevangenissen zijn voor een derde gevuld met zwakzinnige veroordeelden. De staat moest zulke menschen naar boerderijen sturen, waar ze hun brood in vrede, rustig en kalm kunnen verdienen. Natuurlijk mogen ze geen kinderen krijgen! Dan zijn ze na een geslacht of wat heelemaal weggevaagd van onze aarde.
Wist je dat allemaal wel? Het is toch zeer belangrijk voor een staatsman. Koop alsjeblieft het boek en lees het. Ik kan je mijn exemplaar niet zenden, omdat ik het zelf heb geleend. Het is ook voor mij een zeer goede en nuttige leiddraad. Elf van onze kinderen verdenk ik een beetje van idiotisme en van Loretta Higgens weet ik zeker dat ze haar volle verstand niet heeft. Ik heb nu al twee maanden lang geprobeerd om een of twee heel eenvoudige denkbeelden in de hersens van dat kind te laten doordringen, maar nu weet ik waarom dat niet gaat.
Haar hoofd is met een soort geleiachtige massa inplaats van met hersens gevuld.
Ik kwam hier om verschillende kleine verbeteringen, zooals versche lucht en beter voedsel en betere kleeren en zonneschijn in te voeren, maar lieve deugd, je beseft niet half voor wat voor moeilijkheden ik sta! Je zou eerst de maatschappij moeten verbeteren, zoodat die geen abnormale kinderen meer kan produceeren. Erger je maar niet over mijn opgewonden taaltje, ik heb zoo juist een artikel over idiotisme gelezen en het is ontroerend — en interessant, Het is nu het werk der staatslieden, dat er zulke wetten gemaakt worden, dat dit vreeselijk kwaad absoluut uitgeroeid worde. Zorg er alsjeblieft onmiddellijk voor.
U kwam vandaag niet. Wees zoo goed en laat ons morgen niet wederom hier alleen zitten. Ik ben juist klaar met de Kallikak familie en ik zou er nu dolgraag over willen spreken. Vindt u het niet aan te raden, dat een psycholoog onze kinderen eens onderzoekt. Wij behooren er toch voor te zorgen, dat pleegouders niet opgescheept worden met erfelijk belaste kinderen.
Ziet U, ik zou U wel willen vragen Loretta voor haar verkoudheid arsenicum voor te schrijven. Ik heb haar geval zeer van dichtbij bestudeerd en ze is beslist een Kallikak! Is het nu wel goed om haal te laten opgroeien en een geslacht van een 378 zwakzinnige menschen te laten stichten, waarvoor de staat moet opkomen? 't Is waar, eigenlijk vind ik het idee om een kind te vergiftigen verschrikkelijk, maar wat is hier de aangewezen weg?
Je stelt dus absoluut geen belang in zwakzinnige en idiote menschen en vindt het verbazend jammer, dat ik me er wel voor interesseer? ja zie je, ik vind het op mijn beurt verbazend jammer, dat het jou niets kan schelen. Als je geen belang stelt in alle, letterlijk alle dingen, die er nu ongelukkigerwijs op de wereld bestaan, hoe kan je dan wijze, heldhaftige wetten maken? Dat kun je dan niet; onmogelijk.
Maar volgens je verzoek zal ik je over minder vervelende onderwerpen
schrijven. Ik heb zoo juist 50 Meter blauwe en roze en lichtgroene en
crême haarlintjes gekocht als een Paaschcadeau voor mijn 50
dochtertjes. Ik denk er ook hard over, jou een Paaschcadeau te
zenden. Wat zou je van een klein, donzig katje denken? Ik kan je de
volgende patronen offreeren:
Numero drie komt in alle nuances voor: grijs, zwart en ook geel. Als je me dadelijk laat weten, wat je het liefste hebt, zal ik je het gewenschte exemplaar per post toezenden.
Ik wilde je eigenlijk een flinken brief schrijven, maar het is juist ons theeuurtje en ik zie, dat er een gast nadert.
P.S. Ken je niet iemand, die een alleraardigste baby-boy met
zeventien snoezige melktandjes zou willen aannemen?
Lieve Judy!
Krentebroodjes, niets dan krentebroodjes! We hebben als Goede Vrijdag-geschenk daarvan tien dozijn gekregen van Mrs. De Peyster Lambert, een koude stijve, vormelijke ziel, die ik een paar dagen geleden bij een tea ontmoette. (Wie durft er nu nog beweren, dat teaen nuttelooze tijdverspilling is?) Ze vroeg hoe het mijn lieve kleine pleegkinderen ging en zeide, dat ik een nobel werk deed en beslist mijn belooning hiervoor ontvangen zou. Ik zag krentebroodjes in haar oogen en stond wel een half uur met haar te praten.
Nu zal ik haar opzoeken om haar persoonlijk te bedanken en haar in allerlei kleine bijzonderheden laten voelen, hoe zeer deze krentebroodjes door mijn lieve kleine pleegkinderen werden gewaardeerd, waarbij ik natuurlijk wijselijk wel zal nalaten haar te vertellen, welk aandeel onze lieve kleine Punch in de krentebroodjes-historie had, die met zijn broodje op Miss Snaith mikte, net tegen haar oog aan. Ik denk, dat we met veel tact en aanmoediging Mevrouw De Peyster Lambert in een zeer goede weldoenster kunnen veranderen.
O, je weet niet welke vreeselijke bedelaarseigenschappen ik in me draag. Deze komen nu alle tot uiting. Mijn familie durft me niet te bezoeken omdat ik op zulke kort aangebonden wijze om bakshish vraag. Ik dreigde vader hem van mijn bezoeklijst te schrappen, als hij me niet dadelijk 65 leeren bovenbroeken voor mijn jongens stuurt. Een aankondiging van het postbureau deelt mij hedenmorgen mede, dat twee pakken door J. L. McBride uit Worcester aan mijn adres zijn verzonden. Dus neem ik aan dat Vader onze kennismaking wenscht voort te zetten. Jimmie heeft ons nog niets gestuurd en hij verdient toch heel veel geld. Ik stuur hem geregeld een lijst van giften, die zeer welkom zouden zijn.
Maar Gordon Hallock weet den weg naar het hart van de moeder te vinden. Ik was zoo blij met de apenootjes en de menagerie, dat hij me nu om de paar dagen een cadeau stuurt. Ik heb al mijn tijd en verstand noodig om telkens nieuwe bedankbriefjes te schrijven, die niet op de voorgaande lijken. De vorige week kregen wij een dozijn groote, ronde ballen. De heele speelkamer is er vol van en als je er door loopt, moet je er telkens een wegschoppen. Gisteren is er weer een groot pak celluloid kikkers en zwaantjes en eendjes en vischjes gekomen om in het bad te drijven.
Zend, allerbeste van alle regenten, nu de badkuipjes waarin we ze kunnen laten drijven!
Het voorjaar schijnt op til te zijn! De vogels komen uit het Zuiden. Zou het niet raadzaam zijn het gegeven voorbeeld te volgen?
* * * * *
Kennisgeving in het Vogel-Nieuws van den Dag.
"De Heer en Mevrouw Eerste Roodvink zijn van hun uitstapje naar Florida terruggekeerd. Het ware te wenschen, dat de Heer en Mevrouw Jervis Pendleton spoedig nakwamen".
De wind ruikt naar versch groen. Het wekt in je de lust om er van door te gaan, de heuvels af te rennen of ergens op je knieën in de aarde te wroeten. En is het niet ontroerend, welk een verlangen naar leven en naar onze goddelijke aarde het voorjaar zelfs in de droogste, oudbakkenste ziel wekt?
Ik heb vanmorgen het plan overdacht om elk kind, dat ouder dan negen
jaar is, een eigen tuintje te geven. Het groote aardappelveld is er
het slachtoffer van geworden, dat is de eenige plaats voor 62 eigen
tuintjes. Het is dichtbij genoeg om van uit de kamers op het Noorden
overzien te worden en juist ver genoeg om het gezicht op ons steeds
weer bewonderd grasveld niet te bederven. De aarde is ook vruchtbaar,
dus hebben zij er zeker kans op succes. Ik zou het naar vinden als
die arme kleine schapen den heelen zomer hun best zouden doen en dan
toch niet voor hun moeite beloond werden. Om hen nog wat meer aan te
porren, zal ik verkondigen, dat het gesticht al hun producten met
echt geld zal knopen, hoewel ik voorzie, dat we dan onder een berg
van radijsjes bedolven zullen worden.
Ik zou graag zelfvertrouwen en initiatief in deze kinderen wekken, twee prachtige eigenschappen die ze hier absoluut missen. Met uitzondering van Sadie Kate en een paar andere ondeugende exemplaren.
Kinderen die genoeg spirit bezitten om ondeugend te zijn, hebben, volgens mij, goede vooruitzichten. Zij, die zoet zijn door gebrek aan initiatief, zijn altijd wanhopige gevallen.
De laatste dagen heb ik me hoofdzakelijk met de taak bezig gehouden om den duivel uit Punch te verdrijven, een interessant werkje als je daaraan je heelen tijd zou kunnen besteden, maar met nog 107 andere duiveltjes, die verdreven moeten worden, is, logisch gesproken, mijn aandacht naar alle kanten verspreid.
Het vervelende van dit leven is, dat, wat ik ook doe, er toch altijd dingen blijven die ik niet heb gedaan, maar toch moet doen. Daar is geen twijfel aan, of voor Punch's duivel is de aandacht van een persoon of liefst twee personen geheel noodig, zoodat op deze wijze de een den ander kan verslaan en het kind tot rust kan komen.
Sadie Kate loopt juist de babykamer binnen met het bericht, dat een van de goudvischjes (Gordon's geschenk) door een van onze babies was ingeslikt. Ik geloof werkelijk, dat het aantal ongelukken dat hier gebeurt, van dag tot dag stijgt.
9 n.m. Mijn kinderen liggen in bed en ik had juist een prachtig idee. Zou het niet heerlijk zijn als die heel-kleintjes een winterslaap konden houden, dan zouden we hen 1 October in bed leggen en pas 22 April zouden ze ontwaken!
Waarde Heer Jervis Pendleton,
Dit is het suppelement van een telegram, dat ik juist tien minuten geleden verzond. Daar vijftig woorden moeilijk voldoende kunnen zijn om iemands gedachte duidelijk uiteen te zetten, voeg ik er hierbij nog een duizend aan toe.
Zooals je bij ontvangst van dit schrijven wel zult weten, heb ik den tuinier ontslagen, en hij weigert van hier te gaan. Daar hij nu eenmaal twee keer zoo groot is als ik, kan ik hem moeilijk naar het hek sleuren om hem er daar uit te smijten. Hij verlangt een officieel schrijven van den president van de regenten in krachtige bewoordingen met machineschrift op gezegeld papier geschreven. Dus,waarde President van onze Regenten, zorg hiervoor zoo spoedig mogelijk s.v.p.
Hier volgt het resumé van de zaak:
Daar ik hier midden in den winter kwam en er dan hier met tuinieren weinig te doen is, had ik tot nu toe haast niet op Robert Sterry gelet, in één geval uitgezonderd, n.l. toen ik zag, dat de duiventillen noodig schoongemaakt moesten worden. Maar vandaag liet ik hem bij mij komen om over den aanplant gedurende het komend voorjaar te spreken.
Sterry kwam en maakte het zich op mijn werkkamer gemakkelijk, met zijn hoed op zijn hoofd. Ik vroeg hem zoo tactvol mogelijk om dit kleedingstuk van plaats te doen veranderen, een absoluut noodzakelijk verzoek, daar onze kleintjes met boodschappen in en uit gaan en "pet af" een van de eerste voorschriften in het manlijk departement is.
Sterry deed wat ik hem vroeg en vormde al van te voren het plan tegen alles te zijn, wat ik hem ook zou voorstellen.
Ik zette hem mijn plannen uiteen door te zeggen, dat ik het dit jaar noodig achtte, dat het J. G. H. minder aardappelen dan in vroeger jaren zou verbouwen, na welke woorden onze tuinbaas bromde zooals de WelEd. Gestr. weleens placht te doen, alleen was het een nog minder aesthetisch en nog minder gentlemanlike geknor als men van dien advocaat verneemt. Ik maakte hem hierop duidelijk, dat boonen en uien en sla en tomaten en bieten en wortelen zeer wenschelijke voedingsmiddelen zijn.
Sterry maakte de opmerking, dat waar aardappelen en kool voor hem goed genoeg waren, dit zeker ook wel voor liedadigheidskinderen het geval zou zijn.
Ik vervolgde onverbiddelijk, dat het groote aardappelveld omgespit en bemest en in 62 kleine tuintjes verdeeld moest worden, bij welk werk jongens hem zouden helpen.
Bij die woorden barstte Sterry los. Dat veld was juist het vruchtbaarste en beste stuk grond van alles wat we hebben, en als ik dat nu voor speeltuintjes van de kinderen zou inrichten om er in te knoeien, zou ik er wel gauw door de regenten meer van hooren. Dat veld was geschikt voor aardappelveld, er hadden altijd aardappelen op gegroeid er zouden altijd aardappelen op blijven groeien, zoolang hij er maar iets over te zeggen had.
"Maar je hèbt er niets over te zeggen", antwoorde ik hem heel beminnelijk. "Ik heb gezien, dat dat veld het meest geschikt is om voor tuintjes van de kinderen te dienen en jij en de aardappelen zullen daarvoor moeten plaats maken".
Maar toen barstte het onweer eerst goed los en hij beweerde, dat hij liever dood zou gaan dan langer met zulke eigenwijze onervaren stadsratten, die van niets verstand hebben en zich met alles bemoeien, om te gaan.
Ik legde hem uit (en dat heel kalm voor iemand, die rood haar en Iersche voorouders heeft), dat dit gebouw absoluut voor de kinderen bestemd was en dat de kinderen er niet voor het gebouw waren. Een wijsgeerige opmerking, die hij echter niet snapte, ofschoon mijn zachte stem wel een eenigszins kalmeerenden invloed had. Ik voegde er nog aan toe, dat ik van hem verwachtte, dat hij de kinderen met veel geduld en handigheid het bebouwen van den grond en wat ander tuinierswerk zou leeren en dat ik wilde, dat dit met de grootste vriendelijkheid zou geschieden, waardoor dit werk goed op deze stadskinderen zou inwerken.
Sterry, die opgewonden door de kamer heen en weer liep, begon plotseling op "dat idiote Zondagschoolgedoe" te schimpen — waarvan ik nog niet het verband met mijn woorden snap — waarop hij van onderwerp even plotseling weer veranderde en zich smalend over suffragettes uitliet. Ik gis, dat hij deze beweging niet bepaald sympathiek gestemd is, maar ik liet hem kalm uitrazen en gaf hem toen een cheque voor het hem verschuldigde salaris met de simpele woorden, dat hij het gebouw den volgenden Woensdag om 12 uur 's morgens moest hebben verlaten.
Sterry zegt, dat hij verdoemd is als hij het doet (excuseer dat groote woord: ik haal slechts aan). Hij is door den president van de regenten aangenomen om zijn werk te verrichten en hij zal hier niet vandaan gaan, voordat de president van de regenten hem zegt, dat hij moet gaan. Ik geloof niet dat de arme Sterry weet, dat er sinds zijn komst een nieuwe president aan het hoofd van de inrichting staat.
Zie hier het geheele geval. Ik dreig niet, maar: Sterry of McBride, waarde heer, kies!
Ik heb ook al aan het hoofd van het Massachusetts Agricultural College in Amherst geschreven met het verzoek om mij een kalme, practische man met een vriendelijke handige vrouw aan te bevelen, welke de zorgen over ons bescheiden grondgebied van 17 akkers kan waarnemen en die geschikt is om onze jongens les in het tuinieren te geven.
Ik hoop nu een geschikte man te krijgen en dan zullen er niet alleen wortels en uien en tomaten op onze tafel verschijnen, maar onze kinderen zullen ook volop van het werken in de buitenlucht kunnen genieten.
P.S. Ik vermoed, dat Sterry op een onheilspellenden nacht terug zal
keeren om rotsblokken door de ruiten te gooien. Zal ik ze
verzekeren?
Mijn waarde vijand,
U verdween vanmiddag zoo vlug dat ik geen gelegenheid had om u te bedanken, maar de echo van dit luidruchtig ontslag drong zelfs tot in de veilige diepte van mijn studeervertrek door. Wat ter wereld voerde je toch met dien armen Sterry uit? Al kijkend naar den kloeken stap en 't achterover geworpen hoofd van onzen Schotsen dokter, werd ik met bange voorgevoelens vervuld. Ik wilde niet dat die man vermoord zou worden, alleen maar, dat iemand hem het gebeurde duidelijk aan zijn verstand zou brengen. Ik ben bang dat je een beetje hard van stapel liep.
Toch schijnt de wijze van optreden een zeer goede uitwerking te hebben gehad: er is tenminste, volgens het mij toegezonden rapport om een verhuiswagen getelefoneerd en juffrouw Sterry ligt thans op haar knieën om het karpet op te nemen.
Dank voor deze bevrijding.
Lieve Jervis.
Je welsprekend en zeer duidelijk telegram was absoluut niet meer noodig. Dr. Robin MacRae, die een zwaargebouwde stoere kerel is en van aanpakken weet als het op vechten aankomt, heeft die zaak prachtig geregeld. Ik was zoo dol van drift, dat ik dadelijk, nadat ik dien bewusten brief aan je had geschreven, den dokter opbelde en de heele geschiedenis nog eens oververtelde. Welnu, onze Sandy heeft ondanks al zijn fouten (en die bezit hij zeer zeker) een ongewonen voorraad van gezond verstand en hij weet hoe goed het werk in deze tuintjes op onze kinderen zou inwerken en tevens, hoe meer dan slecht Sterry voor zijn werk was. En dan zei hij, "dat het gezag van de directrice hoog gehouden moet worden". (Dat is werkelijk prachtig omdat het uit zijn mond komt). Maar in elk geval waren dat zijn woorden en hij hing de telefoon aan den haak, haalde zijn auto te voorschijn en verdween in razende vaart in deze richting. Hij liep recht op Sterry toe, geheel en al beheerscht door een echt Schotsche woede, en ontsloeg den man met zooveel kracht en duidelijke bewoordingen, dat het raam van de schuur in splinters te loor ging.
Sinds dezen morgen 11 uur, toen Sterry's meubelwagens het hek passeerden, heerscht er een weldadige vrede over het John Grier Home. Een man uit het dorp helpt ons zoolang, terwijl wij intusschen den tuinier uit onze droomen geduldig afwachten.
Ik vind het jammer, dat ik je met onze lasten moest overvallen.
Zeg Judy, dat ze me een brief schuldig is en dat ze geen woord van me te hooren krijgt, zoolang ze haar schuld niet heeft afgedaan.
In mijn brief van gisteren aan Jervis vergat ik onzen hartelijken dank over te brengen voor de drie badkuipen. Die hemelsblauwe kuip met de poppetjes erop is beslist een verfraaiing van de baby-afdeeling. Ik hou erg veel van geschenken voor de babies, als ze te groot zijn om ingeslikt te worden.
Je zult wel blij zijn te hooren, dat de afdeeling handenarbeid goede vorderingen maakt. De timmerafdeeling werkt zoolang in het lokaal, waar vroeger de kinderen fröbelonderwijs kregen; nu zitten de kleintjes zoolang in den tuin te werken totdat er een vleugel is bijgebouwd.
En ook met de naaiklasse van de meisjes gaat het uitstekend. Onder den grooten beuk zitten de meisjes op een rij op lange banken met de hand te naaien, terwijl de grootste onze drie naaimachines gebruiken mogen. Zoodra ze er eenige vaardigheid in hebben gekregen, zullen wij het heele huis in nieuwe kleeren steken. Ik weet dat je vindt dat ik talm, maar het is heusch een heel werk om 180 nieuwe jurken te maken, en de meisjes zullen het veel meer op prijs stellen als zij ze zelf moeten maken.
Ik moet je ook berichten, dat onze gezondheidsmaatregelen een geweldige vlucht hebben genomen. Dr. MacRae heeft morgen- en avondoefening ingevoerd en een glas melk en een uur korfbal elken dag, tusschen de schooluren door. Hij leert de kinderen nu ook het gebruik en het nut van onze verschillende organen en heeft hen in kleine groepjes verdeeld, die afzonderlijk bij hem aan huis komen, waar hij een geraamte heeft staan en waar hij hun alles kan aanwijzen. Zij kunnen nu met evenveel verstand over hun kleine ongesteldheden spreken als over sprookjes van Moeder de Gans. Werkelijk, ze worden te geleerd om nog dezelfde kinderen te schijnen. Je zoudt nooit denken dat je vondelingen voor je hadt, als je onze kinderen hoorde spreken. Het lijken echte collegekinderen!
2 uur nm. O Judy, er is iets vreeselijks gebeurd! Herinner je je nog, dat ik je een paar weken geleden erover sprak, dat ik een lief meisje in een aardige familie had ondergebracht, met de hoop dat zij haar zouden aannemen? Het was een lieve Christelijke familie, die in een aardig dorpje woonde. De pleegvader was daar diaken van de kerk. Hetty is een allerliefst gehoorzaam huishoudelijk klein wijfje en het leek of het stelletje prachtig bij elkaar hoorde. Lieve Judy, ze werd van morgen bij ons teruggebracht omdat ze had gestolen! En schandaal op schandaal: Ze had een beker van het Avondmaal uit de kerk gestolen!
Tusschen haar gesnik en hun beschuldigingen in, duurde het wel een half uur, eer ik de waarheid te weten kon komen. Het schijnt dat de kerk, waartoe zij behooren, zeer modern en hygiënisch is (precies als onze dokter) en dat zij daar persoonlijke bekers voor het Avondmaal hebben ingevoerd. De arme kleine Hetty had in haar heele leven nog nooit van een Avondmaal gehoord. Ze was ook nog niet zoo erg aan de kerk gewend, want de Zondagschool was altijd voor haar eenvoudige godsdienstige verlangens voldoende geweest. Maar in haar nieuwe thuis ging ze èn naar de kerk èn naar de Zondagschool en eens hebben zij daar tot haar groote vreugde wijn rondgereikt. Maar haar sloegen ze over. Ze kwam er niet tegen in opstand, ze is eraan gewend overgeslagen te worden. Maar toen ze naar huis gingen, zag ze dat het zilveren bekertje bij haar plaats was blijven staan, en denkend, dat het een souvenir was dat ze mocht meenemen, stak ze het in haar zak. Twee dagen later kwam het pas aan het licht, daar het zilveren bekertje het meest geliefkoosd sieraad van het poppenhuis uitmaakte. Het schijnt, dat Hetty jaren geleden een tinnen poppenserviesje in een speelgoedwinkel heeft zien staan en sedert dien dag steeds heeft gedroomd er zelf een te mogen bezitten. Het avondmaal-bekertje was niet precies hetzelfde, maar het leek er toch wel wat op. Als nu onze Christelijke familie een beetje minder geloovig was geweest en een beetje meer gezond verstand had bezeten, zou zij kalm het bekertje aan de kerk terug hebben gegeven en Hetty naar den eersten den besten speelgoedwinkel hebben meegenomen om er een poppenserviesje voor haar te koopen. Maar niets daarvan! Ze stopten het kind met haar hebben en houden in den eersten den besten trein, duwden haar door onzen hoofdingang en verklaarden, dat zij een geboren dievegge was!
Ik ben blij, dat ik je zeggen kan, dat ik dien diaken en zijn vrouw
eens flink de les heb gelezen en zij van mij meer te slikken kregen,
dan zij wel ooit van den hoogen preekstoel uit naar binnen hebben
mogen wurgen. Ik leende voor dit doel een paar krachtuitdrukkingen
uit Sandy's woordenboek en stuurde hen vernederd en kleintjes naar
huis. En wat die arme kleine Hetty betreft, die is nu weer bij ons
terug, nadat ze eerst met zulke groote verwachtingen de wijde wereld
in ging. Het heeft een heel slechten moreelen invloed op een kind om
in ongenade naar een gesticht terug gestuurd te worden, vooral als ze
zich niet bewust is, dat ze iets kwaads heeft gedaan. Het geeft haar
het gevoel alsof de wereld vol voetangels en klemmen is en dat maakt
haar angstig en onzeker. Ik moet nu mijn best doen om een ander lief
ouderhuis voor haar te vinden, met menschen die nog niet zoo oud en
netjes en goed geworden zijn, dat ze hun eigen jeugd absoluut
vergeten hebben.
Ik vergat je te zeggen, dat onze nieuwe tuinbaas hier gekomen is. Hij heet Turnfelt en heeft een vrouw met mooi, blond haar en kuiltjes in haar wangen. Als ze een vondeling was, zou ik haar in een wip kunnen plaatsen. En we zullen van haar zachtheid gebruik weten te maken! Ik heb een prachtig plan om aan hun huisje nog een vleugel bij te bouwen, zoodat onder haar goede zorgen een soort broedhuis gesticht wordt voor pas aangekomen, kleine kuikentjes, zoodat we zeker kunnen zijn, dat ze alle leelijke ondeugden, als ze die bezitten mochten, hebben afgelegd wanneer ze zich met onze andere modelkuikens vermengen.
Wat denk je daarvan? Het is beslist noodzakelijk om bij zoo'n groot
gesticht, vol lawaai en drukte, een stil, afgezonderd plekje te
hebben, waar wij alle gevallen die speciale zorg vragen,
onderbrengen. Sommige van onze kinderen hebben geschokte zenuwen en
dan zal een rusttijd hun zeker goed doen. Kies ik mijn woorden niet
zeer goed? Ja, het dagelijksch onderhoud met Dr. Robin MacRae kan
niet zonder goede gevolgen blijven!
Je moest onze biggetjes eens zien sedert den dag, dat Turnfeld zijn intrede heeft gehouden. Ze zijn nu zoo helder en rozig en onnatuurlijk, dat ze elkaar haast niet meer herkennen als de een den ander passeert.
Ook ons aardappelveld is onherkenbaar. Het is net als een dambord in 64 gelijke stukken verdeeld en elk kind heeft zijn eigen stuk al gekregen. Nu vormen zaadcatalogi onze eenige lectuur.
Noah is juist van een uitstapje naar het dorp teruggekeerd, waar hij het Zondagsblad heeft gehaald. Want Noah is een zeer geletterd persoon, hij leest niet alleen zeer goed, maar hij draagt ook een bril met hoornen randen, terwijl hij zich met die gewichtige bezigheid occupeert.
Hij bracht ook een brief van jou mee, die je Vrijdagavond hebt geschreven. Het spijt me geweldig dat je Gösta Berling niet mooi vindt en Jervis evenmin. De eenige opmerking die ik wil maken, is, dat er een shocking gebrek aan letterkundigen smaak in de Pendleton familie heerscht.
Dr. MacRae heeft een anderen dokter op bezoek, een zeer melancholiek heer, die aan het hoofd van een particulier zenuwziekengesticht staat en die denkt, dat er niets in het leven mooi en goed is. Maar ik vermoed, dat die droefgeestige inzichten het natuurlijk resultaat zijn van den voortdurenden omgang met krankzinnigen en zenuwzieken, met wie hij driemaal per dag aan tafel zit. Hij bereist de heele wereld op zoek naar gevallen van degeneratie en treft die overal aan.
Nadat ik een half uur met hem had gepraat, verwachtte ik, dat hij mijn keel zou onderzoeken om te zien of ik misschien een gespleten verhemelte had. Sandy's keuze, wat vrienden betreft, stemt volkomen met zijn literairen smaak overeen.
Lieve deugd, wat een brief!
Lieve Judy,
Er is toch zooveel gebeurd! Het John Grier Home is er nog buiten adem van. Eindelijk heb ik het vraagstuk opgelost en weet ik, wat ik met mijn kinderen zal doen als al die timmerlieden en loodgieters en metselaars in ons huis bezig zijn, of liever gezegd, mijn beste broer heeft de oplossing gevonden!
Vanmiddag ging ik over de linnenkast en kwam tot de vreeselijke ontdekking, dat ik alleen maar sloopen genoeg had om elke twee weken mijn kinderen een versche te geven, wat blijkbaar de gewoonte van het huis is. En wie denk je dat daar binnenstormt terwijl ik als een chatelaine van een middeleeuwsch kasteel, te midden van mijn huishoudelijke beslommeringen, een bos sleutels aan mijn middel bengelend, in gepeins was verzonken? Niemand anders dan Jimmie!
Daar ik zoozeer in mijn zorgen was verdiept, kon ik hem slechts een vluchtigen kus op zijn neus drukken en stuurde ik hem weg om toezicht over mijn twee oudste rakkers te houden. Ze riepen wat vrienden bij elkaar en organiseerden een voetbalwedstrijd. Jimmie kwam hijgend maar enthousiast terug en stemde erin toe zijn bezoek tot het eind van de week te verlengen, hoewel hij na het avondeten, dat ik hem te verorberen gaf, te kennen gaf, dat hij voortaan zijn maaltijden in het hotel wenschte te nuttigen. Toen wij met ons kopje mocca voor het vuur zaten, maakte ik hem deelgenoot van mijn onzekerheid, wat ik met mijn kuikens moest beginnen terwijl de nieuwe broedplaats gebouwd zou worden. Je kent Jimmie. In een seconde had hij zijn plan al opgemaakt.
"Sla een Adirondacks-kamp op, op het kleine grasveld bij het gebouw. Je kunt daar drie tenten opslaan, elk voor acht man en dan kun je de 24 oudste jongens gedurende den zomer eruit sturen. Het kost haast niets!"
"Ja", argumenteerde ik, "die tenten kosten weinig, maar het is heel duur om een man aan te nemen, die er toezicht over houdt". "O neen", antwoordde Jimmie, "ik zal wel een collegevriend voor je vinden, die blij is om gedurende zijn vacantie kost en inwoning en een kleine vergoeding voor zijn toezicht te krijgen. Je zult hem alleen wat beter eten moeten geven dan ik gisteren het genoegen had op mijn bord te zien".
Dr. MacRae liep om negen uur bij ons aan, nadat hij eerst de ziekenafdeeling had bezocht. Wij hebben drie gevallen van kinkhoest maar houden de kinderen afzonderlijk, zoodat er geen enkel van de andere aangetast kan worden. Hoe deze drie het kregen, is mij een raadsel. Het schijnt, dat er een vogeltje bestaat, dat kinkhoest naar de vondelingengestichten brengt.
Jimmie overviel hem dadelijk met zijn kampschema en de dokter ging er vol geestdrift op in. Ze namen potlood en papier en maakten er een schets van, en een paar uur later was de laatste spijker geslagen. Niets zou die twee menschen meer voldoening hebben kunnen geven, dan nog om tien uur aan de telefoon te hangen en een armen timmerman uit zijn besten slaap te wekken. Die is nu met eenig timmerhout voor acht uur in den morgen besteld.
Ik raakte hen eindelijk om half elf kwijt, terwijl ze nog druk over palen en touw en tentdoek napraatten.
De opgewondenheid van Jimmie, gevoegd bij de sterke koffie, maakte, dat ik nu nog opzit om je uitvoerig verslag te geven. Toch zal ik als je het goed vindt, je de nadere bijzonderheden een volgende keer meedeelen.
Waarde vijand,
Komt U vanavond om zeven uur bij ons dineeren? Het wordt een echt diner, we krijgen zelfs roomijs!
Mijn broer heeft een welwillend jongmensch ontdekt, die het toezicht over onze jongens kan houden. Misschien kent U hem wel. Hij heet Mr. Witherspoon. Ik wil hem langzaam aan in gestichtskringen introduceeren, dus spreek alsjeblieft niet over krankzinnigheid of epileptische gevallen of alcoholisme of over een van Uw andere stokpaardjes.
Het is een vroolijke levenslustige jongen, die aan heel goede diners gewend is. Denkt U, dat hij zich ooit in het J. G. H. op zijn gemak zal voelen?
Lieve Judy.
Jimmie kwam hier Vrijdagmorgen om acht uur aanloopen en de dokter een kwartier later. En sinds dien tijd hebben ze met de timmerlieden en onzen nieuwen tuinbaas en Noah en onze twee paarden en onze acht sterke boys flink doorgewerkt. Nog nooit zijn bouwplannen met meer animo en grooter spoed tot stand gekomen. Ik wou dat ik een dozijn Jimmies hier kon krijgen, alhoewel ik moet bekennen dat mijn broer in zijn eerste vlaag van werkwoede beter werkt dan eenigen tijd later. Voor het beeldhouwwerk van een middeleeuwsche kathedraal zou hij b.v. niet bijster geschikt zijn.
Hij kwam Zaterdagmorgen met een nieuw denkbeeld aandragen: hij had den vorigen nacht in het hotel een vriend ontmoet, die tot zijn jachtclub in Canada behoort en kassier van onze Eerste (en eenige) Nationale Bank is. "Het is een beste jongen", zei Jimmie, "en juist dat soort, dat wij noodig hebben om de kinderen schik in het kampleven te doen krijgen. Hij zal wel bereid zijn om hier te komen tegen vrije kost en inwoning en een vergoeding van $ 30.— in de maand, want hij is met een meisje in Detroit verloofd en wil sparen. Ik zei hem al, dat het eten hier niets waard is, maar als hij genoeg opspeelt, zul je wel een nieuwe keukenmeid aannemen".
"Hoe heet hij?" vroeg ik vol belangstelling.
"O, hij heeft een verrukkelijker naam! Hij heet Percy de Forest Witherspoon".
Ik viel bijna flauw! Stel je voor, een Percy de Forest Witherspoon, die voor 24 van die kleine, onbeschaafde wilden moet zorgen!
Maar je kent Jimmie als hij zijn zinnen op iets heeft gezet. Hij had Mr. Witherspoon al uitgenoodigd om dien avond bij ons te komen eten en had oesters en duifjes en roomijs in het dorp besteld om me met mijn kalfsvleesch te hulp te komen. Het eindigde daarmede, dat ik een volmaakt diner gaf met Miss Matthews en Betsy en den dokter incluis.
Ik vroeg er haast ook den WelEd. Gestr. en Miss Snaith bij. Sedert ik die twee ken, voel ik dat er een roman tusschen hen moet bestaan. Nooit ontmoette ik twee menschen die zoo prachtig bij elkaar passen! Hij is een weduwnaar met vijf kinderen. Denk je niet, dat we dat zaakje zouden kunnen opknappen? Als hij een vrouw heeft, die goed voor hem zorgt, zou hij niet meer zooveel tijd voor het J. G. H. over kunnen hebben. Ik zou het heerlijk vinden om met één slag van beiden ontslagen te zijn. Je moet het heusch bij de aanteekeningen voor toekomstige verbeteringen voegen.
In elk geval hadden wij ons diner. En gedurende den maaltijd groeide mijn angst gedurig, niet over het feit, wat Percy voor ons zou doen, maar wel, wat wij voor Percy zouden kunnen doen. Als ik de heele wereld afreisde, zou ik toch nergens een geschikter man kunnen vinden, waarmede onze jongens nog meer zouden boffen. Je kunt hem aanzien dat hij alles goed doet en flink is; zijn letterkundige en artistieke bekwaamheden trek ik een weinig in twijfel, maar hij rijdt en schiet en speelt golf en voetbalt en zeilt. Hij houdt er van in de open lucht te slapen en hij houdt van jongens. Hij heeft er altijd naar verlangd om eens een paar vondelingen te leeren kennen, want hij beweerde, dat hij er dikwijls over gelezen heeft, maar nog nooit met, hen heeft gesproken. Percy schijnt te goed om werkelijk te zijn. Het lijkt een droom!
Voordat zij afscheid namen, zochten Jimmie en de dokter een lantaarn op en geleidden zij Mr. Witherspoon in avondcostuum naar de plaats waar zijn toekomstig kamp gebouwd moet worden.
En wat hadden wij niet een verrukkelijker Zondag! Ik moest hun absoluut verbieden om met timmeren door te gaan, want die mannen dachten aan niets anders, zelfs niet aan het moreele kwaad dat ze daardoor bij 104 zieltjes zouden kunnen aanrichten! Ze stonden daar en hamerden erop los en dachten erover, dat ze morgen vroeg weer aan het werk konden gaan! Hoe langer ik mannen bestudeer, des te meer kom ik tot de overtuiging dat zij niets anders zijn dan groote jongens, die hun ware natuur een beetje voor de buitenwereld verbergen.
Ik verkeer in gestadig gepeins hoe ik in Godsnaam den Heer Witherspoon zal kunnen voeden. Hij ziet eruit alsof hij een schrikwekkenden eetlust heeft en ook alsof hij zijn diner niet kan verorberen als hij geen avondcostuum aan heeft. Ik heb Betsy er op uitgezonden met de boodschap, dat we een koffer vol avondjaponnen moeten hebben om onze sociale standing op te houden. Een ding is zeer goed: hij gebruikt zijn lunch in het hotel en ik heb gehoord dat die daar zeer voedzaam en rijkelijk is.
Zeg Jervis, dat het me spijt, die hij niet hier is en dus niet mee kan timmeren aan ons kamp. Daar komt de WelEd. Gestr. in de verte aan. De goede God behoede mij!
Lieve Judy,
Ons kamp is klaar! Mijn energieke broer is er weer van door en onze 24 boys hebben twee heerlijke nachten in de open lucht doorgebracht.
Onze drie tenten verhoogen het artistieke schoon van ons terrein. Zij zijn ongeveer gelijk aan die, welke wij in Adirondacks hadden, gesloten aan drie kanten en van voren open en één grooter dan de twee andere, omdat die de kamer van den Heer Percy Witherspoon bevat. Een aangrenzende hut, die wat minder aan weer en wind is blootgesteld, dient als badinrichting en bevat een kraan, aan den wand bevestigd, en drie groote waterkitten. Elk kamp heeft een badmeester, die, op een stoel staande, de overige jongens, huiverend naast den stoel staande, een voor een flink met water begiet. Sinds onze regenten ons niet genoeg badkuipen wenschen te geven, moeten wij onze scherpzinnigheid te hulp roepen. Het kamp is in drie Indianengroepen verdeeld, elk met een hoofdman, die voor het gedrag van de groep aansprakelijk is. Mijnheer Witherspoon is de hoofdman van de heele Indianenbende en Dr. MacRae is de medicijnman. Zij betrokken hun tenten Dinsdagavond met de bekende plechtigheden, en hoewel zij mij officiëel uitnoodigden de feestelijkheden bij te wonen, maakte ik voor mijzelf uit dat dit een zuiver manlijke bijeenkomst was. Ik weigerde dus te komen doch zond hun ververschingen, wat in zeer goede aarde viel. Betsy en ik liepen dien avond tot het slagbalveld en kregen een glimp van hun orgieën te zien. De dapperen waren in een wijden kring om het vuur gezeten, ieder versierd met een deken van zijn bed en een rij veeren in zijn haar. (Onze kuikens schijnen er zeer schrale staarten op na te houden, maar ik heb geen onpleizierige vragen gesteld). De dokter voerde een krijgsdans uit, een bonten deken artistiek om zijn schouders geslagen, terwijl Jimmie en de Heer Witherspoon hem met krijgsmuziek begeleidden. (Twee koperen ketels die wij nu wel nooit meer terug zullen zien!) Had je dat ooit van Sandy gedacht? Het is het eerste glimpje leven, dat ik van dien man te zien kreeg.
Na tien uur, toen de dapperen veilig en wel onder de wol lagen, kwamen de drie mannen bij ons binnen vallen en lieten zich lui in de gemakkelijke stoelen van de bibliotheek neer met het air van martelaars, die zich voor het welzijn van anderen hebben opgeofferd. Maar zij konden mij niet misleiden: bij alle gekheid, die zij hadden uitgevoerd, hadden zijzelven even hard meegenoten als onze jongens.
Tot dusverre lijkt Percy Witherspoon het hier zeer behagelijk te vinden. Hij zit aan het hoofd van een onzer tafels onder de speciale bescherming van Betsy, en naar ik hoor weet hij daar in het stille hoekje veel vroolijkheid te weeg te brengen. Ik ben er in geslaagd het menu een kleinigheid te verbeteren en met een goeden eetlust accepteert hij alles, wat wij hem voorzetten, onbekommerd over de afwezigheid van de gewende kleinigheden als oesters en tong en hors d'oeuvre.
Ik kon dezen jongen man geen eigen zitkamer aanwijzen, maar hij heeft die moeilijkheid opgelost door voor te stellen het nieuwe laboratorium daarvoor te gebruiken. Dus brengt hij de avonden met een boek en een pijp vredig door, terwijl hij zich behagelijk in den tandartsstoel uitstrekt. Er zijn niet veel menschen van de wereld, die hun avonden op zulk een onschuldige manier zouden willen doorbrengen. Dat meisje in Detroit is een gelukkig, jong ding!
O jé! Daar komt een auto met menschen aan, met het verzoek het gesticht te mogen bezien en Betsy, die gewoonlijk de honneurs waarneemt, is er niet. Ik vlieg!
Dit is geen brief, dien ben ik je niet schuldig. Het is alleen maar het ontvangstbewijs van 65 paar rolschaatsen.
Waarde vijand,
Ik hoorde dat ik vandaag Uw bezoek miste, maar Jane bracht me Uw boodschap over tegelijk met de "Philosophische beschouwingen over den oorsprong van het geslacht in verband met de opvoeding". Ze zegt dat U in een paar dagen mijn meening over dit boek wilt kennen. Zal het examen schriftelijk of mondeling plaats vinden?
En dringt het nooit tot U door, dat deze beschouwingen betrekkelijk eenzijdig zijn? Ik overdenk dikwijls, dat het voor Dr. Robin MacRae's geest beter zou zijn, als hij af en toe een kleine verfrissching kreeg. Ik beloof U het boek te lezen als U dan in ruil een van de mijne leest. Ik stuur U hierbij "Dolly Dialogues" en zal binnen een paar dagen Uw meening hierover vragen.
Het is een reuzenwerk om een Schotschen Presbyteriaan frivool te
maken, maar volharding brengt dikwijls wonderen tot stand!
Mijn lieve, lieve Judy,
Spreek jij maar over de stroomen in Ohio! Hier in Dutchess County gaan we langzamerhand op eeuwig natte sponsen lijken. Al vijf dagen regent het en alles gaat hier in het gesticht verkeerd.
De babies hebben kroep gehad en wij zijn alle nachten met hen in de weer geweest. De keukenmeid heeft haar dienst opgezegd en er is een doode rat gevonden. Ons kamp lekt en vroeg in den morgen, na den eersten wolkbreuk, kwamen 24 door en door natte kuikens voor onze deur, in drijvende dekens gewikkeld, en vroegen huiverend om toegang. Sedert dien dag hangt elke lijn en elke trapleuning vol met natte en dampende dekens, die het vertikken om te drogen! Mijnheer Percy de Forest Witherspoon is naar zijn hotel teruggekeerd om te wachten totdat de zon weer doorbreekt.
Nadat onze kinderen nu al vier dagen lang zonder veel afleiding of lichamelijke oefeningen in ons huis zijn opgesloten, breekt de ondeugendheid er aan alle kanten uit, even verraderlijk als de mazelen. Betsy en ik denken ons suf over alle mogelijke bezigheden die er in onze beperkte ruimte uitgevoerd kunnen worden, zooals blindemannetje en kussengevechten en verstoppertje spelen en gymnastiekoefeningen in de eetkamer en zakloopen in het schoollokaal. (Daarbij werden twee ruiten gebroken). De jongens hebben in de gang haasje-over gespeeld en daarbij al het pleisterwerk in huis bekrast en we hebben een verwoede en energieke schoonmaak gehouden. Al het houtwerk is geboend en alle vloeren zijn gewreven. Maar ondanks dit alles hebben wij een groot deel van onze wilskracht er bij ingeschoten en zijn onze zenuwen zoo gespannen, dat wij bang zijn met elkaar in botsing te komen.
Sadie Kate heeft als een kleine duvel huis gehouden. (Bestaan er vrouwelijke duvels?) Als die er niet zijn geweest, is Sadie Kate dan toch de eerste, en vanmiddag had Loretta Higgins iets, ik weet eigenlijk niet of het een toeval of wel een driftbui was. Ze viel plat op den grond en huilde een uur lang en als iemand haar probeerde te naderen, sloeg ze om zich heen als een windmolen en trapte naar alle kanten.
Toen de dokter kwam was ze vrijwel uitgewoed. Hij nam haar op, een vermoeid afgemat wezentje en bracht haar naar een bed in de ziekenkamer. En toen ze ingeslapen was, kwam hij naar beneden in de bibliotheek en vroeg inzage van het archief.
Loretta is 13 jaar oud. Sedert zij hier is, heeft zij vijf van die uitbarstingen gehad en is daarvoor zwaar gestraft geworden. De stamboom van het kind luidt zeer kort: "De moeder stierf door verslaafdheid aan den drank in het Bloomingdale-asyl. Vader onbekend".
Hij bestudeerde de bladzijde lang met gefronste wenkbrauwen en schudde het hoofd.
"Als een kind uit zoo'n gezin komt, mag het dan wel gestraft worden, omdat het een geschokt zenuwgestel heeft?"
"Neen", antwoordde ik. "Maar wij zullen haar geschokte zenuwen tot kalmte brengen".
"Als wij dat kunnen...."
"Wij zullen haar met wonderolie en zonneschijn groot brengen en een aardige, lieve pleegmoeder voor haar zoeken, die met het arme kind medelijden heeft...."
Maar toen stokte ik bij de gedachte aan Loretta's gezichtje met die holle oogen en grooten neus en openstaanden mond en spitse kin en piekerig haar en afstaande ooren. Op de heele aarde zou geen pleegmoeder gevonden kunnen worden, die van zoo'n kind zou houden!
"Maar waarom", steunde ik, "laat de lieve God dan niet alle vondelingen met helblauwe oogen en blonde krullen en lieve maniertjes ter wereld komen? Van dat soort zou ik wel een millioen bij vriendelijke menschen kunnen onderbrengen, maar niemand verlangt naar Loretta".
"Ik ben bang dat de goede God niets met de geboorte van onze Loretta te maken heeft. De duivel schopt die kinderen op aarde".
Arme Sandy! Hij is erg pessimistisch wat het bestaan van een Godheid betreft, maar wat wonder, als je je maar eventjes in het eentonig liefdeloos leven indenkt, dat hij leidt! Hij zag er vandaag uit, alsof zijn eigen zenuwstelsel geschokt was. Sinds vijf uur in den morgen heeft hij in den regen geplast, omdat hij er voor een zieke baby uitgeroepen werd. Ik liet hem plaats nemen en zorgde voor thee en wij hadden een gezellig gesprek over dronkenschap en idiotisme en epilepsie en krankzinnigheid. Hij heeft een afschuw van aan den drank verslaafde ouders, maar telkens en telkens weer moet hij over krankzinnigheid spreken.
Onder ons gesproken, ik geloof niet dat je iets tegen erfelijke belasting kunt doen, tenminste als de baby niet dadelijk na de geboorte in een gezond milieu komt. Wij hebben hier het aardigste kindje, dat je ooit gezien hebt. Zijn moeder en Tante Ruth en Oom Silas zijn krankzinnig gestorven, maar hij zelf is zoo rustig en vredig als je maar wenschen kunt.
Dag, mijn lieve Judy! Het spijt me, dat ik je geen vroolijker brief kan sturen, ofschoon er eigenlijk ook weer niets ernstigs gebeurd is. Het is 11 uur en ik heb juist eventjes inspectie gehouden. Overal heerscht rust, die slechts verbroken wordt door het geklepper van twee losstaande luiken en de droppels, die geregeld van het dak naar beneden vallen. Ik beloofde Jane, dat ik er om 10 uur in zou kruipen.
Goeden nacht en God behoede jullie beiden.
P.S. Met al die vervelendheid is er toch nog een ding, waarvoor ik
dankbaar moet zijn. De WelEd. Gestr. heeft een aanval van maagkoliek
en in een opwelling van blijdschap stuurde ik hem een grooten bos
viooltjes.
Morgen, mijn lieve Judy,
Drie dagen lang zonneschijn! Het J. G. H. glundert!
Al mijn zorgen zijn heerlijk weggevaagd. Die vreeselijke dekens zijn eindelijk droog en onze kampen zijn weer bewoonbaar gemaakt.
Wij hebben houten vloeren gelegd en het dak met geteerd papier bekleed. (Mr. Witherspoon beweert, dat het nu veel van kippenhokken weg heeft). Wij graven een met steenen omzoomden greppel, die van het plateau, waar het kamp opgeslagen is, naar het graanveld leidt, zoodat wij bij een tweeden wolkbreuk niet zooveel van het regenwater te lijden zullen hebben! De Indianen hebben hun bespiegelend leven hervat en hun hoofdman is weer op zijn post teruggekeerd.
De dokter en ik hebben veel zorg aan Loretta Higgins' zenuwstelsel gewijd. Wij denken dat dit leven met zijn voortdurende drukte en beweging te opwindend voor haar is en hebben besloten, dat het 't beste is dat zij bij een familie onder dak komt, waardoor speciale zorg aan haar kan worden besteed.
De dokter, die veel goede bronnen kent, heeft hiervoor reeds een familie gevonden. Ze woont vlak naast hem en de menschen zijn werkelijk heel aardig. Ik heb ze zoo juist opgezocht. De huisvader is meesterknecht van de afdeeling metaalafgietsels in de groote ijzerfabriek hier en zijn vrouw is een lieve zachte natuur, die heelemaal schudt als ze lacht. Ze leven haast altijd in de keuken om de voorkamer netjes te houden, maar het is een bijzonder aardige keuken, zoodat ik er zelf wel in zou willen wonen. Ze hebben potten met begonia's in de ramen staan en een aardige spinnende tijgerkat slaapt huiselijk voor den haard. Ze bakt op Zaterdag koekjes en gemberbrood en pannekoeken. Ik heb al bij mezelf vastgesteld dat ik mijn wekelijksch bezoek aan Loretta elken Zaterdagmorgen om elf uur zal afleggen. Klaarblijkelijk maakte ik op Juffrouw Wilson een even goeden indruk als zij op mij, want nadat ik vertrokken was, vertelde zij aan den dokter, dat zij mij mocht lijden omdat ik net zoo gewoon deed als zij.
Loretta zal huishoudelijke bezigheden leeren en er een eigen stukje grond op nahouden en ze moet ook veel buiten spelen in de zon. Ze zal vroeg naar bed gaan en degelijk gezond eten krijgen en ze zullen haar vertroetelen en gelukkig maken — en dat alles voor $ 3.— in de week!
Waarom vinden we niet honderd families zooals deze en besteden wij al onze kinderen uit? Dan zouden wij dit gesticht voor idioten kunnen gebruiken en ik, die geen greintje verstand van idiotisme heb, kon zonder eenig gewetensbezwaar mijn baantje neerleggen en naar huis terugkeeren en daar gelukkig verder leven.
Werkelijk, lieve Judy, ik begin bang te worden. Dit gesticht zal zich nog van mij meester maken als ik er lang genoeg blijf. Ik ga er zooveel belang in stellen, dat ik aan niets anders meer kan denken of van niets anders kan droomen. Ja, Judy, je hebt mijn goede toekomst vernietigd!
Stel je eens voor, dat ik me terug zou trekken en zou gaan trouwen en
een familie stichten. Zooals de toestand op het oogenblik is, kan ik
op niet meer dan vijf á zes kinderen rekenen en die hebben
natuurlijk allen denzelfden aanleg omdat ze van één vader en moeder
zijn. Dank je wel, hoor! Dat lijkt me erg eentonig en onbeduidend! Je
hebt me ongeschikt gemaakt voor het dagelijksch leven!
P.S. We hebben hier een jongen, wiens vader gelyncht is. Vind je het
niet interessant om dat in de familie te hebben?
Liefste Judy,
Wat moet ik doen? Mamie Prout houdt niet van pruimen. Deze antipathie voor een goedkoop en voedzaam eten berust op niets anders dan verbeelding en behoort niet bij de kinderen van een goed gesticht te bestaan! Wij moeten maken dat Mamie wèl van pruimen gaat houden, zegt onze taalonderwijzeres, die de ochtenduren bij ons doorbrengt en ook meehelpt de moraal van ons gesticht op een hoog peil te houden. Tegen één uur bracht zij vanmiddag Mamie bij mij, beschuldigd van het feit, dat zij had geweigerd, absoluut had geweigerd, haar mond te openen en er een pruim in te laten stoppen. Het kind werd op een stoel neergesmakt in afwachting van de bestraffing, die zij van mij moest ontvangen.
Nu weet je dat ik niet van bananen houd en het ook zou verafschuwen
er een te moeten slikken. Dus redeneerde ik van mijn standpunt, dat ik
niet het recht heb Mamie Prout te dwingen pruimen te slikken.
Terwijl ik weifelend overdacht hoe ik het zoo zou regelen, dat ik een loopgraaf voor Mamie kon ontdekken zonder Miss Keller's gezag te ondermijnen, werd ik aan de telefoon geroepen.
"Blijf daar zitten, tot ik terug kom", zei ik tegen Mamie en liep de kamer uit en sloot de deur.
Het telefoontje was van een vriendelijke dame, die mij uitnoodigde mij met haar auto naar een vergadering te brengen. Ik behoef je niet te vertellen, dat ik hier belangstelling voor ons gesticht bij de rijke buren tracht op te wekken. De luie rijken, die groote landgoederen in de nabijheid bezitten, komen nu uit de stad hierheen en voordat zij te veel door garden-parties en tennis-matches in beslag genomen worden, tracht ik ze voor mijn plannen te winnen. Ze hebben nooit het minste of geringste voor ons gesticht gedaan en ik vind, dat het nu zoetjes aan tijd wordt, dat zij wat belang in ons werk gaan toonen.
Toen ik tegen het theeuurtje terugkwam, trad Dr. MacRae me in de hal tegemoet en vroeg mij inzage van eenige statistieken. Ik opende de deur en daar zat Mamie Prout, in dezelfde houding zooals ik haar vier uur geleden had verlaten.
"Maar Mamie, lieveling!", riep ik verschrikt uit, "heb je daar al dien tijd gezeten?"
"Ja juffrouw", antwoordde Mamie gedwee, "U zei toch, dat ik hier moest blijven totdat U terugkwam".
Dat arme, kleine geduldige ding had zwaar tegen haar vermoeidheid te vechten maar gaf geen kik.
Ik moet je eerlijk bekennen dat Sandy buitengewoon lief was. Hij nam haar in zijn armen en droeg haar naar de bibliotheek en vertroetelde en streelde haar net zoo lang tot dat ze lachte. Jane bracht een tafeltje en zette het voor haar neer en terwijl de dokter en ik thee dronken en toast aten, zorgden wij voor Mamie's avondeten. Ik vermoed, dat sommige paedagogen zullen beweren, dat dit het geschikte oogenblik was om het kind met pruimen vol te stoppen nu ze doodmoe en hongerig was, maar ik ben er zeker van dat je het volkomen zult goedkeuren, dat ik dat niet deed, en de dokter heeft, voor het eerst in zijn leven wellicht, mijn onwetenschappelijke handeling ondersteund. Mamie heeft het heerlijkste eten gehad dat ooit over haar lippen is gekomen, wat nog met aardbei-jam uit mijn eigen voorraad en pepermuntjes uit Sandy's zak verrijkt werd. Ik liet haar tevreden en gelukkig naar haar kameraadjes terugkeeren, nog altijd behept met den zeer betreurenswaardigen afkeer van pruimen.
Heb je ooit iets droefgeestigers gezien dan die zieldoorsnijdende, onredelijke gehoorzaamheid, die Mrs. Lippett zoo wist aan te kweeken? Het is de houding, die de vondelingengestichts-kinderen ook in het leven zouden aannemen en ik zal die gedweeheid uitroeien. Initiatief, verantwoordelijkheidsgevoel, belangstelling in alles, vindingrijkheid, och Judy, ik wou, dat de dokter een serum had om die deugden er bij onze kinderen in te gieten.
* * * * *
LATER — Ik wou, dat je naar New-York terug zou kunnen keeren. Ik heb jou tot reclame-agent van onze inrichting aangesteld en wij hebben een paar van je mooiste artikelen direct noodig. Zeven hummeltjes schreeuwen, dat zij aangenomen willen worden en het is jouw werk om dit nieuws te verbreiden.
Kleine Gertrude is een beetje scheel, maar ze is erg lief en aanhalig en heeft een goed hart. Kun je haar deugden niet zoo welsprekend beschrijven, dat de een of andere lieve familie haar wil aannemen, ook al is zij niet mooi? Haar oogen kunnen geopereerd worden als ze wat ouder is. Het kind voelt dat ze iets mist, al heeft ze ook nog nooit in haar leven een vader of moeder gekend. Ze breidt haar armpjes aandoenlijk uit als er iemand langs komt. Beschrijf dit zoo treffend mogelijk en zie of je geen moeder en vader voor haar kunt vinden.
Misschien kun je een van de New-Yorksche bladen bewegen een Zondagsartikel over verschillende kinderen te plaatsen. Ik zal je een paar foto's sturen. Weet je nog hoeveel brieven we op onzen "Schaterenden Joe" kregen, met dat aardige portretje van hem? Ik kan je net zulke portretten sturen van "Kraaiende Lou" en "Aanhankelijke Gertrude" en "Schoppende Karel", als jij dan maar voor de letterkundige saus wilt zorgen.
En zorg alsjeblieft, dat ik een paar families krijg, die niet bang
voor erfelijke belasting zijn. De eisch dat elk kind van een van de
eerste families van Virginia moet afstammen, wordt vervelend.
Mijn lieve, lieve Judy,
Wat een opruiming! Ik heb de keukenmeid en den portier ontslagen en in zeer korte bewoordingen de taalonderwijzeres te kennen gegeven, dat zij het volgend jaar niet terug behoeft te komen. Als ik nu den WelEd. Gestr. ook maar kon ontslaan!
Ik moet je ook vertellen, wat er vanochtend gebeurde. Onze eerbiedwaardige regent, die zoo'n gevaarlijke ziekte heeft gehad, is nu weer gevaarlijk beter geworden en kwam aanloopen om een buurvisite te maken. Punch nam een hoekje van mijn bibliotheek in beslag, geheel en al verdiept in zijn blokken. Ik houd hem van de andere kinderen verwijderd en pas de Montessori-methode op hem toe, door hem heel alleen op een kleedje te laten liggen en ervoor te zorgen, dat zijn zenuwen op geenerlei wijze geschokt kunnen worden. Ik vlei mijzelf dat het systeem goed werkt. Zijn woordenlijst lijkt in den laatsten tijd al veel op die van een preutsche dame.
Nadat de WelEd. Gestr. ons een treurig uur had bezorgd, rees hij uit zijn stoel op om heen te gaan. Toen hij de deur achter zich gesloten had (ik ben het kind hoogst dankbaar, dat het tenminste dat oogenblik heeft afgewacht), vestigde Punch zijn doordringende bruine oogen peinzend op mij en mompelde met een vertrouwelijker glimlach:
"Jezus, heeft die vent niet precies het sm... van een aap?" Als je een lieve Christelijke familie kent, die een alleraardigsten bengel van 5 jaar wil aannemen, schrijf dan alsjeblieft dadelijk aan
Lieve Pendletons,
Ik heb nog nooit twee zulke slakken als jullie gekend! Nu pas ben je
in Washington en ik heb al dagen lang mijn reisnecessaire gepakt om
een paar heerlijke dagen chez vous door te brengen. Maak toch voort!
Ik heb zoo lang en hevig in deze gestichtsatmosfeer gesmacht als het
bij menschenuithoudingsvermogen slechts kan. Ik stik en ga dood als
er niet spoedig verandering in komt.
P.S. Stuur Gordon Hallock een kaart om hem te berichten, dat je in
Washington bent. Hij zal dolgraag zichzelf en het Capitool tot je
beschikking stellen. Ik weet, dat Jervis hem niet mag lijden maar
Jervis moest wijzer zijn en ongemotiveerde antipathieën tegen
staatslieden overwinnen. Wie weet, misschien zal ik mij op een goeden
dag ook in de politiek verdiepen.
Mijn lieve Judy,
Wij krijgen de leukste cadeaux van onze vrienden en weldoeners.
Luister maar eens: De vorige week reed de Heer Wilton J. Leverett (ik lees zijn naam van zijn kaartje op) over een gebroken flesch aan den buitenkant van ons hek en terwijl zijn chauffeur de autoband lapte, maakte hij even van dit oponthoud gebruik door bij ons binnen te loopen. Betsy liet hem het heele gesticht zien, en hij nam met een bepaald intelligente belangstelling alles op wat zij hem toonde en interesseerde zich bijzonder voor ons nieuwe kamp.
Dat is iets, wat mannen aardig vinden. Hij ging zelfs zoover, dat hij zijn jas uitgooide en met twee kampen slagbal speelde. Na anderhalf uur keek hij plotseling op zijn horloge, vroeg om een glas water en ging buigend heen.
Wij waren deze kleine geschiedenis al geheel vergeten totdat wij er vanmiddag plotseling door een postbode weer aan werden herinnerd. Hij bracht ons een geschenk van het chemisch laboratorium van Wilton J. Leverett, bestaande uit een vat van niet al te kleine afmetingen, met vloeibare groene zeep!
Heb ik je al verteld, dat het zaad voor onze tuintjes uit Washington gekomen is? Een beleefd geschenk van Gordon Hallock en het U. S. Government.
Als een voorbeeld van de onwetendheid, waarin de kinderen hier gelaten werden, zal ik je alleen maar vertellen, dat Martin Schladewitz, die drie jaar op deze pseudo-buitenplaats doorbracht, niets beters wist te doen dan een gat van twee voet diep te graven en daarin zijn slazaad te bedelven.
O, als je eens wist, wat ik hier heb verbeterd en telkens weer
verbeteren moet! Natuurlijk kun jij daarover zeker wel het eerst
meespreken. Zoo langzamerhand leer ik eerst mijn oogen goed gebruiken
en dingen, die ik eerst grappig vond, schijnen me nu — o Judy laat
ik er niet over beginnen! Het is treurig! Elk grappig ding dat te
voorschijn wipt, schijnt weer iets diep treurigs te verbergen.
Op het oogenblik schenken wij angstvallig al onze aandacht aan onze manieren — geen vondelingen-gestichtsmanieren, neen, dans schoolmanieren!
Je moest onze kleine Uriah Heepish eens zien — geen kind kan er betere manieren op na houden! Ze maakt een buiging als je haar een hand geeft en als er een dame binnenkomt, staan de jongens van hun stoel op, met hun pet in hun hand, en schuiven een stoel aan. (Gisteren heeft Tommy Woolsen Sadie Kate met haar neus in de soep geduwd, tot groot vermaak van ons allen, behalve van Sadie Kate, die een onafhankelijke jonge dame is, en niet van die onnoodige, mannelijke attenties houdt). Eerst spotten onze jongens met die manieren maar na het prachtig werkend voorbeeld van hun held, Percy de Forest Witherspoon, zijn het al kleine gentlemen geworden.
Punch heeft me vanmorgen een bezoek gebracht. Gedurende het laatste
half uur heeft hij zich in het raamhoekje neergevlijd en zich
kalm-tevreden met zijn kleurpotloodjes geamuseerd, terwijl ik ijverig
aan jou zat te pennen! Betsy gaf hem en passant een kus op zijn neus.
"Ach, loop heen", bromde Punch, donker blozend, en veegde met een
zekere mannelijke onverschilligheid het laatste teeken van teederheid
weg. Maar ik merkte op, dat hij zijn kleurwerk met meer ijver en met
een poging tot fluiten hervatte. Wij zullen er wel in slagen het hart
van dezen jongen man voor ons te winnen.
De dokter was vandaag erg uit zijn humeur. Hij kwam juist binnenstappen toen de kinderen op weg naar de eetzaal waren. Hij liep mee, onderzocht het eten en ontdekte — Gode zij ons genadig — dat de aardappels aangebrand waren! En een herrie dat die man daarover maakte! Het is voor het eerst sedert ik hier ben dat de aardappels aangebrand zijn en je weet, dat aanbranden soms zelfs in de beste families voorkomt, maar als je Sandy hoorde, zou je denken, dat de keukenmeid de aardappels expres op mijn order had laten aanbranden.
Zooals ik je vroeger ook wel eens schreef, zou ik best zonder Sandy
mijn weg weten!
Gisteren hadden wij een prachtigen zonnigen dag. En Betsy en ik lieten deze eene maal plicht plicht zijn en tuften naar een prachtig landhuis van een van haar vriendinnen, waar wij in een Italiaanschen tuin thee dronken. Punch en Sadie Kate waren den heelen dag zoo lief geweest, dat wij op het laatste oogenblik telefoneerden, of wij hen mochten meebrengen.
"Ja, breng die schatjes maar mee", luidde het geestdriftig antwoord.
Maar de keuze van ons beiden bleek niet de juiste te zijn! Wij hadden Mamie Prout mee moeten nemen, die laatst bewezen heeft, dat ze uren lang stil kan zitten. Ik zal je de details van ons bezoek besparen. Het hoogtepunt werd bereikt toen Punch de goudvischjes uit de allerdiepste diepte van het vischbassin te voorschijn wilde halen.
Onze gastheer haalde hem er bij zijn eene been uit en het kind keerde in het gesticht terug, gehuld in den rose en wit gestreepten badmantel van genoemden heer.
Wat zeg je daarvan? Dr. Robin MacRae heeft in een verzoeningsgezinde bui en met den wensch het geval ter gelegenheid van de aangebrande geschiedenis te doen vergeten, Betsy en mij uitgenoodigd om den volgenden Zondag om zeven uur bij hem in het olijfgroene huis het avondeten te gebruiken. Ik vermoed, dat ons gesprek om bacillen van roodvonk en een geval van tuberculose en een aaneenschakeling van aan drankzucht verslaafde en gedegenereerde menschen zal draaien. Deze half-gedwongen gastvrijheid zal hem wel erg de keel uithangen, maar aan den anderen kant redeneert hij dat hij beleefd tegenover de directrice moet zijn, als hij wil dat zij hem in het gesticht een beetje de vrije hand laat.
Ik lees dezen brief zoo juist over en moet toegeven, dat ik wel wat
erg van den hak op den tak spring, maar ofschoon hij geen enkel
belangrijk nieuwtje bevat, vertrouw ik dat je toch wilt aan nemen,
dat ik er elk vrij oogenblik gedurende de laatste drie dagen aan heb
besteed.
P.S. Een gezegende lieve dame kwam hier vanmorgen en zeide, dat zij
gedurende den zomer een kind bij zich wilde hebben en liefst de
allerzwakste en ziekelijkste baby, die ik had. Haar man is pas
gestorven en nu wil zij werk hebben, dat haar geheel in beslag neemt.
Is dat niet roerend lief?
Lieve Judy en Jervis,
Broer Jimmie, aangespoord door onophoudelijke bedelbrieven, heeft me ten slotte een geschenk gezonden. De keuze had hij zich voorbehouden.
Wij hebben een aap!! Hij heet Java.
De kinderen hooren de schoolklok niet langer, alles draait thans om Java. Op den dag dat hij hier kwam, liep het heele huis op een rij naar hem toe en schudde hem de hand. Arme Sing is vergeten en verschopt. Ik moet voor zijn badje betalen!
Sadie Kate heb ik tot mijn particuliere secretaresse benoemd. Zij
schrijft de bedankbriefjes voor het heele huis en haar letterkundige
stijl veroorzaakt een verbazender lachlust bij onze weldoeners. Ze
heeft de vaste gewoonte aangenomen steeds bij haar bedankje om een
volgend geschenk te verzoeken. Tot nu toe heb ik aangenomen, dat de
Kilcoynes uit het wilde Westen van Ierland stammen, maar nu begin ik
er haar voorvaderen van te verdenken, dat zij eerder in Blarney
Castle hun oorsprong vinden. Je kunt uit ingesloten copie-brief aan
Jimmie zien, welk een overredende kracht in de pen van deze jonge
dame schuilt. Ik hoop dat het, in dit geval tenminste, niet de
gewenschte uitwerking zal hebben.
Lieve Mijnheer Jimmie,
Wij danke Uw alle heel harteluk voor de liefe aap die Uw ons stuurdde wij noeme hem Java omdat dat een warm ijland is aan de overkant van de oseaan, waar hij net als een vogel in een nest gebooren is al was hij grooter zij de dokter.
De eerste dag dat hij hier was hebbe alle jongens en meisjes hem een hand gegefe en goede morgen Java tegen hem gezegt en is zoo grappig hij hout je hand zoo stijf fast. Ik was eerst bang om hem aan te raake maar nu zit hij op mijn schouder en slaat zijn arme om mij heen als hij dat wil hij maakt een gek geluit en als wij aan zijn staart kome wort hij neidig.
Wij houde heel veel van hem en ook van jou. En als Uw nog wat geeft stuurt Uw ons dan een olifant. Nu hou ik op.
Percy de Forest Witherspoon blijft nog steeds aan zijn kamp getrouw, maar ik ben bang dat hij er op een dag genoeg van zal krijgen en dring er dus telkens op aan, dat hij eens vacantie neemt. Hij heeft veel kennissen in de omstreken en verleden Zaterdag bracht hij twee vrienden mee, aardige jongelui, die om het kampvuur zaten en jachtverhalen van de Koppensnellers in Sarawak, volgens de landkaart een smalle rose streep aan den top van Borneo, ten beste gaven. Mijn dapperen hebben nu het plan naar Sarawak te trekken en daar de Koppensnellers te dooden. Elke encyclopedie in ons huis is al geraadpleegd en er is hier geen jongen of hij kan je een nauwkeurig verslag betreffende geschiedenis, plantengroei, gewoonten en klimaat van Borneo doen. Ik zou alleen maar willen, dat Mijnheer Witherspoon vrienden bij ons wilde brengen die in Engeland, Frankrijk en Duitschland hebben gejaagd. Dat zijn wel streken, die niet heelemaal zoo chique zijn als Sarawak, maar het zou daarentegen nog nuttiger voor onze kinderen zijn.
Wij hebben weer eens een nieuwe kokkin, de vierde gedurende mijn regeering hier. Ik heb je nooit met mijn keukenmeid-ellendes verveeld, maar daaraan ontkomt ons gesticht al net zoo min als gewone huisgezinnen. Deze laatste is een negerin, een groote dikke vette glimlachende chocoladekleurige vrouw uit Zuid Carolina, en sedert zij er is, lijkt het hier wel luilekkerland. En weet je hoe ze heet? Sallie, als je het goed vindt, maar als je het niet goed vindt ook. Ik stelde haar voor, van naam te veranderen.
"Neen juffrouw, ik heet al langer dan u zoo en ik zou nooit weten, dat U het tegen mij had als u mij Mollie of anders noemde. Ik geloof, dat die naam bij mij hoort".
Dus blijft zij "Sallie". Maar we behoeven toch niet bang te zijn, dat
onze brieven verwisseld worden, want haar naam is lang niet zoo
gewoontjes als de mijne. Hij luidt: Johnston-Washington, met een
verbindingsteeken.
Onze geliefkoosde bezigheid is tegenwoordig bijnaampjes voor "Sandy"
te bedenken. Zijn ernstige, waardige houding leent zich heel goed
voor caricatuur. Wij hebben zoo juist weer een nieuwe uitgevonden.
"The Laird o' Cockpen" is Percy's ontdekking.
Lieve Judy,
Gisterenavond hadden wij het diner bij den dokter! Betsy en mijnheer Witherspoon en ik. Het was werkelijk heel aardig, hoewel ik moet bekennen dat het onder bezwarende omstandigheden begon.
Zijn huis is van binnen juist, wat het van buiten belooft te zijn! Nooit in mijn leven heb ik zoo iets gezien als de eetkamer van dien man! Het behang en het karpet en de draperieën zijn donkergroen. De zwart marmeren schoorsteenmantel beschut een paar smeulende kolen. De meubels zijn zoo donker als meubels slechts zijn kunnen. De versiering van de kamer bestaat uit twee staalgravures in zwarte lijsten: "Het afscheid van den herder" en "Het hutje aan de rots".
Wij probeerden met inspanning van al onze krachten om vroolijk en gezellig te zijn, maar het leek wel een begrafenismaaltijd. Mrs. MacGurk, in een zwart lusteren japon en zwart zijden schort gestoken, schommelde langs de tafel en reikte ons koude, zwaar te verteren schotels, en zette daarbij haar voetjes met zulk een gewicht neer, dat het zilver in de lade rammelde. Haar neus stak in de hoogte en haar mondhoeken wezen naar beneden en duidelijk gaf ze er aldus blijk van, dat zij haars meesters gastvrijheid ten zeerste misprees en voor eens en altijd den gasten duidelijk wenschte te maken, dat zij dergelijke uitnoodigingen nooit meer mochten aannemen.
Sandy scheen vaag te gevoelen dat er iets in zijn huis niet in orde was; om het een beetje ter eere van zijn gasten op te luisteren, had hij bloemen gekocht, een groote massa bloemen: prachtige Killarney en roode en gele tulpen. Die McGurk had alle bloemen zoo stijf mogelijk op elkaar in een helblauwe jardinière gepropt en die midden op tafel neergeplompt. Het leek wel een boeket van een groenteboer! Betsy en ik konden ons fatsoen haast niet houden toen wij dat middenstuk zagen, maar de dokter scheen zoo naief blij te zijn met die heldere kleuren in zijn sombere kamer, dat wij onze ondeugendheid onderdrukten en hem een warm complimentje maakten.
Zoodra het eten afgeloopen was, haastten wij ons naar zijn eigen afdeeling van het huis, waar Mrs. McGurk's invloed niet doordringt. Niemand durft hier met schoonmaakwoede bezield binnen te treden, noch in zijn bibliotheek noch in zijn zitkamer of laboratorium. De eenige die daar toegang heeft is Llewelyn, een kleine dikke roode man die in zich de kwaliteiten van chauffeur en kamermeid vereenigt.
Ofschoon de bibliotheek nu niet bepaald de mooiste kamer is, die ik ooit te zien heb gekregen, is hij toch, in aanmerking genomen dat het een heerenkamer is, niet zoo kwaad. Van den grond tot de zoldering stapelen zich de boekdeelen op, terwijl er bovendien nog op den schoorsteen boeken rondzwerven. Een half dozijn gemakkelijke leeren armstoelen en een paar dierenvellen voltooien, met een eveneens zwart marmeren schoorsteenmantel, maar dit maal boven een knappend houtvuur, de kamer. Bij wijze van snuisterij pronkt er een opgestopte pelikaan en een bronzen ooievaar met een kikker in zijn bek, ook een kraai op een boomtak gezeten en een bronzen hondje. Een flauwe jodiumlucht zweeft nog in de kamer.
De dokter bereidde zelf de koffie in een Fransche koffiemachine en wij ontsloegen zijn huishoudster. Hij deed werkelijk zijn best een goed gastheer te zijn en ik moet bekennen, dat hij geen enkele keer het woord krankzinnigheid gebruikte. Het schijnt dat Sandy in zijn vrijen tijd veel aan visschen doet. Hij en Percy deden lange verhalen over zalm en baars en tenslotte haalde hij uit zijn kast een verzameling kunstvliegen en verrijkte Betsy en mij galant met een "Waterjuffertje" en een "Glimwormpje" om er hoedenspelden van te maken. Toen helde de conversatie over naar sport in de Schotsche veengronden en hij vertelde ons, dat hij daar eens verdwaald was geraakt en den avond op de heide had doorgebracht. Er is geen twijfel aan: Sandy's hart is niet hier maar in de Schotsche Hooglanden!
Het spijt me dat Betsy en ik hem zoo verkeerd beoordeeld hebben. Hoewel het hard is om interessante dingen op te geven, geloof ik, achteraf beschouwd, toch niet dat hij een misdaad heeft begaan. Eerder gelooven wij nu, dat hij een ongelukkige liefde heeft gehad. Het is werkelijk leelijk van mij dat ik dien armen Sandy zoo voor den gek heb gehouden, want ondanks zijn grooten ernst en somberheid is hij toch een sympathiek man. Denk eens aan, als hij den heelen dag hard geploeterd heeft, komt hij thuis en moet dan alleen in die sombere eetkamer zijn maaltijd verorberen.
Zou je denken dat het hem een beetje op zou vroolijken, als ik hem mijn leger artisten stuurde om een fries van konijntjes op den muur te schilderen?
Lieve Judy,
Kom je nooit naar New-York terug? Maak toch voort. Ik heb een nieuwen hoed noodig en verlang er dol naar, in de Fifth Avenue te winkelen en niet in Water Street. Mrs. Gruby, onze beste modiste, houdt er niet van, slaafsch de Parijsche mode na te bootsen. Zij houdt er haar eigen stijl op na. Drie jaren geleden heeft zij de groote concessie gedaan om een reis naar New-York te ondernemen en nu teert zij nog steeds op de geziene nouveautés.
Buiten mijn eigen hoed moet ik er ook nog 113 voor mijn kinderen koopen om nog niet van hun schoenen en broeken en schorten en haarlinten en kousen en kousenbanden te gewagen. Het is een heel werk om een kleine familie als de mijne behoorlijk te kleeden.
Heb je dien langen brief ontvangen, dien ik je verleden week heb gestuurd? Je hebt me niet de eer aangedaan, er de ontvangst van te erkennen en hij was toch zeventien zijdjes lang en nam dagen lang mijn vrijen tijd in beslag.
P.S. Waarom schrijf je heelemaal niets over Gordon? Heb je hem gezien
en heeft hij niets over mij gezegd? Maakt hij aan een van die aardige
zuidelijke meisjes het hof, waarvan Washington zoo vol is? Je weet,
dat ik graag iets van hem hoor. Waarom ben je dan zoo afgrijselijk
terughoudend?
Lieve Judy,
Je telegram werd me net twee minuten geleden telefonisch overgebracht.
Ja, dank je. Ik vind het erg prettig om Donderdagmiddag 5.49 over te komen. Houd dien avond alsjeblieft vrij, want ik ben van plant tot middernacht op te zitten, om met jou en den president over niets anders dan het J. G. H. te spreken.
Vrijdag en Zaterdag en Maandag wil ik graag winkelen. Ja, je hebt gelijk, ik heb meer kleeren dan eenige gevangene noodig heeft, maar als het voorjaar aanbreekt, wil ik toch graag met nieuwe veeren prijken. Nu draag ik elken dag een andere avondjapon om ze af te dragen — of neen, niet alleen daarvoor: om mij in den waan te brengen, dat ik een heel gewoon meisje ben, ondanks de buitengewone omstandigheden waarin jij mij hebt geschopt.
De WelEd. Gestr. vond me gisteren in een nijlgroene zijcrêpe (Jane's creatie hoewel het er erg Parijsch uitziet) en leek met het geval verlegen toen hij hoorde, dat ik niet naar een bal moest. Ik noodigde hem uit om te blijven en met mij te dineeren, en hij accepteerde. Wij konden de conversatie vrijwel zoo wat gaande houden. Hij weidde druk over het eten uit, want voedsel schijnt in hooge mate tot zijn doorluchten geest te spreken. Als er op het oogenblik in New-York een stuk van Bernard Shaw gegeven wordt, zal ik zien dat ik een paar uur uitwin om dat bij te wonen. Een B.S. dialoog zou zulk een heerlijk contrast vormen met het gesprek met den WelEd. Gestr.
Het is nu onnoodig om je nog verder te schrijven. Ik zal wachten totdat ik je zie en je dan alles vertellen.
P.S. O, lieve deugd, juist, nu ik Sandy af en toe een beetje aardig
begin te vinden, barst hij weer los en toont zich eerst recht
abominabel. Wij hadden ongelukkigerwijs vijf gevallen van mazelen in
het gesticht en uit zijn manieren maken wij op, dat hij vermoedt dat
Miss Snaith en ik de mazelen onder de kinderen hebben verbreid om hem
onaangenaam te zijn. Er zijn heel wat dagen, dat ik dien dokter naar
een andere plaats dan het J. G. H. wensch!
Waarde vijand,
Uw kort en waardig briefje van gisteren kwam in mijn bezit. Ik heb nog niemand gekend, die precies zoo op dezelfde manier spreekt en schrijft als U.
U zou het dus aangenaam vinden als ik die domme manie U met "vijand" aan te spreken, wilde afleggen. Ik zal die absurde spreekwijze, van U "vijand" te noemen, afleggen zoodra U die absurde wijze van optreden aflegt om dadelijk boos en beleedigend te worden, zoodra er maar iets niet goed gaat.
Ik vertrek morgenmiddag, om vier dagen in New-York door te brengen.
Mijn waarde vijand,
Ik vertrouw er op, dat mijn briefje U in een gemoedstoestand vindt, die eenigszins beter is dan die, welke U beheerschte toen ik U de laatste maal zag. Ik herhaal hierbij nogmaals nadrukkelijk, dat deze twee nieuwe gevallen van mazelen niet door de zorgeloosheid van de directrice in het gesticht binnenslopen maar eerder aan den ongelukkigen bouw van ons ouderwetsch gesticht te wijten zijn, welke de algeheele afsluiting van besmettelijke ziekten onmogelijk maakt.
Daar U U niet verwaardigdet ons gisterenmorgen, voordat ik vertrok, op te zoeken, kon ik U niet nog een paar laatste wenken geven. Ik schrijf U daarom thans, met het verzoek Uw critisch oog op Mamie Prout te richten, die geheel en al met ronde vlekjes bedekt is, wat op mazelen kan duiden, hetgeen ik echter niet hoop. Mamie vlekt heel gauw!
A.s. Maandag om 6 uur keer ik naar de gevangenis terug.
P.S. Ik hoop dat U het mij vergeeft, maar ik moet U ruiterlijk
bekennen, dat U niet tot die soort dokters behoort, welke ik graag
mag lijden. Ik zie ze liever als ze dik en gezellig en glimlachend
zijn.
Lieve Judy,
Je bent een vreeselijke familie om bezocht te worden door een licht ontvankelijk, jong meisje. Hoe kun je verwachten dat ik, teruggekomen, mij met het gestichtsleven tevreden kan stellen, na een paar dagen getuige te zijn geweest van het heerlijk rustig geluk, dat er bij de Pendletons heerscht!
Op den heelen terugreis in den trein heb ik alle jonge menschen, die ik ken, in mijn geest laten voorbijgaan, om te zien of er geen bij was die op Jervis leek, en de twee novelles, vier magazines en de doos bonbons, die je echtgenoot zorgzaam voor me had gekocht, bleven onaangeroerd naast me liggen. Ik vond hem! Hij is nog een beetje aardiger, geloof ik! Van dezen dag af aan is hij het gemerkte slachtoffer, de voor mij bestemde prooi!
Ik vind het lam dat ik het gestichtsleven zal moeten opgeven nu ik er juist zoo met hart en ziel in opga, maar indien je er niet toe kunt overgaan om het heele gesticht naar de hoofdstad te verplaatsen, zal er toch niets aan te doen zijn.
De trein was afschuwelijk laat. We stonden nog altijd dampend stil terwijl twee goederentreinen voorbij vlogen. Ik vermoed dat er onderweg iets gebeurde, wat niet in orde was en de locomotief nagekeken moest worden. De conducteur stelde ons gerust maar gaf tekst noch uitleg.
Om 7.30 stapte ik uit, als eenige passagier voor ons onbeduidend plaatsje, te midden van een grauwe duisternis en onder een stortregen, zonder parapluis, en met dien kostbaren nieuwen hoed! Geen Turnfeld stond klaar om me af te halen, zelfs geen rijtuig was aanwezig. Het is waar, ik had niet van te voren den juisten tijd van mijn trein aangekondigd, maar toch voelde ik mij gruwelijk verwaarloosd. Vaag had ik in mijn droomen alle 113 kinderen op het station zien paradeeren, bloemen voor mijn voeten strooiend en hartelijke welkomst-liederen zingend. Juist toen ik den stationschef vertelde, dat ik zijn telegrafische installatie wilde bekijken en hij om een rijtuig telefoneerde, kwamen er twee groote lichten recht op mij af en hielden een Meter voor mij stil, zoodat ik gelukkig geen kans liep omvergereden te worden. En ik hoorde Sandy's stem mij vriendelijk tegemoet klinken:
"Wel, wel, Miss Sallie McBride! Ik geloof, dat U een paar uur te laat de teugels weer in handen gaat nemen!"
Die goede man was drie maal aan het station gekomen om te zien of ik er nog niet was. Hij nam mij en mijn nieuwen hoed en tasch en plaid en boeken en chocolade onder zijn veilig dak en weg tuften wij! Werkelijk, ik had het gevoel alsof ik weer naar huis terugkeerde, verdrietig te moede dat ik het ooit had verlaten.
In gedachten, zie je, had ik het gesticht al in den steek gelaten en mijn boel gepakt en was er van door gegaan, maar het enkel idee dat je ergens niet voor je heele leven blijft, geeft je een afschuwelijk onzeker gevoel en dat is het ook, waarom proef-huwelijken zoo dikwijls mislukken. Je moet voelen dat je iets vastbesloten bent, voor eeuwig en altijd, om dan ook alle moeilijkheid te kunnen overwinnen en succes te hebben!
Het is vreemd hoeveel nieuwe dingen er in vier dagen kunnen gebeuren. Sandy kon niet vlug genoeg spreken om me alles, wat ik weten wilde, te vertellen. Zoo zeide hij mij ook, dat Sadie Kate twee dagen op het ziekenzaaltje had doorgebracht. Haar ziekte was echter, volgens diagnose van onzen dokter, het noodzakelijk gevolg van het verorberen van een halven pot frambozenjam met ik weet niet hoeveel pannekoeken. Haar werk had gedurende mijn afwezigheid bestaan in het afwasschen van het vaatwerk en zoo'n overvloed van heerlijkheden bleek te verleidelijk voor haar te zijn!
Verder staan onze zwarte kokkin en onze zwarte gedienstige Noah op voet van oorlog met elkaar. Eigenlijk is de oorzaak een kleinigheid, maar die is gegroeid door de omstandigheid dat Sallie, met een voor een vrouw ongekende zekerheid van mikken, een pan met water uit het raam gooide. Je ziet, wat een raar werk een directrice van een vondelingengesticht soms te verrichten heeft. Ze moet de kwaliteiten van een kinderjuffrouw met die van een politieagent vereenigen.
De dokter had pas de helft verteld, toen we het huis hadden bereikt, en daar hij nog niet had gegeten, in verband met het feit dat hij drie keer aan het station was geweest, verzocht ik hem de gastvrijheid van het John Grier Home te aanvaarden. Ik wilde er ook Betsy en mijnheer Witherspoon bij vragen, om bij deze gelegenheid alle verwaarloosde zaken te bespreken. Sandy nam met een vleiende toeschietelijkheid het aanbod aan. Hij schijnt graag buitenshuis te eten.
Maar Betsy was, zooals ik hoorde, naar huis gegaan om een grootmoeder, die daar op bezoek was, goedendag te zeggen en Percy speelde in het dorp bridge. Het gebeurt maar heel zelden, dat hij er een avond tusschen uit is en ik ben voor hem blij met elke afleiding, die hij heeft.
Zoo hadden de dokter en ik ten slotte een haastig geïmproviseerd tête á tête diner. Het was toen haast acht uur en onze gewone etenstijd is 6.30, maar, hoewel geïmproviseerd, weet ik toch zeker dat hij nog nooit zoo van McGurk te eten heeft gekregen. Sallie, die er mij met alle geweld van wilde overtuigen dat zij onmisbaar is, zette haar beste beentje voor, en na het diner dronken wij in de gezellige bibliotheek, voor het vuur, een kopje mocca terwijl de wind buiten huilde en de jalousieën klepperden.
Wij hadden een heel gezelligen en intiemen avond samen. Voor het eerst, sinds ik den man ken, viel het mij op dat hij werkelijk iets aantrekkelijks heeft, als je hem maar ziet zooals hij werkelijk is. Maar er is tijd en tact noodig om hem goed te leeren kennen. Ik ben nog nooit zoo'n vreemd, onverklaarbaar karakter tegengekomen. Gedurende al den tijd dat ik met hem sprak, had ik het gevoel alsof achter de gesloten lijn van zijn mond en zijn half gesloten oogleden een warm vuur smeult. Ben je er wel zeker van dat hij geen misdaad heeft begaan? Hij geeft je het heerlijk gevoel dat dit wel zoo is.
En ik moet bekennen, dat Sandy nog niet zoo'n kwaad spreker is als je hem laat begaan. Hij schijnt zich de geheele Schotsche letterkunde eigen gemaakt te hebben.
"Little kens the auld as she sets by the fire what the wind is doing on Hurly-Burly-Swire", merkte hij op toen een windvlaag den regen tegen het raam deed kletteren. Dat klinkt Iersch, vind je niet? Toch begrijp ik niet in het minst wat het beteekent. En luister nos eens hiernaar. Tusschen het drinken van kopjes koffie door (hij drinkt veel te veel voor een verstandigen geneesheer) gaf hij terloops te kennen, dat zijn familie de R. L. S. persoonlijk kende en gewoon is in 17 Heriot Row te soupeeren. Ik luisterde dien avond vol belangstelling naar hem.
Toen ik dezen brief begon, had ik niet het minste idee om hem met niets anders dan Dr. Robin MacRae's te vullen. Ik doe het slechts door berouwvol herdenken van vroegere ondeugende uitlatingen. Het was gisteren zoo aardig en gezellig, dat ik den heelen dag er berouw over voel, dat ik vroeger altijd zoo onaardig over hem den gek heb gestoken met jou en met Jervis. Ik meen werkelijk niet alle leelijke dingen, die ik zei. Deze man is steeds eenmaal in de maand aardig en lief en gezellig.
Punch heeft zoo juist een visite afgestoken en gedurende den loop van het gesprek verloor hij drie kleine padden. Sadie Kate heeft er een onder mijn boekenkast ontdekt maar de andere twee huppelden weg en ik ben doodsbang, dat zij mijn bed als toevluchtsoord voor onbehuisden zullen beschouwen. Ik wilde wel, dat muizen en slakken en padden en regenwormen niet zoo gemakkelijk te vervoeren waren. Je weet nooit wat er in zoo'n onschuldig uitzienden kinderzak schuilt.
Ik had een heerlijken tijd in Casa Pendleton. Vergeet niet, dat je me beloofde spoedig een tegenvisite te brengen.
P.S. Ik liet een paar lichtblauwe pantoffeltjes bij mijn bed staan. Wil je Mary vragen of zij ze me nastuurt en blijf erbij, alsjeblieft, als ze het adres schrijft.
Aan het goederenbureau gaf ze mij als "Macbird" op.
Waarde vijand,
Zooals ik U reeds vertelde, vroeg ik het plaatsbureau in New-York mij een volmaakte kindermeid te sturen.
Gevraagd: een kindermeid met een grooten schoot, die berging biedt voor zeventien babies tegelijkertijd!
Ze kwam vanmiddag; hieronder staat de teekening van het lieflijk figuurtje dezer jonge dame.
De baby, die we op haar schoot legden, gleed er langs de ronde helling af, zoodat wij het schaap er op vast moesten spelden.
Geef Sadie Kate alsjeblieft de laatste magazine mee. Ik zal hem vanavond doorlezen en morgenochtend terugsturen.
Was er ooit een meer gedwee meisje dan
Mijn lieve Judy,
Ik heb deze drie laatste dagen gebruikt om de laatste veranderingen, die wij in New-York hebben besproken, in te voeren: Uw woord zij wet!
De 80 speeldoozen zijn besteld. Het is een prachtig idee, dat elk
kind een eigen doos heeft waarin het zijn schatten kan bergen. Het
eigendomsrecht zal hem helpen zich tot een
verantwoordelijkheidvoelenden burger te ontwikkelen. Ik had er zelf
aan moeten denken, maar hoe het ook zij, ik heb het niet gedaan.
Wij doen ons best om voor dit gesticht zoo min mogelijk onaangename regelingen te maken, maar op één punt zal ik onverbiddelijk blijven: de kinderen mogen geen muizen of padden of regenwormen in hun doos doen.
Ik kan je niet zeggen hoeveel genoegen het mij doet, dat Betsy's salaris verhoogd is en dat wij haar nu voor goed zullen houden. Maar de WelEd. Gestr. misprees dezen stap. Hij heeft informaties genomen en gehoord, dat haar familie zeer goed voor haar kan zorgen, ook al krijgt zij heelemaal geen salaris.
"Maar U geeft toch ook geen kostelooze adviezen", zei ik tegen hem, "waarom zou zij dan moeite doen voor niets?"
"Dit is liefdadigheidswerk".
"Dan zou alleen het werk, dat je voor je zelf doet, betaald moeten worden, en het werk, dat je voor het algemeen welzijn doet, niet".
"Nonsens", antwoordde hij kortaf, "zij is een vrouw en haar familie behoort haar te onderhouden".
Dit opende een ruim veld voor debatten, waarop ik echter niet met den
WelEd. Gestr. wenschte in te gaan. Dus vroeg ik, of hij het niet
aardig zou vinden om een grasveld aan te leggen op den grond, die
naar het hek voert. Hij wil graag geraadpleegd worden, en van die
wetenschap maak ik bij onbeteekenende dingen zooveel mogelijk
gebruik. Zie je, ik volg Sandy's kernachtigen raad op: "Regenten
lijken veel op vioolsnaren: je moet ze niet te sterk spannen". O,
welk een tact leert dit gesticht mij! Ik word op die wijze nog een
prachtvrouw voor een politicus!
Je zult het wel leuk vinden te hooren, dat ik Punch tijdelijk bij twee allerliefste ongetrouwde dames heb geplaatst, die er altijd naar verlangd hebben een kind bij zich te hebben! Ze kwamen hier eindelijk verleden week aan en zeiden, dat ze er graag een voor een maand bij zich zouden hebben om te zien hoe deze verandering op haar zou inwerken.
Ze wilden natuurlijk een mooi kindje hebben, in wit en rose gekleed, waarmede ze veel succes zouden hebben. Ik bracht haar aan het verstand dat het heel makkelijk is om een mooi kindje groot te brengen, maar dat het oneindig veel aardiger en interessanter is, den zoon van een Italiaanschen orgeldraaier en een Iersche waschvrouw op te voeden. En ik bood Punch aan. Als een verstandige hand het onkruid weet te wieden, kan er uit dezen Napolitaanschen afstammeling een prachtkind groeien.
Ik stelde het haar voor alsof het hier een wedstrijd gold, die zij zouden kunnen winnen en ze waren er vuur en vlam voor. Wij zijn overeengekomen, dat ze hem een maand lang bij zich zullen houden en al hun krachten aan de taak zullen wijden, zoodat hij geschikt zal worden om in een lieve familie als kind aangenomen te worden. Ze hebben beiden gevoel voor humor en voor de opvoeding van een kind, anders had ik het haar nooit durven aanraden. En ik geloof werkelijk, dat zij er in zullen slagen onzen onstuimigen jongen te temmen. Ze zullen hem zooveel liefde en zorg geven als hij tot nu toe nooit heeft gekend.
Ze wonen in een allerliefst ouderwetsch huis met een Italiaanschen tuin en met meubels, die ze bij haar reizen door de wereld hebben saamgebracht. Het lijkt wel een heiligschennis om dit vernielzuchtige kind bij zooveel schatten los te laten, maar hij heeft hier gedurende de laatste maanden niets meer gebroken. Ik geloof dat zijn Italiaansch bloed bij het zien van al dat schoons tot hem zal spreken.
Ik waarschuwde de dames van te voren, dat ze niet moesten schrikken als er wat ruwe woorden uit zijn mond zouden komen.
Hij verliet ons gisteravond, afgehaald door een allerliefste auto. Om
de waarheid te zeggen, ik vond het eigenlijk jammer dat hij van ons
wegging, dat kind heeft de helft van mijn wilskracht in beslag
genomen.
Vanmorgen kreeg ik je medaillon. Dank je hartelijk! Maar je hadt me werkelijk geen ander hoeven te geven. Een gastvrouw kan toch niet aansprakelijk gesteld worden voor alles, wat een slordige gast in haar huis verliest. En het is ook veel te mooi voor mijn ketting. Ik denk er hard over, mijn neus te doorboren en het medaillon op Singaleesche wijze aldus te dragen, zoodat iedereen het goed zien en bewonderen kan.
Ik wil je even vertellen dat onze Percy een heel goed idee heeft
gehad. Hij heeft de John Grier Bank gesticht en alle bijzonderheden
zeer verstandig en businesslike uitgewerkt, maar toch onbegrijpelijk
voor mijn niet wiskundig aangelegd brein. Al onze oudere kinderen
bezitten netjes gedrukte chèqueboekjes en krijgen $ 5.— per week
uitbetaald voor het werk dat ze doen, zooals hun schoolwerk en de
bezigheden die ze binnenshuis verrichten. Ze moeten dan het gesticht
(ook met een chèque) kost en kleeren betalen, waarmee hun $ 5.—
weer heengaan. Het lijkt wel een cirkeltje maar het is toch heel
paedagogisch. Zoo zullen ze de waarde van het geld leeren kennen
voordat wij hen de handelswereld insturen. Zij, die bijzonder goed
hun lessen leeren of hun werk uitstekend verrichten, krijgen een
extra-belooning. Mijn hoofd doet pijn als ik aan al die boekingen
denk, maar Percy zegt dat het een bagatel is. Onze beste wiskundigen
zullen wij aan het werk zetten, zoodat zij prachtig geschikt zullen
worden voor een plaats aan een groote bank. Laat Jervis mij maar
schrijven als hij van een mooie vacature aan een bankinstelling
hoort. Het volgend jaar kan ik een geroutineerden directeur, een
kassier en uitstekend onderlegden klerk klaar hebben voor plaatsing
op een first class bank.
Onze dokter vindt het onaangenaam om "vijand" genoemd te worden. Het wondt zijn gevoel of zijn waardigheid of iets dergelijks, maar sedert ik, ondanks zijn protest, er toch mee doorga, heeft hij ook een bijnaam voor mij bedacht. "Mis Sally Lunn" noemt hij mij en hij is er erg trotsch op, zoo'n mooien naam voor mij te hebben gekozen.
Hij en ik hebben een ander tijdverdrijf gezocht. Hij spreekt Schotsch en ik antwoord Iersch en op deze wijze is onze conversatie zeer amusant.
Je denkt misschien dat dit een niet zoo groote bijzonderheid is, maar ik verzeker je, dat dit voor Sandy een heeleboel is. Sedert ik terug ben, is die man steeds hemelsch gehumeurd, nog geen enkel boos woord heb ik van hem te hooren gekregen. Ik begin te gelooven dat ik hem net zoo goed als Punch ten goede kan veranderen.
Deze brief moet nu lang genoeg zijn — zelfs voor jou. Ik heb er bij stukjes en beetjes drie dagen lang aan geschreven, wanneer ik maar mijn lessenaar voorbij kwam.
P.S. Ik geloof niet hard aan je veel geroemd haarmiddel of de drogist
heeft het niet goed gemengd of Jane heeft niet volgens voorschrift
gehandeld. In elk geval bleef ik van morgen aan mijn kussen
plakken.
Lieve Gordon,
Ik kreeg zoo net je brief van Donderdag en vind dat je niet bepaald wijs doet met me zoo te schrijven. Natuurlijk probeer ik me niet van je af te maken, dat is mijn manier niet. Als ik dat wilde, zou ik het plotseling doen en met een vreeselijken plomp. Maar ik wist werkelijk niet, dat ik je al drie weken lang niet had geschreven. Toe, neem het mij niet kwalijk.
En daarbij, mijn lieve jongen, moet ik je nog wat zeggen. Je was verleden week in New-York en toch kwam je nooit hier om me even op te zoeken. Je dacht zeker dat wij het niet wisten, maar wij merkten het toch en wij zijn erg beleedigd.
Wil je een verslag van mijn werkzaamheden van vandaag hebben? Maandelijksch rapport van de regenten gelezen, rekeningen gecontroleerd, den agent van de State Charities Aid Association gesproken, het menu van de kinderen voor de volgende tien dagen nagekeken, vijf brieven gedicteerd aan families die kinderen van ons verzorgen, onze kleine zwakzinnige Loretta Higgins bezocht (verontschuldig mij, dat ik ook hiervan moet gewagen, ik weet je idiotisme en het aanverwante niet graag hoort bespreken), die bij een lieve familie is uitbesteed, waar zij het huishouden leert doen. Thuisgekomen heb ik getea'd en met den dokter een conversatie gehad over het zenden van een onzer kinderen naar een sanatorium, omdat het arme schaap tuberculeus is. Een artikel gelezen over het laten wonen van kinderen in cottages in vergelijking met het plaatsen van door liefdadigheid gesteunde kinderen in gestichten. (O, ik zou zoo graag cottages willen hebben! Kun je er ons niet een paar met Kerstmis cadeau doen?) En nu, om negen uur, begin ik half slaperig een brief aan jou. Ken je veel jonge meisjes die haar dag zoo nuttig besteden?
O ja, ik vergat nog te vermelden, dat ik tien minuten dezen morgen, tusschen het controleeren van mijn rekeningen door, gebruikte, om de nieuwe keukenmeid te installeeren. Sallie Washington-Johnston, die overheerlijk kookte, had een vreeselijk, vreeselijk humeur en zat onzen armen goeden Noah, den stoker, zoo op zijn kop, dat ik haar wel ontslaan moest. We kunnen Noah niet missen. Hij is veel nuttiger voor het gesticht dan zelfs de directrice en zoo is Sallie Washington-Johnston hier niet meer.
Toen ik de nieuwe keukenmeid naar haar naam vroeg, antwoordde zij: "Ik heet Susanna Estella maar mijn vriendinnen noemen me "Pet"." Pet heeft vanavond het avondeten bereid, maar ik moet erkennen, dat haar kennis niet bij die van Sallie haalt. Ik vind het erg jammer, dat je ons niet hebt bezocht in den tijd dat Sallie hier was. Je zou dan een prachtigen indruk van ons huishouden hebben gekregen!
* * * * *
Op dat oogenblik kreeg de slaap de overhand op mij. Nu is het twee dagen later.
Arme, verwaarloosde Gordon! Het schiet mij juist te binnen, dat ik je ook nooit heb bedankt voor die modelleerklei, die twee weken geleden hier kwam en dat was juist zoo'n heerlijk nuttig cadeau dat ik je telegrafisch mijn dank had moeten laten weten! Toen ik de doos open deed en al die gezellige pakjes zag, was het zoo verleidelijk, dat ik dadelijk aan het werk ging en een beeld van Singapore modelleerde. De kinderen zijn er dol op om er mee te spelen en het is heel goed, dat ze ook met hun handen leeren werken.
Na een zorgvuldige studie van de Amerikaansche geschiedenis heb ik vastgesteld, dat niets zoo waardevol is voor een a.s. President als reeds vroegtijdige verplichte verandering van bezigheid.
Daarom heb ik de dagelijksche werkzaamheden van het gesticht in honderd deelen afgepast en nu moeten de kinderen elke week een andere taak verrichten. Natuurlijk doen ze alles averechts verkeerd, want als ze juist weten, hoe ze het doen moeten, beginnen ze weer aan iets anders. Het zou voor ons oneindig gemakkelijker zijn als wij aan Mrs. Lippett's geliefkoosd systeem vasthielden, die elk kind aan een bepaalde taak bond en die zijn leven lang liet verrichten. Maar als de verleiding me te groot wordt, moe van alle moeite die het kost om de kinderen telkens en telkens weer nieuwe werkzaamheden aan te leeren, komt het beeld van de arme Florence Henty mij voor den geest, die hier zeven jaar lang de koperen deurknoppen en niets dan koperen deurknoppen te poetsen kreeg en dan maan ik mijn kinderen aan hun werk zoo goed mogelijk te doen.
Elke keer als ik aan Mrs. Lippett denk, maak ik me nijdig. Ze heeft
dezelfde levensopvattingen als een zekere Tammany politicus die niet
het minste verlangen had om den staat te dienen — zoo was ook het
eenig belang, dat Mrs. Lippett in John Grier Home stelde, dat zij er
haar brood mee kon verdienen.
Welk nieuw onderwijs denk je dat ik nu in het John Grier Home invoer? Niets minder dan dat in tafelmanieren.
Ik had nooit het minste idee dat het zoo moeilijk is kinderen eten en drinken te leeren. Hun geliefkoosde houding is om hun mond bij hun beker te brengen en zoo de melk, als kleine katjes, op te slurpen. Goede manieren zijn niet alleen een vernisje, zooals Mrs. Lippett scheen te denken, ze beteekenen ook discipline en beleefdheid tegenover anderen en mijn kinderen zullen zich goede manieren moeten eigen maken.
Die vrouw heeft hun ook altijd verboden om onder het eten te spreken en nu doe ik alle moeite om er meer dan een angstig gefluister uit te krijgen. Dus heb ingesteld dat de heele staf, ik incluis, aan tafel mee aanzitten moet en het gesprek op een aardige manier moet weten op te houden. Ook heb ik een stuk van de tafel gereserveerd, waar de kinderen om beurten geplaatst worden, om zoo goed mogelijk toezicht op hun manieren en gesprek-toon te houden. Ons hoogstaand tafelgesprek luidt als volgt:
"Ja Tom, Napoleon Bonaparte was een heel groot man — ellebogen van de tafel — hij bezat een ontzagwekkende macht om zijn geest te kunnen concentreeren waar hij dat slechts op wilde, en dat is de eenige wijze, waarop iets tot stand kan komen.... Hang niet zoo over de tafel om bij het brood te komen, Suze. Vraag er beleefd om en dan zal Corry het je aanreiken.... Maar hij is er ons ook een voorbeeld van, dat wie zelfzuchtige gedachten en wenschen koestert, uitsluitend op eigen welzijn en eerzucht gericht, zonder hierbij het leven van anderen in aanmerking te nemen, tot den val komt en — Tom, hou je mond dicht als je kauwt — na den slag van Waterloo — blijf van Sadie's koekje af — was zijn val des te grooter — Sadie Kate, je kunt van tafel gaan, het komt er niet op aan wat hij deed; in geen geval geeft een dame een heer een klap".
Nu is het weer twee dagen later. Op die treuzelige wijze ben ik gedwongen al mijn brieven te schrijven.
Maar je kunt je nu toch niet beklagen, mijn beste jongen, dat ik deze week niet aan je heb gedacht. Ik weet dat je het vervelend vindt als ik je over het gesticht schrijf, maar heusch, ik kan het niet helpen, ik moet het doen, want dat is het eenige nieuws, dat ik heb. Ik heb zelfs geen vijf minuten overdag vrij om de krant even in te kijken, de groote wereld gaat aan mij voorbij zonder dat ik er iets van afweet. Al mijn kracht is nu geconcentreerd op dit kleine steenen gebouw.
Waarde vijand,
"Tijd is slechts de stroom waarin ik ga visschen". Klinkt dat niet zeer philosopisch-eigenaardig, met dien "Heer van het Heelal!" toon? Thoreau heeft het gezegd. Ik lees hem op het oogenblik met zeer veel aandacht. Ziet U, ik kwam tegen Uw letterkundigen smaak in opstand en nam weer de toevlucht tot mijn boeken. De laatste twee avonden heb ik aan "Walden" gewijd, welk boek zooveel mogelijk verwijderd staat van het probleem van het door liefdadigheid verzorgde kind.
Hebt U ooit den ouden Henry David Thoreau gelezen? U moet het toch eens doen. Ik geloof beslist dat U in hem een verwanten geest zoudt vinden. Luister maar eens hiernaar:
"Gezelschap is gewoonlijk waardeloos. Wij ontmoeten elkaar te spoedig na elkaar en hebben dus geen tijd genoeg om telkens weer nieuwe waarde voor elkaar te winnen. Het zou beter zijn als er op elke mijl slechts één mensch woonde".
Wat zal hij een gezellige buurman geweest zijn. Werkelijk, hij lijkt in vele opzichten op Sandy!
Ik schrijf U om U te berichten, dat een van onze uitbestedingsagentessen ons heeft bezocht. Ze heeft over vier kuikentjes beschikt. Een ervan is Thomas Kehoe. Wat denkt U ervan? zouden wij het wagen? De plaats, die zij voor hem bestemd heeft, is een boerderij in Connecticut, waar hij hard voor zijn brood zal moeten werken en bij den boer in zal wonen. Het lijkt mij heel geschikt en wij kunnen hem hier niet eeuwig houden. Op een goeden dag zal hij de wereld-vol-whisky in moeten gaan.
Het spijt mij, dat ik U van dat interessante werk over "Vroegtijdig idiotisme" moet afroepen, maar toch zoudt U mij verplichten als U hier tegen acht uur aankwam om met mij en de agentes over deze kwestie te confereeren.
Lieve Judy,
Betsy heeft een zeer gewetenlooze truc tegenover een paar pleegouders uitgehaald. Deze pleegouders zijn in hun reisauto van Ohio gekomen met het interessante doel om het land te bezien en een dochtertje op te pikken. Het schijnt dat zij de eerste ingezetenen van hun stad zijn, waarvan ik mij op het oogenblik den naam niet kan herinneren, maar in elk geval is het een zeer belangrijke stad. Er is daar electrisch licht en gas en Mijnheer Eerste van de Stad is bij de installatie geïnteresseerd en met een beweging van zijn hand zou de heele stad in duister gehuld kunnen worden. Maar gelukkig is hij een vriendelijke man en zal niet zooiets doen, zelfs niet als men daar verzuimen zou hem tot burgemeester te benoemen. Hij woont in een groot steenen huis met een leien dak en met twee torentjes, en houdt er een wildpark op na en een fontein en een groote verzameling van zeer fraaie boomen voor het huis (Hij had een foto in zijn zak)! Ze zijn goedgehumeurd en edelmoedig, vriendelijk glimlachende menschen en een beetje dik. Je ziet dus wat een begeerenswaardige pleegouders het zijn.
En nu hadden wij precies het dochtertje, dat zij noodig hebben, alleen was die juist op het oogenblik, dat zij hier kwamen, in een flanellen japonnetje gehuld, en had ze haar gezichtje heelemaal vuil gemaakt. Ze keken dus niet naar Caroline om, maar dankten ons heel beleefd en zeiden dat ze er over zouden denken. Voordat zij wilden beslissen, wenschten zij eerst nog het New-Yorksch vondelingengesticht te bezoeken. Wij wisten zeer goed, dat onze kleine Caroline niet de minste chance meer zou hebben als zij deze superieure kinderen hadden bewonderd.
Toen had Betsy een pracht-idee! Ze bood hun lieftallig aan om hen naar huis te rijden en daar dien middag te teaen.
Mr. en Mrs. Eersten van de Stad kennen hier niet veel menschen en hebben dus niet de talrijke uitnoodigingen gekregen, die hun rechtens toekomen, Dus waren zij naïef blij met de invitatie en het vooruitzicht op een kleine afwisseling. Zoodra zij naar het hotel teruggekeerd waren voor de lunch, liet Betsy haar auto voorkomen, en verdween in vlug tempo met baby Caroline naar huis. Ze kleedde de baby in het mooiste wit en rose geborduurde jurkje van haar nichtje, leende een hoed van Iersche kant, een paar rose sokjes en witte schoentjes en zette haar toen schilderachtig op het grasveld onder een grooten eik met een paar gekleurde ballen neer, terwijl een keurige wit geschorte nurse (eveneens van haar nichtje geleend) het kind met brood en melk voedde. Toen nu de pleegouders in spe kwamen, was Caroline zoo goed doorvoed en zoo blij, dat zij de twee luidjes met welkomstgekraai en verrukte uitroepinkjes begroette. En van het oogenblik af aan, dat die menschen het kind hadden gezien, waren ze verrukt en dol verlangend. Geen tel dachten die twee goede zielen er aan, dat zij hier hetzelfde kind van dien morgen voor zich hadden en nadat dus een paar formaliteiten vervuld waren, leek het werkelijk alsof baby Caroline in de belangrijke stad zou opgroeien tot een van de eerste burgeressen.
Nu moet ik werkelijk aan het werk om nieuwe kleeren voor onze kinderen te koopen.
Met de meeste hoogachting verblijf ik, waarde dame,
Mijn liefste, beste Judie,
Luister naar de laatste sensatie, die je hart met vreugde zal vervullen:
Daar mijn speurneus wel begreep, dat de aristocratische buren, die wij er hier op na houden, zeer goed voor het gesticht te gebruiken zijn, bewoog ik mij den laatsten tijd veel in de goede kringen van de streek en had ik gisteren het geluk bij de lunch een allerliefste mooie weduwe aan te treffen, die prachtige kleeren droeg, welke zij zelf had ontworpen. Zij vertrouwde mij toe dat zij dolgraag costumière had willen worden en het betreurde, dat zij met een gouden lepel inplaats van met een naald in haar mond geboren was. Verder zeide ze nog dat ze steeds, wanneer ze een slecht gekleed jong meisje zag, den prikkel in zich voelde opkomen om het kind in geheel nieuwe kleeren te steken. Heb je ooit zoo iets heerlijks gehoord! Van het oogenblik af, dat ze haar mond opende, was ze gebrandmerkt.
"Ik kan U 59 zeer slecht gekleede meisjes toonen", zei ik tegen haar. "En U moet met me meegaan en nieuwe kleeren voor die kinderen ontwerpen en ze allemaal er mooi laten uitzien".
Ze kwam daartegen in opstand, maar te vergeefs! Ik geleidde haar naar haar auto, stopte haar erin en mompelde "John Grier Home" tegen haar chauffeur. Ons eerste kind waarop ons oog viel, was Sadie Kate, die, naar het scheen, juist de strooppot had uitgelikt. Voor elk aesthetisch aangelegd persoon moet ze een vreeselijken aanblik geboden hebben. Buiten haar kleverigheid had ze, o schande, een afhangende kous, haar schort was scheef dichtgeknoopt en ze had haar haarlint verloren. Maar, als steeds volkomen op haar gemak, verwelkomde zij ons met lieflijken glimlach en bood de dame een kleverig pootje aan.
"Wel Mevrouw", zei ik triomfeerend, "nu ziet U toch hoe erg wij om Uw hulp verlegen zijn! Wat kunt U voor Sadie Kate doen?"
"Wasch haar", was Mrs. Livermore's antwoord. Sadie Kate marcheerde af
naar de badkamer. Toen de boenpartij afgeloopen en haar haar netjes
gekamd was en haar kousen op de aangegeven hoogte waren opgetrokken,
liet ik haar voor een tweede inspectie voorkomen en nu was zij een
absoluut normaal vondelingetje.
Sadie Kate is een ware schoonheid, een wild, donker Zigeunertype. Het lijkt er veel op alsof ze zoo uit een kamp is weggeloopen, maar met onze afschuwelijke uniform hebben we heel wat van haar schoonheid weggemoffeld.
Nadat Mrs. Livermore vijf minuten zich in diepzinnig zwijgen had gehuld, vestigde ze haar blik op mij:
"U hebt gelijk.... U hebt mij inderdaad noodig".
En toen vormden wij ons plan. Mrs. Livermore zal aan het hoofd staan van het Kleedings-comité. Ze zal drie vriendinnen uitzoeken die haar zullen helpen, en samen zullen zij met bijstand van twee dozijn van de beste naaisters onder onze meisjes en van onze handwerkonderwijzeres en onze vijf naaimachines, het gesticht in een ander pakje steken. En daarbij doen wij een zeer nuttig en goed werk, want op deze wijze zal Mrs. Livermore de taak vervullen, waarvan ze altijd heeft gedroomd. Vind je mij niet handig om haar zoo uit te vinden?
Ik heb nog veel meer nieuws en zou nog een heelen brief kunnen vullen, maar Mr. Witherspoon heeft vriendelijk aangeboden om dezen brief te posten en hij staat al, met een zeer hoogen boord aan en in pikzwarte avondkleeren gestoken, gereed om naar een feestje van zijn club te vertrekken. Ik heb hem gezegd, dat hij de allerliefste meisjes met wie hij danst mee moet nemen, om aan onze kinderen verhaaltjes te vertellen.
Ja, het gesticht verandert mij in een vreeselijk schepsel! Als ik iemand zie, denk ik er al over, welk nut ik er uit kan trekken!
Er is groot gevaar, dat de tegenwoordige directrice zóóveel belang in haar werk gaat stellen, dat zij het nooit meer in den steek wil laten. Soms zie ik mezelf als een sneeuwwit oudje, in een rolstoel gezeten, door het gesticht rondrijden, nog steeds het toezicht houdend over de vierde generatie van de gestichtskinderen.
Toe Judy, verlos me voordat die vreeselijke tijd zal aanbreken.
Liefste Judy,
Gistermorgen verscheen, zonder dat wij in het minst van te voren gewaarschuwd waren, een stationsrijtuig voor ons hek, ontlaadde twee mannen, twee kleine jongens, een klein meisje, een hobbelpaard en een teddybeer en reed weer weg.
De twee mannen waren artisten en de kleintjes waren de kinderen van een kunstbroeder, die drie weken geleden gestorven was. Ze hadden die schapen bij ons gebracht, omdat ze vonden, dat John Grier Home heel solide en respectabel klonk en niets heeft, naar den naam te oordeelen, van een liefdadigheidsinstelling. Nooit was in hun artistenbrein de gedachte gerezen, dat er eenige formaliteiten noodig zijn om een kind in een gesticht te plaatsen.
Ik legde hun uit, dat het heele huis stampvol was, maar ze schenen zoo verward en verdrietig, dat ik hen uitnoodigde even te gaan zitten, terwijl ik trachten zou hun een goeden raad te geven. Dus werden de kinderen zoolang naar de speelkamer gestuurd, terwijl ik naar hun verhaal luisterde. Deze artisten hadden een fatale welsprekendheid. Wellicht ook heeft het kleine meisje, met een zeldzaam mooi kinderlachje, het gedaan — in elk geval het eind van het lied was, dat de kinderen bij ons bleven.
Ik heb nog nooit zoo'n zonnig schepseltje gezien als de kleine Allegra. (Wij krijgen hier niet vaak zulke elfenwezentjes te zien en zulke elfennamen te hooren). Ze is drie jaar en spreekt een alleraardigst kindertaaltje, waarbij zij het telkens uitschatert van de pret. De tragedie, die ze zoo pas heeft meegemaakt, heeft haar niet in het minst aangegrepen. Maar Don en Clifford, ernstige, flinke jongens van vijf en zeven, hebben al een vroeg-wijze uitdrukking op hun gezichtjes en zijn gehard in het wreede leven.
Hun moeder was kinderjuffrouw en trouwde met een schilder met een kapitaal aan geestdrift en een paar tubes verf. Zijn vrienden zeggen dat hij talent had, maar natuurlijk kon hij daarmee den melkboer niet betalen. Ze leefden op artistenmanier in een ouderwetsch atelier, kookten achter ezels, terwijl de babies op een paar planken sliepen.
Maar toch schijnt dat leven mooi geweest te zijn, want ze hadden een schat van liefde en heel veel vrienden, allen min of meer arm, maar artistiek en broederlijk en vol hooge idealen. En de kinderen met hun lieve fijne maniertjes, zijn nog het bewijs van de omgeving waarin ze zijn opgegroeid. Ze hebben iets over zich dat vele van mijn kinderen, ondanks alle goede manieren die ik hun aanleer, zich nooit eigen zullen maken.
De moeder stierf een paar dagen na Allegra's geboorte in het ziekenhuis en de vader worstelde nog twee jaar door, zwoegend voor het dagelijksch brood en er maar op los schilderend wat hij opkreeg, advertenties, reclames, alles, wat er maar was, om voor zijn kinderen dak en eten te hebben.
Drie weken geleden stierf hij in het St. Vincent gesticht, overwerkt, ondervoed, doodop. Longontsteking. Zijn vrienden namen de babies tot zich, verkochten de schilderstukken die nog niet beleend waren, betaalden de schulden en keken naar het beste gesticht uit, dat ze konden krijgen. En, hoe toevallig, hun oog viel op het onze!
Welnu, ik hield die twee artisten hier gedurende de lunch. Aardige menschen waren het met slappe hoeden, en zwarte, los gestrikte dassen, aan wien je het moeilijke leven toch kon aanzien. En toen stuurde ik ze naar New-York terug met de belofte, dat ik voor de drie kleintjes met veel liefde en toewijding zou zorgen.
Zoo zijn ze dus hier aangeland! Een in de baby-afdeeling en twee bij de grootere kleintjes. Vier groote kisten vol schilderijen in den kelder, een koffer met de brieven van hun vader en moeder op zolder en een zeker onbeschrijfelijk iets, gekenmerkt door de uitdrukking in hun gezicht, hun woordenkeuze en gedachtengang, dat is hun erfenis.
Ik moet telkens en telkens weer aan hen denken. Den geheelen langen nacht heb ik al over hun toekomst nagedacht. Niet wat de jongens betreft: die gaan later naar de Universiteit met de hulp van Mr. Pendleton en zullen beroemde burgers worden — maar ik weet niet wat er uit Allegra moet groeien. Heusch, ik zou niet weten wat ik voor dit kind zou wenschen. Natuurlijk is de normale wensch voor elk lief meisje, dat twee vriendelijke pleegouders de plaats van de werkelijke ouders, waarvan het noodlot haar heeft beroofd, zullen innemen. Maar in dit geval zou het wreed zijn dat kindje van haar broertjes te scheiden. Hun liefde voor de baby is ontroerend. Zie je, ze hebben haar groot gebracht en de eenige keer, dat ik hen hoorde lachen, was, toen zij iets leuks zeide. Die arme jongens missen hun vader vreeselijk. Gisteren vond ik Don, de kleine van vijf, hartstochtelijke snikkend in zijn bedje liggen "omdat hij vader geen goedennacht kon zeggen".
Maar Allegra doet haar naam eer aan en is werkelijk de vroolijkste jonge dame, die ik ooit heb gezien. Dat ondankbare kindje heeft nu al haar ongelukkigen vader vergeten, die zoo goed voor haar heeft gezorgd.
Wat kan ik met deze drie kleintjes doen? Ik peins en peins en peins maar ik kan de oplossing van het vraagstuk niet vinden en het schijnt mij zoo vreeselijk om die schaapjes hier groot te brengen. Want, hoe goed het er ook bij ons zal uitzien, als wij den heelen boel verbeterd hebben, toch is en blijft het een gesticht en onze kinderen blijven toch het product van een kunstmatig broedsel. Ze krijgen niet die zorgvuldige individueele warmte, die van een oude moederhen uitgaat.
Het kan zijn, dat ik je nog veel interessante nieuwtjes had te vertellen, maar mijn nieuw drietal heeft alle andere gedachten uit mijn hersens verdreven.
Kinderen geven een zekere vreugde maar ook niet weinig zorg.
P.S. Vergeet niet, dat je me de volgende week wilde bezoeken.
P.S. 2. De dokter, die gewoonlijk zoo droog-wetenschappelijk is en
ongevoelig is op de kleine Allegra dol verliefd. Hij keek niet alleen
of ze geen gezwollen amandelen had, neen, hij nam haar in zijn armen,
tilde haar hoog op en knuffelde haar. O, het is zoo'n heerlijk
diertje! Wat zal er uit die kleine groeien?
Lieve Judy,
Ik kan je berichten, dat je niet langer bevreesd hoeft te zijn over de weinige hulp, die ons wacht als er hier een brand zou uitbreken. De dokter en Mr. Witherspoon hebben deze zaak hun volledige aandacht geschonken en tot nu toe is hier nog geen spel bedacht, dat zoo insloeg als onze brandweeroefening.
De kinderen gingen allen hun bedjes opzoeken en vielen in lichten sluimer. Plotseling weerklinkt brandalarm! Ze springen op, trekken hun pantoffels aan, nemen een deken van hun bed, wikkelen die om hun imaginaire nachtjaponnen, en gaan dan, netjes op een rij door de gang en de trap af.
Onze zeventien dreumesjes in de babykamer waren allen aan de hoede van een Indiaan toevertrouwd en werden jubelend van plezier weggedragen. De overige Indianen belastten zich met het reddingswerk, zoolang er geen gevaar dreigde, dat het dak zou instorten. Bij onze eerste oefening werd, onder commando van Percy, de inhoud van een twaalftal kleerkasten, in lakens gewikkeld, onder geschreeuw het raam uitgeworpen. Ik zorgde er nog net voor, bijtijds het opperbevel in handen te krijgen, zoodat matrassen en kussens niet denzelfden weg op gingen. Wij hebben nog uren lang die kleeren moeten uitzoeken, terwijl de dokter en Percy, wien het pretje was gaan vervelen, met hun pijp in den mond naar het Indianenkamp opliepen.
Onze toekomstige oefeningen zullen een tintje minder realistisch zijn. Toch ben ik blij, dat ik je het gunstig rapport kan overbrengen, dat onze jongens onder leiding van den chef van den brandweerdienst, den Heer Witherspoon, het gebouw in 6 miniuten en 28 seconden absoluut ledig wisten te maken.
Onze baby Allegra heeft sprookjesbloed in haar aderen en nog nooit heeft ons huis zulk een kind geherbergd, met uitzondering van dat waarvan Jervis en ik iets afweten. Zij heeft den dokter absoluut onder haar macht. Inplaats van zijn inspectiereis door het huis als een stugge wetenschappelijke man af te leggen, doet hij dat nu aan de hand van de kleine Allegra, die hij tenslotte in mijn werkkamer brengt, waar hij een half uur met paardje rijden en stoeien met de kleine doorbrengt.
Twee dagen geleden liep hij even aan om wat met Betsy en mij te babbelen, en werkelijk, hij was frivool. Hij gaf drie grappen ten beste en ging aan de piano zitten, waar hij, zich zelf begeleidende, een paar oude Schotsche liedjes zong. "My love 's like a red, red rose" en "Come under my plaidie" en "Wha's at the window? Wha? Wha?" Wat toch niet in het minst opvoedkundig is. En daarna voerde hij zelfs een paar horlepijppassen uit.
Ik kijk stil naar mijn werk en sta paf, want werkelijk, het is alles door mijn toedoen gebeurd, door het vreeselijk frivole voorbeeld en de boeken, die ik hem te lezen heb gegeven en door het introduceeren van zulke luchthartige gezellen als Jimmy en Percy en Gordon Hallock. Als wij nog een paar maanden verder zijn, is die man werkelijk mensch geworden. Hij heeft zijn purperen das al in een hoek getrapt en zich, op mijn aanraden, in een grijs pak gestoken. Je kunt je niet voorstellen, wat een verandering deze kleinigheid teweeg bracht. Hij zal er heusch gedistingeerd gaan uitzien als ik het er door weet te krijgen, dat hij zijn zakken niet meer vol propt.
Dáág! Denk je er vooral aan, dat we je Vrijdag hier verwachten?
P.S. Hier heb je een kiekje, dat Mr. Witherspoon van Allegra heeft
genomen. Is het geen engeltje? Haar tegenwoordige kleeding verhoogt
haar schoonheid niet, maar na verloop van enkele weken zullen wij
haar in een roze gesmockt jurkje steken.
Mevrouw Jervis Pendleton.
Mevrouw,
Ik ontving Uw brief waaruit ik zie, dat U ons niet, zooals afgesproken was, dezen Vrijdag komt opzoeken, omdat Uw echtgenoot door zaken verhinderd is de stad te verlaten. Maar hoe zit dat, mijn lieve dame, is het zoover met je gekomen, dat je hem geen twee dagen alleen kunt laten?
Ik liet mij door geen 113 babies terughouden om jou op te zoeken en ik begrijp werkelijk niet, hoe je je door een enkelen man zoudt kunnen laten weerhouden om je belofte te vervullen. Ik zal a.s. Vrijdag, volgens afspraak, den Berkshire-express bij het station afwachten.
Mijn lieve Judy,
Dat was een erg kort bezoek dat je ons bracht! Toch zijn we dankbaar voor elke kleine gunst die ons ten deel valt. Ik was dol in mijn schik, dat jij zoo blij was met den gang van zaken en ik kan Jervis en de architecten haast niet afwachten, om nu eindelijk met de grootste verandering een aanvang te maken.
Je weet niet, ik had toch zoo'n vreemd gevoel al dien tijd, dat je hier was. Ik kan haast niet gelooven dat jij, mijn eenige lieve, buitengewone Judy, vroeger hier in dit gesticht bent grootgebracht en het bittere gemis van die kleine schapen dus zoo door en door meevoelt. Soms vervult de tragedie van je jeugd mij met een wilde drift en in zulk een bui zou ik mijn mouwen willen opstroopen en de heele wereld te lijf willen gaan, om de lui te dwingen een betere plaats voor al die kleine ongelukkige kinderen in te ruimen. Die Schotsch-Iersche stamboom van mij schijnt me een goede dosis vechtlust in mijn bloed gegoten te hebben.
Als je me aan het hoofd had gesteld van een modelinrichting met aardige, heldere woninkjes en waar de heele regeling prachtig liep, dan zou die eentonigheid van dat modelwerk mij heel gauw de keel hebben uitgehangen. Juist het weten dat zooveel dingen om verbetering schreeuwen, geeft mij het gevoel dat ik hier moet blijven. Soms word ik 's morgens wakker en luister naar al die gestichtsgeluiden en snuif de gestichtslucht op en verlang dan dol naar het gelukkige zorgelooze leventje, dat mij door mijn geboorte is toegewezen.
Jij, mijn kleine lieve heks, hebt me betooverd en mij hierheen gebracht, maar dikwijls breekt die ban in den nacht en ik verlang naar den komenden ochtend, met het vaste besluit, dan er van door te gaan. Maar dat vertrek stel ik altijd tot na het ontbijt uit en als ik dan door de gang loop, komt een van die kleine wezentjes op me toe en laat schuchter zijn warm knuistje in mijn hand glijden en kijkt naar me op met zijn groote kinderoogen, schuchter vragend naar een kleine liefkoozing, en ik pak hem en knuffel hem fijn in mijn armen en als ik dan over mijn schouder naar al die andere kleintjes kijk, verlang ik er naar om al die 113 kinderen in mijn armen te kunnen nemen en tegen me aan te drukken, tot hun gezichtjes vroolijk staan, zooals kindergezichtjes moeten zijn. Er gaat iets hypnotiseerends van het werk met kinderen uit, stribbel zooveel tegen als je maar wilt, je legt het er tòch bij af.
Het schijnt dat je bezoek mij in een zeer philosophische stemming heeft gebracht, maar ik heb werkelijk een of twee nieuwtjes, die ik je vertellen moet. De nieuwe jurken schieten al mooi op en o, ze zijn zoo aardig! Mrs. Livermore was dolblij met die balen gekleurd katoen, die je ons zond. Je moest onze werkkamer zien, waar alles in 't rond ligt. En als ik bedenk, hoe heerlijk onze zestig meisjes in het geel en blauw en roze en groen eruit zullen zien, als ze op ons grasveld spelen, dan denk ik er hard over een paar verrekijkers voor onze bezoekers aan te schaffen.
Natuurlijk begrijp je ook wel, dat sommige van onze jurken gauw zullen verkleuren en dus onbruikbaar zullen worden, maar Mrs. Livermore heeft hierover dezelfde slechte principes als wij beiden — ze geeft er geen steek om! Ze zal voor elk kind een tweede en derde pak maken als het noodig is. In elk geval: WEG MET HET BLAUW GERUIT KATOEN!
Ik ben blij dat je onzen dokter graag mag lijden. Natuurlijk behouden we ons het recht voor, om over hem te zeggen, dat we maar willen, maar toch zouden we ons pijnlijk beleedigd voelen als iemand zich in spottende bewoordingen over hem zou uitlaten.
Wij twee houden nog steeds contrôle over elkaars boeken. De vorige week kwam hij met Spencer's "Systeem van Synthetische Philosophie" aanzetten om het door te bladeren en in ruil hiervoor gaf ik hem het "Dagboek van Marie Bashkirtseff". Weet je nog wel, hoe wij op College onze gesprekken met aanhalingen uit Marie's dagboek wisten te doorspekken? Welnu, Sandy nam het boek mee en las het pijnlijk nauwkeurig door.
"Ja", vertelt hij een paar dagen daarna, "het is een getrouwe
beschrijving van een koud, egoïstisch slag menschen, dat nu eenmaal
op onze aarde rondzwerft.
Dat is de liefste opmerking, die hij ooit tegenover mij heeft geuit en ik gevoel mij zeer gevleid. Wat die arme Marie betreft, die noemt hij maar "Bash", omdat hij haar naam toch niet kan uitspreken en haar te verachtelijk vindt om het zelfs maar te probeeren.
Wij hebben hier een kind, het dochtertje van een figurante, een vreeselijk zelfzuchtig, aanstellerig, koud en leugenachtig schepseltje. Maar oogwimpers dat ze heeft, verrukkelijk! Sandy heeft nu eenmaal het land aan dat kind en sinds hij het dagboek van de arme Marie heeft gelezen, heeft hij een nieuwe uitdrukking gevonden om al zijn afschuw tegenover dat kind uit te drukken. Hij noemt haar "bash-achtig" en daarmee is alles gezegd.
Dag Judy! Kom gauw terug. Sallie.
P.S. Mijn kinderen leggen een wanhopende geneigdheid aan den dag, om
hun heele vermogen aan kandijklontjes uit te geven.
Mijn lieve Judy,
Wat denk je wel dat Sandy nu heeft uitgevoerd? Hij maakt een pleizierreisje naar het zenuwgesticht, waarvan de directeur-geneesheer ons een paar maanden geleden heeft bezocht. Heb je ooit zoo'n man gezien? Hij is gewoonweg dol op krankzinnigen en op idioten en kán die menschen niet met rust laten.
Toen ik hem bij zijn vertrek om eenige raadgevingen vroeg, antwoordde hij:
"Voed de kinderen goed als ze honger hebben en laat ze zonder eten als ze een maagkoliek krijgen en vertrouw nooit op een dokter".
Met dezen wenk en een paar flesschen levertraan zijn wij aan ons zelf
overgelaten. Het is nu een heel geschikte tijd om even aan te loopen,
want je weet niet hoe vroolijk ik ben, nu ik niet meer onder Sandy's
beangstigenden invloed sta.
Waarde vijand,
Hier sta ik aan den mast gebonden, terwijl U er van door gaat en Uw heil bij krankzinnigen zoekt. En ik dacht nog wel, dat ik U zoo netjes had genezen van Uw naargeestige belangstelling in zenuwzieken. Het is vreeselijk ontmoedigend. U leek mij in den laatsten tijd nog wel zoo gewoon.
Mag ik U vragen hoe lang U daar denkt te blijven? U hadt verlof voor twee dagen en nu bent U er al vier weggebleven. Gistermiddag is Charlie Martin uit een kerseboom gevallen, waarbij hij een wond aan zijn hoofd heeft opgedaan. Dus was hij gedwongen om de hulp van een vreemden dokter voor lief te nemen. Vijf steken. Patiënt tamelijk goed. Maar wij houden er hier niet van om op vreemdelingen te zijn aangewezen. Ik zou niet durven kikken als U werkelijk voor een begrijpelijke zaak er van door was, maar U weet ook heel goed, dat U, na een week met Uwe droefgeestigheid te hebben gestreden, in een allerverdrietigste bui terug zult keeren, er vast van overtuigd, dat het menschdom geen knip voor den neus waard is. En mij zal de zware taak te beurt vallen om U weer tot een gemoedelijke bui op te werken.
Kom, Iaat die krankzinnigen aan hun lot over en keer naar het John Grier Home terug! Wij hebben U noodig!
I am most fervent,
Your friend and servant, S. McB.
P.S. Bewondert U dit dichterlijk slot niet? Ik ontleen het aan Robert
Burns, wiens werken ik, in gedachtenis aan een Schotschen vriend, met
veel liefde lees.
Lieve Judy,
De dokter is nog altijd weg. Geen woord van hem.
Het lijkt wel of de schoot der aarde hem tot zich heeft genomen zonder een enkel spoor achter te laten. Ik weet niet eens of hij nog ooit terugkomt, maar hier gaat alles uitstekend zonder hem. Ik lunchte gisteren bij de twee lieve dames, die Punch bij zich in huis hebben genomen. De jonge man schijnt zich daar al volkomen thuis te gevoelen. Hij nam mij bij de hand en nam de honneurs van het huis waar, door mij in den tuin alle bezienswaardigheden te toonen. Bij de lunch tilde een Engelsche bottelier hem in een stoel en deed hem zijn servet voor met een eerbied en een gebaar, alsof hij een prins van den bloede bediende. De bottelier is pas van het landgoed van den graaf van Durham gekomen, Punch uit een stoep van de Houston Street. Het was een zeer interessant geval.
Mijn gastvrouwen onderhielden mij naderhand met anecdotes van hun tafelgesprekken gedurende de laatste twee weken (het verwondert mij, dat de bottelier nog niet zijn dienst heeft opgezegd, hij zag er toch zeer respectabel uit). In elk geval heeft Punch er voor gezorgd, dat zij voor de rest van haar leven voorzien zijn van grappige historietjes; de eene denkt er zelfs over om een boek te schrijven. "Nu leven wij tenminste", zei ze ontroerd en veegde een paar traantjes van haar maagdelijke wangen weg.
De WelEd. Gestr. viel gisteravond om 6.30 hier binnen en trof mij in een avondjapon aan, op het punt om naar een diner bij de Livermores te gaan. Hij maakte een milde opmerking, dat Juffrouw Lippett nooit getracht had zich in gezelschapskringen te bewegen maar al haar energie voor haar werk had opgespaard. Je weet dat ik niet kwaadaardig van aard ben, maar ik kijk nooit naar dien man zonder den stillen wensch te koesteren, dat hij zich onder in een schip bevindt, als dat tegen een rots te pletter loopt. (Als hij zich niet onder in het ruim zou bevinden, zou hij er nog uitspringen en op zijn vet blijven drijven).
Sing groet je zeer eerbiedig en is heel blij, dat je niet kunt zien, hoe hij er uitziet. Tengevolge van een zeer slechte daad is het arme dier van zijn schoonheid beroofd. Het een of ander stout kind (ik geloof nooit, dat we hier met een jongen te doen hebben), heeft dat arme beest bij blokjes geschoren, zoodat hij er nu als een armzalige, door de motten verwoeste hond uitziet. Niemand weet wie het gedaan heeft. Sadie Kate gaat heel handig met de schaar om maar o, ze is ook zoo handig in het vinden van een alibi! Op het oogenblik dat het scheren gebeurd moet zijn, zat ze op een stoel in de schoolkamer met haar gezicht naar den muur gekeerd, wat 28 kinderen kunnen getuigen. Niettemin behoort het tot Sadie Kate's dagelijksche bezigheden om die weggeschoren plekjes met zalf in te smeren.
P.S. Hierbij het laatste portret van den WelEd. Gestr. Heer, naar het
leven genomen. De man is in sommige opzichten een zeer goed spreker.
Zoo maakt hij b.v. ook bewegingen met zijn neus!
Lieve Judy,
Sandy is na een afwezigheid van 10 dagen teruggekeerd — geen enkele uitleg! Volslagen stilzwijgen hierover! Hij wijst al onze vriendschappelijke pogingen om hem op te wekken af, en wil met geen van ons iets te doen hebben, met uitzondering van de baby Allegra. Hij nam haar vanmiddag met zich mee naar huis om met hem te eten en bracht haar pas tegen half zeven terug. Een schandalig uur voor een jonge dame van drie! Ik weet niet, wat ik van onzen dokter denken moet: hij wordt werkelijk met iederen dag onbegrijpelijker!
Percy daarentegen is een ronde vertrouwelijke jongen. Hij heeft zoo juist een bedankvisite voor een diner gemaakt (hij is zeer stipt in dergelijke plichten) en nu hebben wij den heelen avond over niets anders dan zijn meisje in Detroit gesproken. Hij voelt zich erg eenzaam en spreekt graag over haar. En o Judy, hij spreekt op zoo'n fijne, teere wijze over haar! Ik hoop dat Juffrouw Detroit die heerlijke liefde waard is, maar ik ben er hard bang voor. Hij haalde uit het binnenste zakje van zijn vest een leeren portefeuille te voorschijn en nadat hij twee vloeitjes had weggeschoven, toonde hij mij het portret van een dom klein meisje — niets dan gekroesd haar en oorbellen en een paar oogen! Ik deed mijn best om hem hartelijk geluk te wenschen, maar mijn hart kromp ineen van medelijden toen ik aan de toekomst van dien armen jongen dacht. Is het niet vreemd, dat de beste mannen dikwijls zulke onbeduidende zelfzuchtig-oppervlakkige vrouwen kiezen, terwijl de kloekste vrouwen zoo vaak met afschrikwekkende mannen trouwen? Het schijnt dat hun eigen mooi karakter hen blind maakt voor de slechte hoedanigheden van den ander.
Je weet dat voor mij een der interessantste dingen van het leven het bestudeeren van vreemde karakters is. Ik geloof dat ik eigenlijk schrijfster had moeten worden! De menschen trekken mij aan totdat ik hen heb doorzien en absoluut ken. Percy en onze dokter vormen een opvallend contrast. Je kunt altijd zien waarover die aardige rondborstige jonge man denkt — zijn karakter is met hoofdletters en eenlettergrepige woorden geschreven. De dokter daarentegen zou wel een karakter kunnen hebben geschreven met Chineesche letters, wat de duidelijkheid betreft. Je hoort wel eens van menschen die er een dubbel karakter op na houden. Welnu, Sandy heeft beslist een drievoudig karakter. Gewoonlijk is hij door en door geleerd en koud als steen, maar soms verdenk ik hem er van, heel gevoelig en teerhartig te zijn, wat hij onder het een of andere mom verborgen houdt. Dagen lang is hij soms heel geduldig en vriendelijk en behulpzaam en dan begin ik echt van hem te houden, maar dan opeens, zonder een enkele waarschuwing, bruischt het in het diepst van zijn ziel en een ontembare wildeman springt te voorschijn en, lieve deugd, dan is er geen huis mee te houden.
Ik denk wel eens dat hij vroeger een vreeselijk verdriet heeft gehad en dat hij nog steeds door de herinnering daaraan geplaagd wordt. Als hij met je spreekt, heb ik soms het onbehagelijke gevoel, dat hij intusschen aan heel iets anders denkt, maar het kan ook wel zijn dat mijn romantische aanleg me parten speelt en ik zijn slecht humeur wil vergoelijken. In elk geval is hij zeer veranderlijk.
* * * * *
Wij hebben al een week lang op een winderigen dag gewacht en nu is
die eindelijk gekomen. Mijn kinders laten vliegers op en alle jongens
en meisjes, die groot genoeg zijn om er aan mee te doen, zijn over
het heuvelachtige landschap, waar de schapen van Mijnheer Knowltop
weiden, verspreid, om de vliegers op te laten, die ze weken geleden
zelf hebben gemaakt. Ik heb eerst heel veel moeite gehad om den ouden
brommerigen heer, wien de grond toebehoort, te bewegen, dat hij voor
het vlieger-oplaten zijn permissie gaf.
Als je toch eens denkt aan die arme, kleine schapen met hun oude, vroegwijze gezichtjes! Het is heel moeilijk om hen in jonge levenslustige kinderen te veranderen, maar ik geloof dat ik het toch gedaan zal krijgen, en het is werkelijk aardig het gevoel te hebben dat je iets goeds voor de wereld tot stand brengt. Als je je er niet erg tegen verzet, zul je je doel nog bereiken en me in een werkelijk nuttig persoontje veranderen. De mondaine genoegens van Worcester lijken mij vervelend toe bij het steeds toenemend belang, dat ik in 113 liefdevragende, hartelijke vondelingetjes stel.
P.S. Ik wil waarheidslievend blijven en moet dus wel getrouw
constateeren, dat ik hedenmiddag slechts 107 kinderen onder mijn
hoede heb!
Lieve Judy,
Daar het heden Zondag en een zeer schoone dag was, met een zoel windje, ging ik in het raamkozijn zitten, de "Hygiënische behandeling van het zenuwstelsel" (Sandy draagt steeds zorg voor de verrijking van mijn geest) open in mijn schoot, mijn blik in de verte gericht. "Goddank", zuchtte ik, "het gesticht is tenminste zoo gebouwd, dat je nog over den ijzeren muur kunt heen kijken, die ons van de buitenwereld verwijderd houdt!"
Ik voelde me erg moe en als een gevangene, net alsof ik zelf een vondelingetje was. Ik leidde hieruit af, dat mijn zenuwstelsel naar de buitenlucht en naar eenige verandering snakte. Recht voor mij zag ik de witte lijn van den weg, die in de diepte van de vallei verdwijnt en bij de heuvels weer zichtbaar wordt. Arme Judy, ik weet haast zeker, dat datzelfde gevoel jou dikwijls genoeg in je jeugd gekweld zal hebben! Als ooit een van mijn kuikentjes bij het raam zit en naar de heuvels over de vallei kijkt en vraagt "Wat is dat aan den overkant?" zal ik onmiddellijk om een auto telefoneeren en het kind er heen rijden.
Vandaag waren echter al mijn kinderen zeer vroom in hun zieleheil verdiept en ik was het eenig onrustig wezen in dit huis. Ik wisselde mijn zijden Zondagsjapon met een homespun mantelcostuum en dacht er over na hoe ik de toppen van de heuvels zou kunnen bereiken.
Toen liep ik naar de telefoon en vroeg kort en bondig No. 505 aan. "Goedenmiddag, juffrouw MacGurk", begon ik minzaam, "kan ik Dr. MacRae spreken?"
"Wacht dan aan de telefoon", snauwde de vriendelijke dame me toe. Sandy's stem deed zich hooren. "Goedenmiddag dokter", zeide ik tegen hem, "hebt u misschien een zwaarzieke patient aan de overzij van de heuvels?"
"Neen, die heb ik niet, Juffrouw McBride, Goddank!"
"Dat is jammer", zei ik teleurgesteld. "En wat wilt u vandaag uitvoeren?"
"Ik lees 'De oorsprong van de Sexen'".
"Legt u dan dat boek maar weg want dat is heelemaal geen Zondagslectuur. En vertelt u me eens, is uw auto geolied en klaar voor een rit?"
"Die staat tot uwe beschikking. Wilt u dat ik een paar kinderen mee naar buiten neem?"
"Neen dokter, alleen maar iemand die het met haar zenuwen te kwaad heeft. Ik heb nu eenmaal het idée fixe, dat ik de toppen van de heuvels aan gene zijde wil bereiken".
"O, mijn auto heeft een groote snelheid! In tien minuten...."
"Wacht even", zei ik. "Neem een koekepan mee, die voor twee menschen kan dienen. In mijn keuken heeft de kleinste pan nog de afmetingen van een wagenrad. En vraagt u dan ook of Juffrouw MacGurk erop rekent, dat u met het avondeten wegblijft?"
Dus pakte ik een mand vol met ham en eieren en beschuit en gemberkoekjes en gloeiende koffie in een thermosflesch en wachtte op de trap, totdat Sandy met zijn auto en koekepan voorkwam.
Wij hadden werkelijk een heerlijken dag en hij genoot even hard als ik van ons uitstapje. Geen enkele maal liet ik hem over krankzinnigheid spreken! Ik bewonderde met hem de uitgestrekte weiden en de grillige lijnen, waarmede de knotwilgen tegen de lucht afsteken, en snoof met hem de heerlijk frissche weidegeuren op en luisterde naar de kerkklokken en de koebellen en het kabbelen van de rivier. En wij spraken over een massa dingen, die alle niets met het gesticht te maken hadden. Ik bemerkte, dat hij heel en al vergat dat hij een geleerde was, en dat hij zich als een jongen voelde; je zult het haast niet gelooven maar het is toch heusch waar — hij haalde zelfs een of twee echt ondeugende jongensstreken uit! Sandy is nog altijd in de dertig en dat is werkelijk een te jeugdige leeftijd om je al volwassen te gevoelen!
Wij kampeerden op een hoogte van waar wij alles konden overzien en staken een vuurtje aan en hadden het verrukkelijkste avondeten, dat wij ooit hadden gehad! Een stuk hout viel midden in onze koekepan tusschen de eieren met ham, maar houtskool is zuiverend en heel gezond! Toen Sandy zijn pijp had opgerookt en de zon in het westen was ondergegaan, pakten wij den boel bijeen en reden huiswaarts.
Hij zei dat dat de aardigste dag was geweest, dien hij sinds jaren heeft gehad en ik geloof werkelijk, dat het waar is wat die arme man van de wetenschap verkondigde. Zijn olijfgroene huis is zoo ongezellig en somber en zoo weinig noodend, dat ik heel goed begrijp, dat hij zijn troost bij zijn boeken moet zoeken. Zoo gauw ik maar een aardige lieve dame vind met moederlijke bewegingen, zal ik het op haren en snaren zetten om er die McGurk uit te gooien hoewel ik voorzie, dat zij nog moeilijker dan Sterry haar voeten buiten de deur zal zetten.
Maak nu alsjeblieft niet de gevolgtrekking, dat ik gloeiend veel belang stel in onzen slecht-gehumeurden dokter, want dat is absoluut niet het geval. Het komt alleen doordat hij zoo'n treurig jonggezellen leven leidt, dat ik er af en toe naar verlang hem te vertroetelen en mijn hand op zijn hoofd te leggen en hem te zeggen, dat hij vroolijk moet zijn. De wereld is immers vol zonneschijn en een deel daarvan is ook voor hem bestemd. Ik heb tegenover hem hetzelfde gevoel als tegenover mijn 107 vondelingetjes. Niets meer en niets minder.
Ik was er stellig van overtuigd, dat ik je ook werkelijk nieuws had te berichten maar het wil me nu niet te binnen schieten. De frissche lucht heeft me slaperig gemaakt. Het is net half negen. Goeden nacht!
P.S. Gordon Hallock schijnt niet langer voor mij te bestaan. In drie
weken geen enkel woord, geen kandijklontjes en ook geen
speelgoedbeestjes! Geen enkel levensteeken! Wat ter wereld mag er met
dezen vriendelijken jongen man gebeurd zijn?
Liefste Judy,
Aanhoort de goede tijding!
Daar dit de 31ste dag van Punch's afwezigheid is, telefoneerde ik zijn twee weldoensters op, om, zooals was afgesproken, over zijn vertrek te confereeren. Maar ik stuitte op een verontwaardigde weigering. Hun lief klein vulkaantje teruggeven, nu hij er juist aan begon te wennen de menschheid niet regelmatig op vulkanische uitbarstingen te vergasten! Ze konden er gewoonweg niet over uit, dat ik zulk een ondankbaar voorstel doen kon. Punch heeft de uitnoodiging al aangenomen om er den heelen zomer door te brengen.
Nog steeds zijn we hier aan het kleeren naaien. Je moest de machines hooren snorren en eens luisteren naar het vroolijk gebabbel in de naaikamer. Ons meest lusteloos, versuft vondelingetje wordt wakker en stelt weer belang in het leven, als ze hoort, dat ze drie jurken zal krijgen, die aan haar en niemand anders zullen toebehooren en elk van een andere kleur zal zijn, die ze zelf mag uitzoeken. En je moest eens zien hoe dat hen bij het naaien aanspoort; zelfs de kleintjes van tien jaar zijn dapper aan het zoomen. Ik wilde wel dat ik net zoo'n goed middel kon bedenken om de belangstelling voor het koken op te wekken, maar onze keuken helpt ons absoluut niet om die opleiding wat aangenaam te maken. Je weet niet welk een domper het is voor iemands geestdrift als hij een H.L. aardappelen moet schillen.
Ik geloof dat ik je al verteld heb, dat ik mijn kinderen in tien
aardige kleine families zal verdeelen met een lief huismoedertje, dat
aan het hoofd van de tien staat. Als ik nu tien aardige
cottage-woninkjes had om hen daarin te stoppen, met bloemen voor het
huis en hondjes en katjes en konijntjes, zouden we een werkelijk
presentabel gesticht kunnen vormen en behoefden wij ons niet te
schamen als deze of gene ons kwam opzoeken.
Ik begon dezen brief drie dagen geleden maar werd daarbij overvallen door een zeer welwillenden breedsprakerigen philantroop (met dat gevolg, dat ik vijftig kaartjes voor het circus kreeg) en ik had sedert dien geen vrij oogenblik om weer verder te schrijven. Betsy is drie dagen in Philadelphia geweest omdat ze voor het een of ander nichtje bruidsmeisje moest zijn. Ik hoop dat haar overige familie voorloopig niet aan trouwen denkt want zoo'n evenement is zeer storend voor de rust en orde van het John Grier Home.
Tijdens haar afwezigheid bezocht zij een familie die naar een kind had gevraagd. Natuurlijk hadden wij niet bepaald een kuikentje, dat van onder Moeders vleugels uit moest vliegen, maar nu die familie ons zoo toevallig tegen het lijf liep, wilden we toch van de gelegenheid profiteeren. Gewoonlijk werken wij met de State Charities' Aid Association, welke een menigte agenten heeft die het land bereizen en zoo dus voortdurend in aanraking blijft met families, die kinderen wenschen aan te nemen en met gestichten, die die kinderen op deze wijze een goed tehuis willen verschaffen. Sedert deze instelling zich bereid heeft verklaard ook voor ons te werken, kunnen we haast alle kleine babies, die wij hebben, plaatsen. Ik wil er ook zooveel mogelijk op heel jeugdigen leeftijd een eigen thuis bezorgen, want ik geloof zeker dat een eigen thuis het beste is wat een kind zich wenschen kan. Natuurlijk moeten wij eerst heel zeker zijn van het milieu waarin het schaapje terecht komt. Ik verlang geen rijke pleegouders, maar in elk geval vriendelijke liefhebbende en verstandige ouders. Deze keer heeft Betsy naar het schijnt een juweel van een familie aangetroffen. Het kind is nog niet geleverd, de papieren zijn ook nog niet geteekend en dus verkeer ik nog steeds in angst dat plotseling al onze mooie plannen in duigen zullen vallen.
Vraag eens aan Jervis, of hij wel eens gehoord heeft van J. F. Bretland in Philadelphia. Hij schijnt zich veel in financieele kringen te bewegen. Het eerste, wat ik van hem onder mijn oogen kreeg, was een brief aan den "Directeur van het John Grier Home", een kort zakenbriefje in machineschrift, van een afschuwelijk zakelijken advocaat, meldend dat zijn vrouw besloten had een meisje van goede gezondheid en met lief voorkomen tusschen twee en drie jaar aan te nemen. Het kind moest een vondelinge van Amerikaansche afkomst zijn, zonder erfelijke belasting en zonder familieleden, die nog eenig recht kunnen laten gelden. Zou ik hem zulk een kind kunnen verschaffen?
Bij wijze van referentie noemt hij "Bradstreets". Heb je ooit zoo iets grappigs gehoord?
Wij begonnen ons onderzoek door aan een dominee in Germantown, de stad, waarin J. F. Bretland woont, inlichtingen te vragen.
"Is hij bemiddeld?
Betaalt hij zijn rekeningen?
Is hij vriendelijk tegen dieren?
Bezoekt hij de kerk?
Leeft hij in goede verstandhouding met zijn vrouw?" en nog een dozijn andere impertinente vragen.
Wij schenen een dominee met gevoel voor humor te hebben aangetroffen want in plaats van hierop breedvoerig in te gaan, schreef hij met groote letters dwars over het vel papier: "Ik wou dat zij mij wilden aannemen!"
Dit klonk veelbelovend, daarom ging Betsy dadelijk naar Germantown, zoodra de bruiloftsplechtigheid afgeloopen was, Betsy schijnt een geboren detective te zijn. Nadat zij ergens een kort bezoek heeft afgelegd, kan ze ons alleen door het zien van tafels en stoelen op een heel familiedrama vergasten.
En ze keerde vol van enthousiaste bijzonderheden bij ons terug.
Mijnheer J. F. B. is een rijk en zeer invloedrijk burger, die door zijn vrinden hartelijk bemind en door zijn vijanden diep gehaat wordt (ontslagen bedienden, die niet nalaten van hem te vertellen dat hij een hardvochtig man is). Hij bezoekt ook de kerk, niet geregeld, maar zijn vrouw haalt de schade voor hem in en hij geeft er geregeld geld voor.
Zij is een allerliefste zachte vrouw en zeer beschaafd. Nadat zij een jaar zenuwziek in een sanatorium heeft doorgebracht, heeft de dokter gezegd dat zij iets moest hebben wat haar aan het leven bond en hij raadde haar ten zeerste aan om een kind te adopteeren. Zij heeft daarnaar altijd verlangd. Eindelijk, zoo als altijd, heeft ook in dit geval de lieve zachte echtgenoote getriomfeerd en de strenge man is gedwongen om toe te geven.
Terwijl hij nu zijn voorkeur voor een jongen voorbijzag, schreef hij, zooals ik je reeds vertelde, het gewone verzoek van een vrouw, een meisje te willen aannemen.
Mevrouw Bretland heeft, met het steeds levendig verlangen een kind aan te nemen, al jaren lang over niets dan over kinderen gelezen en er bestaat geen kinderziekte of zij is er volkomen van op de hoogte. Zij heeft een heerlijk zonnige kinderkamer en een kast vol poppen, die zij vol liefde heeft uitgezocht. Zij toonde Betsy alles vol trots. Je begrijpt hoe hard die arme vrouw een kindje noodig heeft!
Zij heeft ook juist gehoord van een uitstekende Engelsche nurse, die ze zou kunnen krijgen, maar misschien zou het wel beter zijn om met een Fransche kindermeid te beginnen, zoodat het oor van het kind dadelijk aan die vreemde klanken zou kunnen wennen. En het interesseerde haar ook erg toen zij hoorde, dat Betsy de Universiteit had bezocht. Ze wist nog niet of ze haar baby later daarheen zou sturen, ja of neen. Wat dacht Betsy ervan? Als het kind nu Betsy's eigen dochter was, zou zij haar dan de Universiteit laten bezoeken?
En dit alles zou vermakelijk zijn als het niet tevens zoo aandoenlijk was. Werkelijk, ik kan me niet los maken van het beeld van die arme eenzame vrouw, die daar poppenkleertjes jaren achtereen naaide voor het kleine onbekende meisje, waarvan ze zelfs nog niet eens zeker wist of ze het zou mogen aannemen ja of neen. Ze verloor jaren geleden haar eigen twee babies, of liever gezegd, ze heeft ze nooit gehad, de kindertjes van dat arme moedertje hebben nooit geleefd.
Je ziet dus wat een prachtig thuis dat zou zijn. Een schat van liefde wacht op het kleine meisje en dat is meer waard dan alle weelde, die toch ook niet kwaad is als ze met liefde gaat gepaard.
Maar nu is het groote probleem een kind te kunnen vinden en dat is niet gemakkelijk. De J. F. B.'s zijn zoo afgrijselijk veeleischend. Ik heb juist het baby-jongetje dat voor hen zou passen, maar wat zou er dan met al die poppen moeten gebeuren! Kleine Florence is ook niet goed want haar moeder leeft nog steeds, en dan heb ik een verzameling van buitenlanders met groote, bruine oogen, maar dat is heelemaal niets, want Mevrouw Bretland is blond en heeft blauwe oogen en haar dochter moet op haar lijken. Ik heb ook verschillende kleine snoesjes, die niet het minst van erfelijke belasting te lijden hebben, maar de Bretlands verlangen een afstammeling van een geslacht, waarvan zes generaties minstens de kerk trouw hebben bezocht terwijl aan het hoofd een groote persoonlijkheid moet prijken. Ook heb ik een schat van een kindje met blonde krullen (en krullend haar wordt hoe langer hoe zeldzamer), maar, lieve deugd, het kind is onwettig en dat schijnt een onoverkomelijk bezwaar in het oog van pleegouders, hoewel het aan het kind zelf niet de minste afbreuk doet. Toch zal het niet gaan want de Bretlands eischen een boterbriefje.
Van alle 107 blijft er maar één over, die er voor geschikt zou zijn De vader en moeder van onze kleine Sophie werden bij een spoorwegongeluk van het leven beroofd en alleen doordat hun kindje juist in een hospitaal lag om voor een abces in de keel behandeld te worden, bleef het kind gespaard. Ze is van een goede, Amerikaansche familie en van vervelend-onberispelijk gedrag. Zij heeft ook veel van een uitgewrongen vaatdoek — een dreinerig, vervelend klein ding! De dokter heeft haar met zijn geliefkoosde levertraan en spinazie volgepropt, maar kon er ondanks dat alles toch niet in slagen, om er een beetje aardigheid in te pompen.
Toch kunnen liefde en goede zorg soms wonderen bij gestichtskinderen uitrichten en het kan zijn, dat zelfs zij zich nog eens tot een zeldzame, schoone bloem ontplooit. Dus zond ik een ontroerend verslag over haar familie-geschiedenis aan J. F. Bretland, vergezeld van het aanbod om haar in Germantown uit te leveren.
Vanmorgen kreeg ik echter een telegram van J. F. B. Hij is niet van plan een dochter ongezien te koopen, maar hij zal hierheen komen om het kind persoonlijk den volgenden Woensdag om drie uur in oogenschouw te nemen.
Lieve deugd, als hij haar nu eens niet kan uitstaan! Wij zetten nu ons beste beentje voor om het kind schoonheid bij te brengen, evenals ook een jonge hond geprepareerd wordt alvorens hij naar de tentoonstelling verhuist. Zou je het heel erg vinden, als ik een tikje rouge op haar wangen smeerde? Ze is nog te klein om die gewoonte over te nemen.
Nu, je kunt je niet beklagen, dat ik je weinig schrijf, — ik heb aan een stuk door achter elkaar gepend. Je ziet nu wel waar mijn hart en gedachten zijn. O Judy, ik ben toch zoo bezorgd voor de toekomst van die kleine Sophie! Het lijkt wel of het mijn toekomst betreft of die van mijn bloed-eigen kleine dochter!
Eerbiedige groeten aan onzen President,
Beste Gordon,
Ik vind het heel leelijk en onaardig om me vier weken lang zonder een enkel woord te laten, alleen maar omdat ik in een abnormale herrie en drukte je drie weken lang niet schreef. Ik maakte me al ongerust over de vraag of je nog tot de levenden behoorde en ook mijn kinderen missen Oom Gordon op een vreeselijke wijze, want ze houden dol veel van dien Oom. Denk er alsjeblieft aan, dat je ons beloofd hebt een ezel te sturen en vergeet ook niet, dat ik het zwaarder heb te verantwoorden dan jij. Het is heel wat harder werk om in het John Grier Home te ploeteren dan in het Capitool en daarbij komt nog, dat jij veel betere hulp hebt dan ik.
Dit is geen brief, alleen maar een verontwaardigd protest. Misschien schrijf ik je morgen of op een andere keer.
P.S. Nu ik je brief overlees, verteeder ik wel een beetje, maar toch
geloof ik je lieve woordjes geen van alle. Ik weet heel goed dat je
me vleit, als je zoo mooi praat, en daarvoor heb je dan een reden,
vriendje!
Lieve Judy,
Ik moet je een heele historie vertellen.
Zooals je weet, zou Woensdag de belangrijke samenkomst tusschen J. F. Bretland en de kleine Sophie plaats vinden; dus werd die kleine om half twee gebaad en geborsteld en in schoone kleertjes gestoken en aan een vertrouwenswaardig vondelingetje afgeleverd met het nadrukkelijk verzoek er voor te waken, dat het kind schoon bleef.
Precies klokslag (nog nooit heb ik iemand ontmoet, die zoo afgrijselijk businesslike is als J. F. B.) hield er een luxueuse auto voor het hek van ons ontzagwekkend chateau stil. Een breedgeschouderde, stevige man met vierkanten beslisten kop en iets over zich, dat je beweegt vooral voort te maken, stapte uit en meldde zich drie minuten later bij mijn werkkamer aan. Hij begroette mij kortaf als "Miss McKosh", wat hij na mijn vriendelijke verbetering in "Miss McKim" wijzigde. Ik wees hem mijn gemakkelijksten armstoel aan en noodigde hem uit, na de gedane reis een verfrissching te gebruiken. Hij vroeg hierop om een glas water (ik vind het prettig als een pleegvader matig is) en gaf daarna met zeker ongeduld te kennen, dat hij tot de zaak wenschte over te gaan. Dus schelde ik even en gaf order om de kleine Sophie naar beneden te brengen.
"Neen, neen, Miss McGee", stribbelde hij tegen, "ik zou haar liever in haar eigen omgeving willen zien. Weest U zoo goed en brengt U mij naar de speelkamer of naar de slaapkamer, waar die kleintjes zijn".
Ik bracht hem naar de speelkamer, waar dertien of veertien kleine dreumesjes, in flanelletjes gestoken, op matrassen op den grond rolden. Sophie, afgescheiden van de anderen, prijkte in haar schoonsten tooi en woog zwaar op den arm van een blauwgeruit katoenen vondelingetje, dat van het geval al meer dan genoeg had. Ze dreinsde en zanikte om ook op den grond te mogen spelen en bood een allesbehalve aanlokkelijker aanblik. Ik nam haar in mijn armen en suste haar en streek haar kleertjes glad en snoot haar neusje en vroeg haar vleiend dien heer eens in de oogen te kijken.
De heele toekomst van dat kind hing van één vriendelijk lachje af, en ze dreinsde!
Mr. Bretland schudde haar handje op een zeer kort aangebonden wijze en nam haar van top tot teen op alsof hij een jongen hond voor zich had. Sophie nam niet de minste notitie van hem, maar draaide hem haar rug toe en verborg haar snuitje in mijn hals. Hij haalde zijn schouders op en zeide, dat hij haar wel op proef wilde nemen, misschien voelde zijn vrouw er iets voor. Hij zelf verlangde in geen enkel opzicht naar dat kind en wij maakte aanstalten om heen te gaan. Maar wie denk je wel, dat ons daar tegemoet liep? Niemand anders dan die kleine zonnige Allegra! Vlak voor hem wankelde zij, zwaaide met haar armen als een windmolen en plofte op alle vier neer. Hij sprong met groote handigheid op zij, om te voorkomen dat hij op haar trapte, en pakte haar beet om haar weer op te helpen, maar dat lieve diertje sloeg haar armpjes vast om zijn hals en keek met een heerlijk vertrouwelijk lachje naar hem op.
"Pappie, til baby op, pappie!"
Hij is de eenige man, behalve de dokter, dien het kind sinds weken heeft gezien en waarschijnlijk lijkt hij eenigszins op haar bijna vergeten vader.
J. F. B. pakte haar beet en gooide haar zoo handig de lucht in alsof dat een dagelijksch karweitje voor hem was, terwijl zij schaterde en het uitgierde van de pret. Toen hij vervolgens te kennen gaf, dat hij haar weer op den beganen grond wilde afzetten en haar liet zakken, pakte ze hem bij zijn neus en bij zijn ooren en trommelde met haar beide voetjes een krijgsmarsch op zijn buik. Niemand kan er Allegra van beschuldigen dat zij niet genoeg spirit bezit! J. F. B. wist zich uit haar omhelzing los te werken en zette haar op den grond neer, haar knuistje hield hij echter stevig vast.
"Dàt is het kind, wat ik hebben moet", zei hij. "Ik geloof niet dat het noodig is, dat ik nog verder kijk".
Ik gaf te kennen, dat wij de kleine Allegra niet van haar broertjes konden scheiden, maar hoe meer tegenwerpingen ik maakte, des te vaster werd de lijn om zijn mond. Wij keerden naar mijn werkkamer terug en redeneerden daar samen een half uur lang.
Hij hield van haar familie, hij hield van haar uiterlijk, van haar levendigheid, in één woord: hij hield van haar ! Als hij nu eenmaal toch een dochter moest aannemen clan zou het in elk geval eentje met spirit moeten zijn en hij dacht er niet aan, dat andere jankende kind aan te nemen. Dat kon niemand van hem verlangen. Maar als ik Allegra aan hem afstond, zou hij haar als zijn eigen dochter groot brengen en ervoor zorgen dat zij een prachtig leven tegemoet ging. Had ik het recht om dat kind van zulk een groot voorrecht te berooven om de een of andere sentimenteels geschiedenis? De familieband was nu eenmaal toch verbroken, het beste wat ik doen kon was nu om voor elk kind afzonderlijk te zorgen.
"Neemt U ze dan alle drie", stelde ik hem brutaal weg voor.
Maar dat ging onmogelijk. Zijn vrouw was erg zwak en haar krachten waren net toereikend voor één kind maar ook niet meer. Het was erg moeilijk om de oplossing te vinden. Het scheen zulk een prachtig buitenkansje voor het kind, maar toch was het weer aan den anderen kant zoo wreed om haar van haar twee broertjes, die haar aanbidden en verwennen, weg te rukken. Ik begreep heel goed, dat Bretland, als hij haar eenmaal wettig had aangenomen, zijn best zou doen om elken familieband, die haar nog aan het verleden hechtte, door te snijden en het kind is nog zoo jong dat het gauw genoeg haar broertjes zou vergeten.
Toen dacht ik aan jou, Judy, en ik herinnerde me, dat je zoo'n verdriet hebt gehad omdat het gesticht je niet wilde laten gaan toen die familie je wilde aannemen. Je hebt altijd gezegd, dat jij net zoo goed als andere kinderen een tehuis hadt kunnen hebben maar dat Miss Lippett je daarvan heeft beroofd. Was ik nu op het punt om Allegra's tehuis te stelen? Met die twee jongens zou het een heel ander geval zijn, die konden een goede opvoeding krijgen en zouden later voor zichzelf zorgen. Maar voor een meisje moet een tehuis als dit alles beteekenen. Sedert die kleine Allegra bij ons is, heb ik steeds het gevoel, dat zij net zoo'n klein kindje is als kleine Judy vroeger is geweest. Zij is vlug en geestig en wij moeten ervoor zorgen, dat zij in een omgeving komt, waar die twee deugden in het beste daglicht komen. Zij moet kunnen genieten van het goede en schoons, dat het leven biedt en het gesticht kan haar daartoe niet in staat stellen. Ik peinsde en peinsde, terwijl de heer Bretland ongeduldig door de kamer ijsbeerde.
"Laat U die twee jongens hier komen. Ik wil met hen spreken", zei J. F. B. tenslotte. "Als er maar een greintje edelmoedigheid in hen leeft, zullen zij blij zijn met haar goede toekomst".
Ik gaf order de twee jongens te brengen, maar met een loodzwaar hart. De kinderen gaan nog steeds onder het gemis van hun vader gebukt. Was het nu niet onmenschelijk om hun ook dat heerlijke kleine zusje af te nemen?
Zij kwamen, hand in hand, stevige ferme jongens, en stonden daar voor ons met ernstige, wijd opengesperde oogen, verwonderd afwachtend wat die vreemde heer tegen hen zou zeggen.
"Kom eens hier, jongens, ik wil eens iets met jullie bespreken". Hij nam elk bij een hand. "In het huis, waar ik woon, is geen klein kindje en nu hebben mijn vrouw en ik afgesproken, dat ik hierheen zou komen, waar zooveel babies zonder vader en moeder zijn, en er een mee naar huis zou nemen als ons kind. Dat kind krijgt dan een prachtig huis om in te leven en ook een heeleboel speelgoed en ze zal haar heele leven heel gelukkig zijn, veel gelukkiger dan ze ooit hier kan zijn. Ik weet dat jullie heel blij zult zijn als je hoort, dat ik je kleine zusje heb uitgekozen".
"En zullen we haar dan nooit meer zien?" vroeg kleine Clifford.
"O ja, af en toe".
Clifford keek van mij naar Mijnheer Bretland en twee groote tranen biggelden langs zijn wangen. Hij trok zijn hand weg en drukte zich tegen mij aan.
"Geef haar niet aan hem.... Toe, doe het toch niet.... Stuur hem weg".
"Neemt U ze toch alle drie", smeekte ik.
Maar hij is hard.
"Ik kwam hier niet om een heel gesticht mee te nemen", antwoordde hij kortaf.
Intusschen snikte Don aan mijn andere zij en plotseling ging de deur open en Dr. MacRae kwam midden in de ellende binnenvallen met Allegra in zijn armen.
Ik stelde hem voor en legde hem het geval uit. Mr. Bretland strekte zijn armen naar de baby uit maar Dr. MacRae hield haar stevig vast.
"Absoluut onmogelijk", weerde Sandy alles botweg af. "Miss McBride zal U al gezegd hebben dat het een van de regels van het huis is, dat hier geen gezin wordt gescheiden".
"Miss McBride heeft haar beslissing al genomen", weersprak J. F. B. afgemeten. "Wij hebben de zaak al lang en breed besproken".
"U vergist U", antwoordde Sandy op zijn aller-Schotscht en wendde zich tot mij. "U hebt er toch zeker nooit aan gedacht om u tot zulk een wreedheid te leenen?"
En weer wenschte ik Salomo's wijsheid in pacht te hebben om het vraagstuk op te lossen, terwijl de twee koppigste menschen, die er ooit op de aarde hebben rondgewandeld, elkaar de kleine Allegra betwistten.
Ik stuurde de drie kleintjes naar de kinderkamer en kwam weer op de brandende kwestie terug. Wij hadden een luidruchtig en driftig gesprek totdat tenslotte J. F. B. mijn eigen steeds weerkeerende gedachte gedurende de laatste vijf maanden uitte, door de vraag: "Wie is het hoofd van dit gesticht, de directrice of de toezichthoudende geneesheer?"
Ik was woedend op Sandy, dat hij mij in zulk een parket tegenover dien man plaatste, maar ik kon toch moeilijk met hem gaan redetwisten; dus besloot ik Mr. B. beleefd en met veel tact aan het verstand te brengen, dat Allegra absoluut niet in aanmerking kwam en vroeg toen, hoe hij over Sophie dacht.
Maar daar kwam ik goed van pas! Hij dacht er niet aan dat ongelukkige wurm aan te nemen! Allegra of geen, dat stond bij hem vast en hij hoopte dat ik nog eens zou begrijpen, dat ik met mijn sentimenteels nonsens de toekomst van dat kind had verknoeid. Met die afscheidswoorden besloot hij zijn visite. "Dag Miss MacRae, Dr. McBride", twee beleefde buigingen en weg was hij.
Toen hij de deur achter zich had gesloten, vochten Sandy en ik het samen uit. Hij zeide dat iemand met gezond verstand en humane moderne begrippen, die het vraagstuk Kinderopvoeding had bestudeerd, zich moest schamen ook maar even de vraag om zoo'n familie uiteen te rukken, te hebben overwogen. En ik beschuldigde hem er van dat hij het kind uit puur egoïsme hier had gehouden, omdat hij dol op haar was en haar bij zich wilde houden. (Wat volgens mij ook de waarheid is). O, we hadden een geweldige twist met dat gevolg, dat hij met een stijfheid en beleefdheid, welke nog die van J. F. B. overtrof, de deur achter zich sloot.
Nog steeds weifelend, had ik het gevoel alsof met mij de proef met de nieuwe mangelmachine had plaats gehad. En toen Betsy thuis kwam, overlaadde zij mij nog met verwijten omdat ik de prachtigste familie, die wij ooit hebben gehad, zonder kind naar huis liet gaan!
O Judy, Judy, wat moet ik doen! Zou je Sandy niet weg kunnen roepen en daarvoor in de plaats een Duitscher of een Franschman of een Chinees kunnen sturen, als je dat graag wilt? Maar alsjeblieft in geen geval nog eens een Schot!
P.S. Ik vermoed dat Sandy je ook vragen zal mij van hier weg te
roepen en ik zal heusch niet tegenstribbelen als je het me vraagt. Ik
ben zoo doodop!
Lieve Gordon,
Je bent een kwaaddenkend, achterdochtig en afschuwelijk man. Waarom mag ik niet in het Schotsch schrijven als ik dat prettig vind? Ik heb toch een "Mc" in mijn naam!
Natuurlijk zal het heele John Grier Home dol blij zijn met je komst, niet alleen omdat je een ezel meebrengt, maar ook omdat wij het zoo prettig vinden je weer hier te zien! Ik had het plan je een ellenlangen brief te sturen, om je over elke toekomstige achterdochtigheid heen te helpen, maar waarvoor zou het dienen? Je komt hier zelf morgenochtend an' unco gude will be the sight o' you for sain een.
Maak je nu niet weer kwaad over dat taaltje, mijn jongen. Ik stam uit de Schotsche Hooglanden, weet je!
Alles gezond en wel in het John Grier — met eenige uitzonderingen, zooals een uitgestooten kies, een verzwikte enkel, een bloedneus en een geval van verkoudheid.
Betsy en ik zijn beleefd maar koel tegen den dokter. Het vervelende van het geval is, dat hij ook nogal koel tegenover ons doet en hij schijnt onder den dwazen indruk te verkeeren, dat hij gelijk heeft ook! Hij doet zijn zaakjes hier op een droge onpersoonlijke wijze af, zeer beleefd maar een beetje terughoudend.
Maar dat gedrag van den dokter hindert ons op het oogenblik niet al te erg: wij verwachten het bezoek van een veel interessanter mensch dan Sandy! Het Capitool rust van zijn werk uit en ook Gordon geniet van zijn vacantie, waarvan hij twee dagen in "Brantwood Inn" zal doorbrengen. Ik ben dolblij met het nieuws dat je nu genoeg van de zee hebt genoten en er over denkt je met onze buurt voor de rest van den zomer tevreden te stellen. Er zijn hier op een paar mijlen afstand van het John Grier een paar heel mooie buitenverblijven en het zal voor Jervis een aardige verandering zijn, alleen aan het eind van de week thuis te komen. Als je beiden de eenzaamheid op goede wijze benut, kun je elkaar telkens met een schat van nieuwe gedachten verblijden.
Ik kan op het oogenblik geen verdere philosophische gedachten over het huwelijksleven ten beste geven, daar ik mijn geheugen over het Monroe-leerstuk en een of twee andere politieke vraagstukken moet opfrisschen.
Ik verlang dol naar Augustus en de drie maanden, die wij samen zullen doorbrengen.
Beste vijand,
Het is verbazend vergevingsgezind van mij om U uit te noodigen bij mij te dineeren, na die vulkanische uitbarsting van verleden week. Maar kom alsjeblieft. Herinnert U U nog onzen philantropischen vriend Mr. Hallock, die ons de apenootjes en de goudvisschen en andere onverteerbare kleinigheden zond? Welnu, deze heer zal vanavond bij ons zijn, zoodat er zich voor U een schoone gelegenheid biedt om zijn goedgeefschheid in meer hygiënische banen te leiden.
Wij dineeren om zeven uur.
U hadt in die dagen moeten leven toen elk mensch in een aparte kluis op een aparten berg woonde.
Liefste Judy,
Gordon is hier! Een absoluut veranderd man, wat zijn houding tegenover mijn gesticht betreft. Hij heeft de oeroude waarheid ontdekt, dat de weg naar een moederhart via den lof over haar kinderen gaat en hij heeft niets dan prijzende woorden voor mijn 107 kuikens — zelfs over het geval Loretta Higgins wist hij iets aardigs te zeggen. Hij vond het prettig, dat zij niet scheel keek!
Hij heeft vanmiddag met mij in het dorp boodschappen gedaan en was zeer geschikt bij het uitzoeken van haarlintjes voor een paar dozijn meisjes. Hij verzocht zelfs die voor Sadie Kate te mogen kiezen en zijn keus viel na lang aarzelen op een oranje satijnen tintje voor het eene staartje en een grasgroen voor het andere.
Terwijl wij vol aandacht onze lintjes bekeken, werd ik opeens een mede-inkoopster gewaar, schijnbaar bezig met het knopen van haakjes en oogen maar in werkelijkheid belangstellend naar onze nonsens luisterend.
Zij was getooid met een schilderachtigen hoed, een voile met nopjes,
een veeren boa en een parasol nouveau art, zoodat ik nooit had durven
droomen, dat deze jonkvrouw een mijner kennissen kon zijn, totdat ik
haar blik met zeer kwaadaardigen gloed op mij voelde rusten. Zij boog
stijfjes en zeer afgemeten en ik knikte terug.
Wel, het was Mejuffrouw Maggie McGurk in gezelschapstoilet!
Op mijn teekening heeft zij een aardiger gezichtsuitdrukking dan werkelijk het geval is, dank zij een slippertje van mijn pen.
Die arme Mrs. McGurk kan werkelijk niet begrijpen, hoe je je geestelijk voor een man kunt interesseeren. Zij verdenkt er mij van, dat ik elken vrijgezel, dien ik ontmoet, in mijn netten vangen wil. Eerst dacht zij, dat ik den dokter van haar wilde wegkapen, maar nu zij mij ook met Gordon heeft gezien, beschouwt zij mij als een monster met bigamischen aanleg, dat op beide mannen aanspraak maakt.
Dag! Daar komen een paar bezoekers aan.
Ik heb zoo juist een diner ter eere van Gordon gegeven, met Betsy en Mevrouw Livermore en Mr. Witherspoon als gasten. Ik verzocht ook den dokter om mee tegenwoordig te zijn, maar hij bedankte kortaf voor die eer, daar hij volgens zijn eigen meening niet in een stemming verkeerde om met andere menschen in contact te komen. Onze Sandy stelt de waarheid boven beleefdheid.
Ongetwijfeld is Gordon de respectabelste man, die ooit op de aarde heeft rondgewandeld. Hij ziet er zoo deftig uit en is zoo aardig en hoffelijk in den omgang en daarbij zoo geestig. Zijn manieren zijn zoo onberispelijk — o, hij zal een pracht-echtgenoot zijn! Maar niettemin geloof ik toch, dat je met een man moet leven en hem niet alleen op teas en diners kunt tentoonstellen.
Hij was vanavond buitengewoon aardig, en Betsy en Mevrouw Livermore werden beiden verliefd op hem en ik ook een klein beetje. Hij vermaakte ons met een speech, op zeer goede wijze en wel afgestoken, op het welzijn van Java! Wij hebben langen tijd nagedacht over de vraag, waar de beste slaapplaats voor dezen aap kon zijn en nu heeft Gordon met zeer juiste logica het probleem opgelost. Hij bewees, dat, aangezien de aap hier was gebracht door Jimmie en aangezien Jimmie Percy's vriend is, hij bij niemand anders dan Percy moet slapen. Gordon is van nature een zeer goed spreker en zijn toehoorders werken op hem als champagne. Hij kan met evenveel ernst en overtuiging over een aap redeneeren als over den grootsten held, die voor het vaderland zijn goed en bloed over had.
Ik voelde tranen in mijn oogen opwellen toen hij Java's eenzaamheid beschreef, toen hij er aan herinnerde, hoe deze aap 's nachts in zijn kelder op en neer liep, droefgeestig terugdenkend aan zijn broeders, die op datzelfde uur in tropische gewesten een rondedans uitvoerden.
Een man, die zoo spreekt, heeft een groote toekomst. Ik twijfel er ook niet aan of ik zal binnen twintig jaar op hem voor President stemmen.
Wij hadden een verbazend gezelligen avond, zoodat wij zelfs drie uur lang vergaten dat er 107 vondelingetjes boven ons hoofd sluimerden. Hoewel ik heel veel van onze kinderen houd, ben ik toch blij als ik eens een tijdje aan iets anders kan denken.
Mijn gasten verlieten mij om tien uur en het is nu al middernacht
(dit is de achtste dag en mijn klok staat stil — Jane vergeet wel
eens dat zij die elken Vrijdag moet opwinden). Toch weet ik dat het
laat is en daar ik er zorg voor moet dragen, dat mijn schoonheid niet
door te korte nachtrust geschonden wordt, vooral nu er een
welsprekend jong minnaar mij wacht, wensch ik je goedennacht.
Gordon bracht zijn morgen door met spelen met de kinderen en het bedenken van een paar practische geschenken, welke hij mij later wil sturen. Hij meent dat drie welvoorziene aquariums de attractie van het Indianenkamp zullen verhoogen. Hij wil ons ook twee dozijn poppen voor de kleintjes sturen; onze edelmoedige vriend nam zelfs het denkbeeld van een paar gezadelde ezels en een rood geschilderd karretje in overweging. Is het niet heerlijk dat Gordon's vader er voor gezorgd heeft, dat deze jonge man zulke ruime geldmiddelen heeft en dat de natuur hem zoo'n menschlievend karakter meegaf? Hij luncht op het oogenblik met Percy in het hotel en zint, naar ik vermoed, op nieuwe philantropische denkbeelden.
Misschien twijfel je er aan of ik van deze afwisseling in het
eentonig gestichtsleven wel geprofiteerd heb! Je kunt zeggen wat je
wilt, mijn lieve Mevrouw Pendleton, en mij complimentjes maken over
het goede bestuur van je gesticht, maar toch kun je niet begrijpen
hoe zwaar deze eentonigheid soms op mij drukt. Ik moet af en toe een
afleiding hebben en daarom heeft Gordon met zijn jongensachtigen
geest en zijn heerlijk optimisme, in tegenstelling met den dokter,
zoo'n weldadigen invloed op mij.
Ik moet je nog het eind van Gordon's bezoek berichten. Zijn plan was eigenlijk om hier tot vier uur te blijven, maar op een onzalig oogenblik verzocht ik hem hier tot half tien te blijven en gistermiddag hebben wij een groote wandeling gemaakt, totdat wij de torens van dit gesticht niet meer konden zien en toen hebben wij bij een aardig hotelletje gestopt, waar wij ham met eieren en sla hebben gegeten. Alles was even heerlijk en een goddelijke afwisseling te midden van het eentonige gestichtsleven, dat ik hier leid. Ik zou nog weken lang tevreden en gelukkig zijn gebleven als er niet iets heel vervelends was gebeurd. Wij hadden zoo'n prachtigen zonnigere zorgeloozen zomermiddag en ik vind het zoo doodjammer dat die nu bedorven is. Wij kwamen, zeer onromantisch op een groentekar gezeten, net tegen negen uur bij het John Grier aan, dus had hij nog net den tijd om naar het station te rennen en daar zijn trein te pakken. Ik kreeg hem daarom ook niet, binnen te komen, maar wenschte hem heel vriendelijk een goede reis bij den ingang van ons hek.
Aan den zijkant voor het huis stond een auto. Ik herkende die wel en vermoedde, dat de dokter en Percy, zooals vaak voorkomt, den avond in het laboratorium gemeenschappelijk doorbrachten. Welnu, op het oogenblik dat Gordon afscheid nam, kwam hij op de rampzalige gedachte om mij te verzoeken de leiding van het gesticht aan een ander over te doen en daarvoor in de plaats mijn eigen huishouding te bestieren.
Heb je ooit zoo iets gezien! Nu had hij dien heelen middag uren lang over deze kwestie kunnen redeneeren en inplaats daarvan kiest hij het oogenblik op de vloermat daarvoor uit!
Ik wist niet wat ik zeggen moest. Ik trachtte de zaak vroolijk af te wimpelen en raadde hem aan voort te maken om den trein nog te pakken. Maar daar ging hij niet op in. Hij leunde tegen den deurpost aan en stond er op, er nu over te spreken. Ik wist dat hij op die wijze den trein zou missen en dat alle ramen in het gesticht open stonden. Een man denkt er nooit aan dat er in de buurt luistervinken kunnen zijn, daarop schijnt een vrouw alleen te letten.
En omdat ik nogal zenuwachtig was en hem nog op tijd weg wilde hebben, was ik zeker nogal kort aangebonden en tactloos. Hij begon zich boos te maken en toen viel, door het een of ander ongelukkig toeval, zijn oog op de auto. Hij herkende die eveneens en daar hij in een woest onredelijke bui was, maakte hij den dokter daarvan het slachtoffer. Hij noemde hem "dien kalfskop" en "dien droogstoppel" en hij zei nog veel meer akelige dingen.
Ik verzekerde hem net in vollen ernst, dat ik niets om den dokter gaf en dat ik hem net zoo gek en onmogelijk vond als hij, toen de dokter plotseling uit zijn auto stapte en op ons toekwam.
Ik wenschte op dat oogenblik dat de aarde me kon verzwelgen.
Sandy was erg boos, waarmee hij ook groot gelijk had, maar tevens was hij koel en gereserveerd. Gordon was woedend en voelde zich miskend door al het onrecht, dat in zijn verbeelding hem werd aangedaan. Ik was heelemaal in de war door die vreeselijke en noodelooze herrie, die daar zoo plotseling om niets was ontstaan.
Sandy vroeg heel beleefd excuus dat hij, zonder het te willen, een deel van ons gesprek had opgevangen en wendde zich toen tot Gordon, dien hij zeer beleefd uitnoodigde in zijn auto plaats te nemen om hem naar het station te rijden.
Ik verzocht Gordon dit niet te doen, want ik wilde geen aanleiding tot den een of anderen twist tusschen die twee mannen zijn, maar zonder in het minst notitie van mij te nemen, stapten zij in en reden weg, terwijl zij mij onbewegelijk op de vloermat achterlieten.
Ik ging naar binnen en naar bed, waarin ik uren lang wakker lag, wachtende — op ik weet zelf niet wat, misschien de een of andere explosie. Het is nu elf uur en nog is de dokter niet verschenen. Ik weet werkelijk niet hoe ik me houden moet als ik hem tegenkom. Ik geloof dat ik dan in de kleerenkast zal kruipen.
Heb je ooit iets idioots en absoluut onnoodigs gehoord als deze historie? Ik vermoed dat ik nu met Gordon gekibbeld heb en heusch, ik weet niet waarom, en mijn verhouding tot den dokter lijkt nu heelemaal op niets! Je kent de vreemde wijze, waarop ik over iemand soms kan spreken. Ik wou, dat het gisteren om dezen tijd was. Dan zou ik er wel voor zorgen dat Gordon met den trein van vier uur vertrok!
Waarde Dr. MacRae,
Dat was gistermiddag een allerafschuwelijkste domme idiote geschiedenis! Maar in den tijd dat ik hier ben, hebt U mij genoeg moeten leeren kennen om te weten, dat ik de gekke dingen, die ik zeg, nooit meen. Mijn tong staat niet het minst in verband met mijn hersens. Die slaat zoo vanzelf door! Ik moet U erg ondankbaar voorkomen na alle hulp, die U mij hebt geschonken bij dit ongewone werk en voor het geduld, dat U (soms tenminste) hebt getoond.
Ik erken eerlijk dat ik de leiding van dit gesticht nooit op mij had moeten nemen, indien Uwe geachte tegenwoordigheid niet steeds op den achtergrond was verrezen en ofschoon U weleens — wat U ook bekend zal zijn — nogal ongeduldig en slecht gehumeurd en lastig bent geweest, heb ik U dit toch nooit verweten. Werkelijk, ik meen niets van al de slechtgemanierde dingen, die ik gisteren ten beste heb gegeven. Vergeef me asjeblieft, dat ik zoo ruw uitviel. Ik zou het heel naar vinden om Uw vriendschap te verliezen en wij zijn toch vrienden, is het niet?
Lieve Judy,
Ik weet werkelijk niet, of de dokter en ik weer goede vrienden zijn, ja of neen; ik zond hem een beleefd briefje om hem excuus te vragen, waarop hij totaal niets van zich liet hooren. Hij kwam ons eerst vanmiddag weer opzoeken en liet niet in het minst iets blijken, wat aan dien rampzaligen Zaterdag herinnerde. Hij sprak uitsluitend over een zalf, waarmede de exceem van een van onze babies verwijderd moet worden en daar Sadie Kate aanwezig was, ging de conversatie daarna over katjes. De kat van den dokter heeft pas gejongd en nu heeft Sadie Kate geen rust voordat zij die diertjes heeft gezien. Voordat ik wist wat er gebeurde, had ik al afgesproken om met haar die ellendige katjes morgenmiddag om vier uur te komen bekijken, waarna de dokter met een koel-beleefde buiging afscheid nam. Dat schijnt nu de afloop van die geschiedenis.
Je Zondagbriefje kreeg ik ook al en ik ben dolblij, dat je dat huis hebt genomen. Het zal heerlijk zijn om je zoo lang tot buur te hebben en onze verbeteringen moeten wel met snel tempo voorwaarts gaan, als we jou en den president zoo naast de deur hebben wonen. Maar het lijkt mij toe, dat je hier al voor 7 Augustus moet komen. Weet je wel zeker, dat je nog zoo lang goed tegen de stadslucht kunt, dat je tot dien datum wacht met naar buiten gaan? Ik heb nog nooit zoo'n opofferende echtgenoote gezien.
Mijn hartelijken groeten aan Mijnheer den President.
Lieve Judy,
Luister eens naar wat ik je nu vertellen moet!
Om vier uur ging ik met Sadie Kate naar het huis van den dokter om er de katjes te zien, maar daar Freddy Howland juist 20 minuten te voren van een trap was gevallen, was de dokter in het huis van de Howlands bezig de ribbekast van dien jongen man na te zien. Hij had voor ons een briefje achtergelaten met het verzoek op hem te wachten.
Mrs. MacGurk stuurde ons naar de werkkamer en om ons daar niet alleen te laten, kwam zij zelf ook mee, onder voorwendsel, dat zij er het koper moest poetsen. Ik weet heusch niet wat zij van ons dacht, misschien ging het door haar hoofd dat ik wel eens met den opgestopten pelikaan er van door kon gaan!
Ik amuseerde mij met een artikel over het Gele Gevaar, in de Century beschreven, terwijl Sadie Kate als een kleine nieuwsgierige aap rondsnuffelde om alles eens goed op te nemen.
Zij begon met den pelikaan en wenschte te weten waarom dat dier zulke glibberige, koude glasoogen had. Toen kwam de ooievaar aan de beurt. At die altijd kikkers en deed zijn eene poot hem pijn? Zij ratelde haar vragen af met de stadige volharding van een wekker, die slechts om de acht dagen opgewonden behoeft te worden.
Ik begroef mijzelf in mijn artikel en liet het aan Juffrouw McGurk over, zich met Sadie Kate bezig te houden. Ten slotte kwam die kleine lastpost, nadat zij al de halve kamer had afgewerkt, bij het portret van een klein meisje in een leeren lijst, dat in een hoekje van het bureau van den dokter prijkte. Het was een kind van sprookjesachtige schoonheid, dat opvallend veel op onze kleine Allegra leek, het had zelfs het portret van Allegra kunnen zijn als die vijf jaar ouder zou wezen. Ik had dit portret al bij den dokter opgemerkt, toen we dien bewusten avond bij hem aten en had hem ook bijna gevraagd, welke kleine patiënte dit was. Gelukkig dat ik dat toen niet deed!
"Wie is dat?" vroeg Sadie Kate, er naar wijzend.
"Dat is het dochtertje van den dokter".
"Waar is ze?"
"Ik denk, dat ze nu ver weg is.... Bij haar grootmoeder".
"Hoe kreeg hij dat meisje?"
"Wel.... Natuurlijk van zijn vrouw!"
Ik liet het boek plotseling vallen.
"Van zijn vrouw???" riep ik uit.
Het volgend oogenblik was ik woedend op mezelf, dat ik me niet beter had beheerscht, maar ik was geheel van streek. Juffrouw McGurk werd plotseling zeer minzaam en welbespraakt.
"Heeft hij u nog nooit over zijn vrouw gesproken? Wel, die werd zes jaar geleden krankzinnig. Op het laatst was het niet meer veilig, haar nog langer in huis te houden en hij moest haar weg brengen. Dat is bijna zijn dood geweest. Ik heb nog nooit zoo'n mooie dame gezien! Ik geloof dat hij toen dat heele jaar niet meer gelachen heeft. Wat gek, dat hij er u nooit over gesproken heeft, en de juffrouw is nog wel zoo bevriend met den dokter!"
"Natuurlijk is dit een onderwerp waarover de dokter liever niet spreekt", antwoordde ik droogjes en vroeg haar welk poetsmiddel zij voor het koper gebruikte.
Sadie Kate en ik gingen naar de garage en zochten de katjes zelf op en gelukkig waren wij weg, voordat de dokter terug was.
Maar kun jij me misschien vertellen, wat dat beteekent? Weet Jervis, dat hij getrouwd is? Het is de vreemdste historie die ik ooit heb gehoord. Ik ben het met die McGurk volkomen eens dat hij weleens zoo terloops had mogen zeggen, dat zijn vrouw in een krankzinnigengesticht was. Maar natuurlijk is het iets vreeselijks en zal hij er niet over kunnen spreken. Nu begrijp ik eindelijk waarom hij zulke grondige studies van erfelijke belasting maakt. Hij is natuurlijk bang voor zijn kindje! Als ik nu terugdenk aan al die grapjes, die ik daarover heb gemaakt, doet het mij pijn dat ik hem zoo dikwijls gewond moet hebben zonder het te weten en ik ben woedend op mezelf maar ook woedend op hem.
Ik heb het gevoel alsof ik dien man nooit weer zou willen zien. Heb je ooit zoo'n samenloop van vreemde omstandigheden meegemaakt!
P.S. Tom McCoomb heeft Mamie Prout in de tobbe kalk geduwd, die de
metselaars noodig hebben bij den aanbouw van het nieuwe gedeelte van
de tuinierswoning. Zij is heel en al bepleisterd. Ik heb al om den
dokter getelefoneerd.
Lieve Mevrouw Pendleton,
Ik moet je een groot schandaal over de directrice van het J. G. H. berichten. Zet het alsjeblieft niet in de krant, wil je. Het eenig excuus voor haar optreden is, dat zij geen wreedheden kan zien.
Ik zat vanmorgen in het zonnetje bij het open raam een zoet boek over Fröbel-methode bij de opvoeding van het kind te lezen: Blijf altijd bedaard, spreek steeds vriendelijk tegen kleine kinderen. Hoewel ze slecht lijken, zijn ze het toch niet in werkelijkheid; het komt slechts door het feit dat zij nog niet juist voelen, of niets te doen hebben en zich dus vervelen. Straf nooit, weet hen slechts af te leiden.... Ik nam die raadgevingen vol aandacht in mij op, toen ik door het geschreeuw van een paar kleine jongens onder mijn raam werd afgeleid.
"Neen John, doe het niet!"
"Laat hem toch loopen!"
"Dood hem dan gauw!"
En tusschen hun uitroepen door hoorde ik het angstig geschreeuw van een dier, dat pijn lijdt. Ik liet het Fröbel-boek vallen en vlug de trap afloopend, kwam ik vóórdat zij erg erin hadden, plotseling op hen af. Ze zagen me komen en verspreidden zich vlug naar links en rechts terwijl zij Johnnie Cobden, die bezig was een muis te martelen, alleen aan zijn lot overlieten. Ik zal je de griezelige bijzonderheden besparen. Ik riep een van de jongens om dat arme diertje vlug te verdrinken, maar Johnnie pakte ik bij zijn kraag en sleepte hem al schreeuwend en trappend met mij mee naar de keuken. Hij is een stoere, vierkant geschouderde jongen van dertien en hij vocht als een kleine tijger, terwijl hij zich wanhopig aan de deurposten vastklemde als hij er langs ging. Onder gewone omstandigheden geloof ik niet dat ik hem had kunnen meester worden, maar nu kreeg dat zestiende Ierschbloed-gehalte den boventoon en ik vocht als een waanzinnige. Wij vielen de keuken binnen en ik keek haastig rond naar een afstraffingsmiddel. De koekepan was het eerste gereedschap, waarop mijn oog viel. Ik pakte die beet en sloeg het kind met alle kracht, totdat de kleine tijger van vier minuten geleden in een huilend, om genade smeekend wezentje was veranderd.
Natuurlijk moest weer niemand anders dan Dr. MacRae plotseling te midden van die vreeselijke scène te voorschijn komen. Zijn gezicht was een en al verbazing. Hij liep op ons toe, nam mij den koekepan uit mijn handen en zette den jongen op zijn voeten neer. Johnnie verschuilde zich gauw achter hem. Ik was zoo woest, dat ik niet kon spreken; al mijn kracht had ik noodig om niet in tranen uit te barsten.
"Kom, laten we hem mee naar uw werkkamer nemen", was al, wat de dokter zei en daarheen marcheerden wij af, terwijl Johnnie zich zoo ver mogelijk van mij verwijderd hield en jammerlijk jankte. Wij lieten hem op het bureau achter, sloten de deur en gingen naar mijn zitkamer.
"Wat heeft het kind in 's Hemelsnaam gedaan?" vroeg hij.
Tot eenig antwoord legde ik mijn hoofd op de tafel neer en begon te huilen. Ik was zoo uitgeput, lichamelijk zoowel als geestelijk, alle beschikbare kracht had ik noodig gehad voor de koekepanafstraffing.
Onder veel gesnik kon ik eindelijk alle bloederige details ten beste geven en toen gaf hij mij geruststellend in overweging er niet langer over te denken; de muis was nu eenmaal toch dood. Toen haalde hij een glas water en liet me drinken en zei, dat ik maar stil uit moest huilen. Dat zou me goed doen. Ik geloof heusch, dat hij daarbij zijn hand even op mijn hoofd liet rusten. In elk geval was hij op en top geneesheer. Ik zag hem datzelfde wel een dozijnmaal doen bij hysterische vondelingetjes. Dit was voor het eerst sedert een week, dat we iets anders dan "goedenmorgen" tegen elkaar zeiden.
Zoodra de toestand weer zoover hersteld was, dat ik behoorlijk kon zitten en zelfs glimlachen, begon hij Johnnie's geval eens aan de hand van het register ernstig te bestudeeren terwijl ik onophoudelijk mijn oogen bette. De jongen stamt uit een ziekelijk geslacht en is zelf ook eenigszins gedegenereerd, zegt Sandy. Wij moeten het geval van geneeskundig standpunt behandelen, zooals ook ziektegevallen behandeld moeten worden. Zelfs normale jongens zijn dikwijls wreed, het zedelijk gevoel van een kind blijft onontwikkeld tot zijn dertiende jaar.
Toen stelde hij mij voor, mijn oogen met wat lauw water nog eens over te betten en mijn waardigheid weer aan te nemen, wat ik deed. Daarna liet hij Johnnie binnenkomen. Deze verkoos gedurende het verhoor te blijven staan inplaats van te zitten. De dokter sprak met hem heel aardig en gevoelig en menschlievend. Johnnie bracht tot zijn verdediging te berde, dat een muis een schadelijk dier is, dat gedood moet worden. De dokter weerlegde hierop, dat het welzijn van de menschheid de opoffering van veel dieren te zijnen koste eischt, maar dat deze dood met zoo min mogelijk pijn gepaard moet gaan. Hij legde hem ook het zenuwstelsel van de muis uit en zei, dat dit diertje geen enkel verdedigingsmiddel bezit. Hij zeide John, dat hij genoeg verbeeldingskracht moest hebben om een zaak ook van het standpunt van den tegenstander te bezien, ook al is die tegenpartij slechts een muis. Toen ging hij naar de boekenkast en haalde daar een boek van Burns te voorschijn en vertelde den jongen, welk een groot dichter dit geweest is en hoe alle Schotten zijn herinnering nu nog hooghouden.
"En dat schrijft hij over een muis", zei Sandy terwijl hij het "Wee, sleekit, cow'rin, tim'rous beastie" opsloeg, hetwelk hij voorlas en uitlegde, zooals alleen een Schot dat doen kan.
Johnnie trok zich berouwvol terug en nu wendde Sandy zich weer tot mij. Hij zei dat ik vermoeid was en een verandering noodig had. Waarom zou ik niet voor een week naar de Adirondacks gaan? Hij en Betsy en Mr. Witherspoon zouden een bestuur vormen, dat de leiding over het gesticht voor dien tijd overnam.
Je weet, dat dit juist was, wat ik zoo graag wilde. Ik heb behoefte aan tijd om mijn gedachten te rangschikken en ook aan dennenlucht. Mijn familie heeft het kamp net de vorige week opgeslagen en vindt mij een monster, omdat ik niet wilde meekomen. Zij willen maar niet begrijpen, dat, als je een werkkring als de mijne aanvaard hebt, je die niet van tijd tot tijd aan een ander kunt overgeven. Toch kan ik er gemakkelijk voor een paar dagen uit. Mijn gesticht loopt als mijn acht-daagsche wekker en zal in gelijk tempo doordraven tot Maandag vier uur n.m. wanneer mijn trein mij weer hierheen zal brengen. Dan zal ik weer heelemaal op streek zijn als je hier komt, en je niet met verwarde denkbeelden hinderen.
Intusschen verkeert Jongeheer Johnnie in een aangenamen staat van kastijding, zoowel lichamelijk als geestelijk, en ik geloof heusch dat Sandy's preek er veel beter in zal gaan, nu hij door mijn koekepanbestraffing is voorafgegaan. Maar één ding weet ik tevens, Suzanna Estella slaat de schrik om het hart wanneer ik maar de keuken binnenkom. Ik nam onder het gesprek vanmorgen het aardappelmes al spelend op, terwijl ik haar over de verzoute soep van gisteren onderhield en dadelijk verschuilde zij zich achter de deur. Vanmorgen om negen uur begon ik al reisvoorbereidingen te maken, nadat ik eerst vijf telegrammen had verzonden. En heusch, Judy, je kunt je niet voorstellen hoe zeer ik er naar snak me weer als een onbezorgd, levenslustig jong meisje te voelen en op het meer te gaan roeien en in het bosch te draven en uit te rusten en in het clubgebouw te dansen! Ik verkeerde door die goddelijke vooruitzichten den heelen nacht in een verbazenden staat van opwinding. Ik wist werkelijk niet, dat ik zoo meer dan beu van dat gestichtsleven was.
"Wat u noodig hebt", zei Sandy, "is een korten tijd van hier weg zijn en een beetje uitrazen".
En die diagnose is werkelijk uitstekend, want niets ter wereld zou ik op het oogenblik liever doen dan eens echt uit te razen. Ik zou met nieuwe wilskracht terugkomen, volkomen in staat om jou en een drukken zomer met liefde af te wachten.
P.S. Jimmie en Gordon zullen er ook zijn. O, wat zou ik het eenig
vinden als je weer bij ons kon zijn! Getrouwd zijn lijkt me soms heel
lastig!
Lieve Judy,
Dit briefje schrijf ik je alleen om je de belangrijke mededeeling te doen, dat de bergen hooger, de bosschen groener zijn en het meer blauwer is dan ooit te voren.
De menschen schijnen dit jaar veel later naar de kampen te komen.
Het kamp van de Harriman's is het eenige, dat er buiten het onze aan dezen kant van het meer geopend is. De danszaal is zeer schaars van heeren voorzien, maar daar wij een zeer welwillenden jongen staatsman te gast hebben, die dol veel van dansen houdt, lijd ik geen gebrek door dien algemeenen nood.
De staatsbelangen en het bestuur over de vondelingen zijn op den achtergrond getreden terwijl wij op dit heerlijk mooie meertje spelevaren. Ik hoor mijn hart kloppen als ik met angst aan 7.56 a.s. Maandag denk. Het nare van een vacantie is, dat op het oogenblik dat je er juist heerlijk van begint te genieten, je met schrik eraan denkt, dat de zaligheid gauw weer genoten is.
Ik hoor een stem onder de waranda, die vraagt of Sallie binnens- of buitenshuis is.
Lieve Judy,
Terug in het John Grier! Weer drukt de last van het komende geslacht op mijn schouders. En wien denk je dat ik bij mijn entree het eerst ontwaar? Niemand anders dan John Coben van de koekepanbeweging, met een band om zijn arm. Ik draaide hem naar me toe en las S. P. C. A. in gouden letters. De dokter heeft hier gedurende mijn afwezigheid een plaatselijke afdeeling van de Dierenbescherming opgericht en Johnnie tot president benoemd. Ik vernam dat hij zelfs gisteren de werklieden, die hier met den zijvleugel van de tuinierswoning bezig zijn, ernstig heeft vermaand om hun paarden niet meer over den buik te zweepen. Uit zijn mond klonk dit wel heel vermakelijk!
Er is een stapel nieuws maar nu ik je toch over vier dagen hier zie, vind ik het onnoodig om je nog alles eerst te schrijven. Toch wil ik je nog even een prachtig nieuwtje doorgeven. Dus houd je adem in, een siddering moet je doortrillen, want je moest onze Sadie Kate eens hooren jammeren! Jane knipt haar haar af. Inplaats van het in twee stijve staartjes te dragen, zal onze kleine schoone er voortaan zòò uitzien... (zie hieronder).
"Die varkensstaartjes maken me zenuwachtig!" heeft Jane gezegd.
Je ziet wel dat ons nieuw kapsel veel smaakvoller en aardiger is. Ik denk dat er wel menschen zullen zijn, die die lastpost willen aannemen, maar aan den anderen kant is onze Sadie Kate een allerliefst manlijk-zelfstandig schepseltje en uitstekend geschikt om het best alleen af te kunnen. Ik moet de pleegouders voor onze hulpelooze kleintjes bewaren.
En je moest onze nieuwe kleeren eens zien! Ik kan haast het oogenblik
niet afwachten, dat al die rozenknopjes op je zullen afstormen. O, je
hadt die oogen van de kinderen eens moeten zien schitteren toen ze de
nieuwe kleeren ontvingen! Drie jurken voor elk meisje, elk van een
andere kleur en alles absoluut persoonlijk eigendom. (De naam van de
eigenares met keurige merklettertjes in de kraag aangegeven).
Sadie Kate schreeuwt als een varken dat naar de slachtbank gaat. Ik moet heusch eens even gaan kijken of Jane niet bij vergissing een stuk oor mee heeft afgeknipt.
Jane heeft het niet gedaan! Sadie's mooie oortjes zijn nog steeds intact. Ze piept slechts uit principe, net zooals al onze kinderen doen zoodra ze in den tandartsstoel zitten, omdat ze bang zijn dat er het volgend oogenblik iets vreeselijks gebeuren zal.
Ik kan je niets anders schrijven dan mijn werkelijk nieuwtje — hier heb je het:
IK BEN VERLOOFD!
Ik hoop dat je er mee in je schik bent.
Met hartelijke groeten aan jullie beiden,
Lieve Judy,
Betsy en ik zijn juist terug van een boodschappentocht in onze nieuwe auto. Dat is een heerlijke afleiding in het gestichtsleven. De auto reed vanzelf den zoo dikwijls afgelegden weg naar Long Ridge Road op en stopte voor het hek van Shadywell. Een zware ketting hield het hek gesloten, de luiken waren voor de vensters en de buitenplaats zag er verlaten en droefgeestig uit, niet het minst gelijkend op het vriendelijke gastvrije huis, waar wij elkaar zoo dikwijls 's middags met veel vreugde hebben begroet.
Het spijt me verschrikkelijk dat onze heerlijke zomer nu al voorbij is. Het lijkt me toe alsof er nu een stuk van mijn leven achter me gesloten is en de onbekende toekomst weegt loodzwaar op me. Eigenlijk zou ik het heerlijk vinden om mijn huwelijk nogeens zes maanden uit te stellen, maar ik ben bang dat die arme Gordon daarover een te grooten boom zou opzetten. Ga nu niet denken dat ik een tobster word, want dat ligt absoluut niet in mijn aard. Ik heb alleen wat meer tijd noodig om kalm te kunnen nadenken en Maart komt elken dag wat dichterbij. Ik weet beslist dat ik iets zeer verstandigs ga beginnen. Voor iedereen, man of vrouw, is het het beste, om een prettig, aangenaam huwelijk aan te gaan. Maar Judy, je weet niet hoe ik het land heb aan groote veranderingen, en dit is een geweldige verandering. Soms, als het dagwerk afgeloopen is en ik dood-moe ben, heb ik zelfs niet den moed en de kracht om er me ook maar even in te verdiepen.
En vooral nu je Shadywell hebt gekocht en van plan bent er elken zomer weer te komen, heb ik berouw dat ik mijn plaatsje hier ga verlaten. Het volgende jaar, als ik mijlen ver van hier ben, zal ik met heimwee aan den heerlijken drukken tijd in het John Grier terugdenken, toen jij en Betsy en Percy en onze brommerige lieve Schot zoo prettig met me samenwerkten. Wat ter wereld kan een moeder ooit het gemis van 107 kinderen vergoeden!
Ik vertrouw dat Judy Junior gedurende de reis haar waardigheid heeft opgehouden. Ik stuur haar vandaag een manteltje, gedeeltelijk door mij en grootendeels door Jane gemaakt. Maar bovendien heeft onze dokter er ook nog twee steekjes aangewaagd. Je kunt slechts bij stukjes en beetjes het karakter van Sandy ontdekken. Na een omgang van tien maanden met dezen man ontdekte ik nu eerst, dat hij zelfs naaien kan, iets wat hij in zijn jongensjaren van een ouden Schotschen herder heeft geleerd.
Drie dagen geleden kwam hij hier binnenvallen en dronk een kopje thee bij me in een bijna ouderwetsche vriendschappelijke bui, maar sedert dien dag is hij weer veranderd in denzelfden vormelijken man, dien wij gedurende dezen zomer hebben gekend. Ik geef het langzamerhand op om hem aan het ontdooien te krijgen. Ik kan me heel goed voorstellen, dat iemand die een vrouw in een krankzinnigengesticht heeft, dikwijls last van droefgeestigheid moet hebben. Ik wou maar dat hij er eens over begon te praten. Het is vreeselijk als een schaduw steeds over je leven zweeft en nooit verdreven kan worden.
Ik weet, dat er in dezen brief geen enkel nieuwtje staat waarnaar je verlangt, maar het is weer zoo'n afschuwelijk schemeruur na een mistigen Novemberdag en ik verkeer vandaag in een gemeen slecht humeur. Ik ben erg bang dat ik langzaam aan in een grillig persoontje verander, en ongelukkigerwijs heeft Gordon temperament genoeg voor een heel weeshuis. Ik weet heusch niet wat er van ons terecht moet komen, als ik mijn gezond verstand en opgeruimd humeur niet blijf behouden.
Ben je werkelijk vast besloten om met Jervis naar het Zuiden te rekken? Ik waardeer het in je (tenminste een klein beetje), dat je niet gescheiden van je man wilt leven, maar aan den anderen kant schijnt het me gevaarlijk, om met zulk een klein kindje als het jouwe naar de tropen te verhuizen.
De kinderen spelen beneden in de gang blindemannetje. Ik denk er sterk over even mee te gaan doen om een beetje beter gehumeurd te zijn als ik verder schrijf.
P.S. In deze Novembernachten is het al aardig koel en ik vermoed, dat
onze Indiaantjes spoedig hun kamp zullen moeten verlaten. Op het
oogenblik zijn het erg vertroetelde wilden, want ze slapen onder een
dubbele vracht dekens en hebben elk een warme kruik. Ik vind het erg
jammer dat dat nu ook al weer gedaan is. Dat kampleven heeft
uitstekend op onze kinderen ingewerkt. Onze jongens zullen gehard
zijn als Canadeesche paardedieven als ze weer bij ons terugkeeren.
Lieve Judy,
Je moederlijke bezorgdheid is heerlijk! Heusch, ik spotte laatst maar een beetje. Natuurlijk is het absoluut veilig om Judy junior naar de warme, zuidelijke landen mee te nemen. Ze zal prachtig gedijen zoo lang je haar maar niet op den top van den equator zet, En je bungalow, die beschaduwd wordt door palmen en afgekoeld door de frissche zeelucht, met zijn ijsmachine in het achterhuis en den Engelschen dokter vlak bij de baai, lijkt mij een ideaal huis om er een baby te zien opgroeien.
Al mijn bezwaren ontsproten slechts uit het feit, dat ik en het John Grier er tegen opzien, dezen heelen winter zonder jou te moeten doorbrengen. Het schijnt me werkelijk verrukkelijk toe om een man te hebben, die in zulk eigenaardig werk als de financiering van spoorwegen in de tropen en het aanplanten van rubberboomen en mahoniebosschen geïnteresseerd is. Ik zou wel willen dat Gordon ook in zulke schilderachtige streken werken moest, dan zouden de romantische mogelijkheden van de toekomst mij in elk geval meer bekoren. Washington lijkt mij vreeselijk eentonig in vergelijking met Honduras en Nicaragua en de Caraïbische eilanden.
Ik zal je in elk geval vaarwel toewuiven als je op reis gaat.
Lieve Gordon,
Judy is weer naar de stad vertrokken en zal de volgende week naar Jamaica afreizen, waar ze het hoofdkwartier zal opslaan, terwijl Jervis voor die nieuwe interessante onderneming de nabijliggende stroomen zal doorkruisen. Kun jij je ook niet voor den handel in de Zuidelijke wateren interesseeren? Ik geloof dat ik het prettiger zou kunnen vinden om mijn gesticht op te offeren, als je me daarvoor in de plaats iets romantisch en gewaagds zou kunnen aanbieden. En denk eens aan, wat zou je er niet mooi uitzien in je wit linnen kleeren! Ik geloof werkelijk dat ik mijn heele leven verliefd op een man zou kunnen zijn, als hij zich maar altijd in het wit zou steken.
Je kunt je niet voorstellen hoe erg ik Judy mis. Haar afwezigheid laat een vreeselijke leegte in mijn middagen achter. Kun je niet eens voor het eind van de week overkomen? Ik geloof dat je nabijheid me erg zou opvroolijken en ik gevoel me in den laatsten tijd zoo vreeselijk down. Je weet heel goed, mijn lieve Gordon, dat ik veel meer van je houd als je hier bij me bent dan wanneer je zoo ver van me weg bent. Ik geloof werkelijk dat je een soort hypnotischen invloed op me uitoefent en, als je dan een langen tijd weg bent geweest, wordt de ban hoe langer hoe zwakker. Maar als ik je dan weer terugzie, oefent hij weer nieuwe kracht op me uit. Je bent nu al een heelen tijd van me weg geweest, dus kom alsjeblieft gauw weer hier en betoover me opnieuw.
Lieve Judy,
Herinner je je, dat we altijd onze gedachten op het Zuiden richtten, wanneer we op de Universiteit over onze toekomstdroomen spraken? En nu is het voor jou werkelijk waarheid geworden en doe je daar op de tropische eilanden nieuwe ontdekkingen op. Heb je je ooit in je leven zoo ontroerd gevoeld — behalve natuurlijk verschillende keeren in verband met Jervis — toen je daar in den vroegen dagschemer aan dek kwam en ontdekte, dat je de haven van Kingstown binnenvoer, waar het water zoo blauw en het strand zoo wit is en de palmen zoo groen zijn?
Ik herinner me dat oogenblik nog heel goed, toen ik voor het eerst in die haven ontwaakte. Ik voelde me als een heldin in een groote opera, omringd door een onwaarschijnlijk-schoon geschilderd landschap. Niets op mijn vier reizen naar Europa heeft me ooit zoo aangedaan als dit eigenaardige gezicht en den eigenaardigen smaak en de geuren van deze drie warme weken, zeven jaar geleden, en sedert dien tijd heb ik er steeds naar verlangd er weer heen te gaan. Wanneer ik even ophoud daarover na te denken, kan ik er mezelf haast niet toe dwingen onze alledaagsche maaltijden te gebruiken. Ik zou willen leven van kerry en meloenen en vijgen en bananen. Is dat niet grappig? Je zou denken dat ik Creoolsch of Spaansch of minstens Zuidelijk bloed in mijn aderen had, maar ik ben slechts een simpel mengseltje van Engelsch en Iersch en Schotsch. Misschien komt het alleen doordat ik van het Zuiden hoor spreken, je weet wel, Heine zingt ook van den palmboom die naar de den verlangt en de den naar den palmboom.
Nadat je vertrokken was, keerde ik naar New York terug met een haast onweerstaanbaren lust tot reizen. Ik zou ook zoo graag in het Zuiden willen ronddwalen met een nieuwen blauwen hoed op en een nieuwe blauwe japon aan en een groote bos viooltjes in mijn hand. Vijftien minuten lang zou ik graag dien armen Gordon vaarwel gezegd hebben om daarvoor in de plaats de wijde wereld te mogen afreizen. Ik vermoed dat je wel zult denken, dat Gordon en de wijde wereld nu niet bepaald met elkaar te vergelijken zijn, maar het schijnt dat wij het op het punt van echtgenooten niet eens kunnen worden. Ik vind het huwelijk een goede verstandige alledaagsche instelling, maar het is afschuwelijk belemmerend voor iemands vrijheid. Toch schijnt het, dat het leven, nadat je eenmaal getrouwd bent, zijn aantrekkelijke avonturen voor je heeft verloren. Geen enkel romantisch voorval zal je meer verrassen.
De vreeselijke waarheid is, dat één man mij niet genoeg lijkt. Ik houd van de verscheidenheid van gevoelens, die slechts verschillende mannen bij je te weeg kunnen brengen. Ik ben bang dat ik in mijn jeugd te veel geflirt heb en nu is het niet bepaald gemakkelijk voor me, om aan een geregeld leven te wennen. Neem me niet kwalijk dat ik zoo van den hak op den tak spring. Om weer op het begin terug te komen — welnu, ik zag je afvaren en nam de veerboot naar New York terug, met een ellendig leeg gevoel. Na onze allergezelligste drie zigeunermaanden leek het mij een vreeselijke taak je mijn nood zoo hartroerend te beschrijven, dat zelfs het diepste harte-snaartje van je zou trillen en beven. Mijn veerboot gleed recht onder den neus van jouw stoomboot door en ik kon jou en Jervis tegen de verschansing zich aanleunen. Ik wuifde wanhopig maar je zag niets. Je blik was vol heimwee op den top van het Woolworth-gebouw gericht. —
Toen ik in New York teruggekeerd was, ging ik naar een van de groote magazijnen om daar inkoopen te doen, en juist terwijl ik binnentrad, kwam niemand anders dan Helen Brooks er aan den anderen kant uit. Wij deden alle twee veel moeite om bij elkaar te komen, daar ik trachtte er uit te komen en zij trachtte er weer in te gaan. Ik dacht werkelijk dat we zoo eeuwig zouden blijven draaien, maar tenslotte kwamen wij toch samen en drukten elkaar de hand. Zij was zoo vriendelijk om mij te helpen bij het uitzoeken van vijftien dozijn paar kousen en vijftig mutsen en hansoppen en een honderd jassen en mantels en toen liepen we al pratend den weg op naar de 52ste Street, waar we in de Women's University Club lunchten.
Ik hield altijd wel van Helen. Ze is geen toeschouwster in het leven maar staat er flink en onafhankelijk midden in. Weet je nog wel hoe zij zich van dat luxe-comité meester maakte en een voor een er de dingen recht zette? Wat zou je er van denken als zij mijn opvolgster werd? Mijn hart wordt van jaloezie vervuld als ik aan die opvolgster denk, maar ik vermoed toch dat ik me daaraan zal moeten wennen.
"Wanneer zag je Judy Abbott het laatst?" was Helens eerste vraag.
"Vijftien minuten geleden", antwoordde ik. "Ze is juist met een echtgenoot en een dochter en een nurse en een meid en een knecht en een hond naar het Zuiden vertrokken".
"Heeft ze een goeden man?"
"Er bestaat geen betere!"
"En houdt ze nog altijd van hem?"
"Ik heb nog nooit een gelukkiger huwelijk gezien".
Het viel me op dat Helen bleek werd, en plotseling herinnerde ik me al die praatjes, die Martin Keen ons den vorigen zomer deed. Dus veranderde ik dadelijk van onderwerp en bracht het op het zeer veilig terrein van vondelingen.
Maar wat later vertelde zij mij uit zichzelf de heele toedracht op zoo'n afgetrokken en onpersoonlijke wijze, alsof zij de karakters uit het een of ander boek beschreef. Zij had al dien tijd afgezonderd in de stad geleefd zonder iemand te zien en zij scheen erg terneergedrukt en blij, dat zij zich uit kon spreken. Het lijkt me toe dat die arme Helen haar leven jammerlijk verknoeid heeft. Ik ken niemand die zooveel in zoo weinig tijd heeft doorgemaakt. Nadat zij afgestudeerd was, is ze getrouwd en heeft ze een baby gekregen, die ze weer heeft verloren. Ze is van haar man gescheiden, ligt overhoop met haar familie en is naar de stad gekomen om daar in haar eigen onderhoud te voorzien. Ze beoordeelt boeken voor een uitgeversfirma.
Van het gewone standpunt bezien, lijkt het alsof er geen enkele reden tot scheiden bestond. Alleen ging het huwelijk niet op. Ze waren geen kameraden. Als hij een vrouw was geweest zou ze geen half uur aan hem vermorst hebben en als ze een man was, zou hij tegen haar gezegd hebben: "Wel, dat is aardig, dat ik je weer eens zie. Hoe gaat het ermee?" om dan na twee minuten weer door te loopen. Maar nu trouwden ze. Is het niet vreeselijk, dat deze sexegeschiedenis menschen soms zulke parten kan spelen!
Zij was groot gebracht met het idee, dat het eenige geluk voor een vrouw in het huishouden ligt. Toen ze de Universiteit achter zich had, was zij natuurlijk blij dien prachtigen weg in te slaan toen Henry kwam. Haar familie nam hem grondig op en vond hem in elk opzicht volmaakt: van goede familie, met goede moreele begrippen, een goede positie en een knappe man. Helen was verliefd op hem. Ze hadden een prachtige bruiloft en zij kreeg een macht nieuwe kleeren en dozijnen geborduurde tafellakens en alles zag er schitterend en veelbelovend uit.
Maar toen zij elkaar beter leerden kennen, merkten zij, dat zij niet van dezelfde boeken hielden en niet van dezelfde grappen en niet van dezelfde menschen of dezelfde ontspanningen. Hij hield er van, op grooten voet te leven en veel menschen te zien en veel te lachen en zij niet. Eerst verveelde hun dat, toen prikkelde het hen en daarna kibbelden ze. Haar netheid maakte hem zenuwachtig en zijn slordigheid irriteerde haar. Zij kon dagen lang zijn lessenaar en kasten in orde brengen en vijf minuten later wist hij alles weer in de war te schoppen. Hij liet zijn kleeren slingeren, zoodat ze die weg moest hangen en zijn handdoek lag in een slordigen hoop op den grond, als hij de badkamer verliet en hij boende de badkuip ook nooit uit. En zij, van haar kant, was afgrijselijk onhartelijk en koel. Ze wist het zelfs zoo ver te drijven dat zij niet meer om zijn grappen lachte!
Ik geloof dat ouderwetsche orthodoxe lui het vreeselijk zouden vinden om een huwelijk om die onnoozele redenen te verbreken. Dat leek het mij ook eerst toe, maar toen zij de eene kleinigheid na de andere ophoopte, zoodat het een schrikwekkende berg werd, stemde ik toe dat het zoo niet langer had kunnen gaan. Het was ook geen huwelijk — het was een vergissing!
En eens op een morgen toen zij aan het ontbijt zaten en het onderwerp, waar ze den zomer zouden doorbrengen, ter sprake kwam, zeide zij droogweg, dat zij erover dacht naar het Westen te gaan, naar een stad in den een of anderen staat, waar het makkelijk is, om een respectabele reden te scheiden, en voor het eerst sedert maanden was hij het volkomen met haar eens.
Je kunt je de verontwaardigde gevoelens van haar familie voor. stellen! Alle zeven generaties der familie, welke in Amerika verblijf hielden, hadden nog nooit een dergelijk geval in hun familiebijbel moeten aanteekenen. Het zat hem dan ook alleen maar hierin, dat zij haar naar de Universiteit hadden gestuurd en het hadden toegestaan, dat zij zulke moderne boeken als die van Ellen Key en Bernard Shaw had gelezen.
"Alleen maar als hij aan den drank was geraakt en mij bij mijn haren door de kamer had gesleept", kreunde Helen, "zouden zij het gewettigd vinden. Maar omdat wij nu eenmaal geen dingen naar elkaars hoofd slingerden, zag niemand de reden voor een scheiding in".
Het aandoenlijke van deze geschiedenis is, dat zij en Henry prachtig
geschikt waren geweest om een ander gelukkig te maken. Ze pasten
alleen niet bij elkaar! En wanneer twee menschen niet bij elkaar
passen, kan geen ceremonie ter wereld hen aan elkaar binden.
Ik was van plan geweest je dezen brief twee dagen geleden te zenden, maar nog altijd ligt hij hier.
Wij hebben weer een van die ellendige nachten gehad, waarin je verkleumd naar je bed gaat om den volgenden morgen gloeiend en afgemat onder een berg dekens in het duister te ontwaken. Toen ik mijn extra dekens weggelegd had en het mij zoo gemakkelijk mogelijk had gemaakt, dacht ik aan onze veertien losjes ingepakte babies in de frissche lucht-afdeeling. De zoogenaamde nachtnurse had den heelen nacht door vast geslapen (haar naam staat als eerste op de lijst die eerstdaags geschrapt worden). Ik deed even de rondte en zoodoende kwam ik over mijn slaperigheid heen. Ik heb niet dikwijls zulke nuits blanches, maar àls ik ze heb kan ik wereldproblemen oplossen. Is het niet vreemd dat je geest zooveel scherper is als je in het donker wakker ligt?
Ik dacht alweer over Helen Brooks na en zag haar heele leven weer langs me heen glijden. Ik begrijp niet waarom haar verhaal me zoo heeft ontroerd. Het is geen geschikt onderwerp voor een verloofd meisje om over te denken. Ik peinsde er maar steeds over, wat er wel zou gebeuren als Gordon en ik, indien we eenmaal getrouwd zouden zijn en elkaar op en top zouden kennen, niet meer van elkaar hielden. De angst maakte zich van mij meester en ik had het wel uit kunnen schreeuwen. Maar ik trouw hem toch alleen omdat ik van hem houd — ik ben niet bijzonder eerzuchtig en noch zijn positie, noch zijn geld heeft me ooit in het minst aantrekkelijk geleken. En zeker doe ik het ook niet om een werkkring te hebben, want juist om dit huwelijk moet ik het werk opgeven, waarvan ik zooveel ben gaan houden. Want ik hou werkelijk veel van mijn werk hier. Ik denk er steeds maar over na, wat ik wel voor de toekomst van onze kinderen kan doen en dan voel ik, dat ik voor het welzijn en voor de maatschappelijke verbetering van de menschen werk. Wat ook later mijn leven zijn zal, toch weet ik zeker, dat ik des te sterker in de branding zal staan nadat ik hier zoo'n rijke ervaring heb opgedaan — want het gestichtsleven, dat zoo midden in het groote leven staat, is een werkelijke bron van rijke ervaringen. Ik leer hier elken dag weer zooveel nieuwe dingen, dat ik vol verwondering elken Zaterdag aan de onwetende Sallie van den vorigen Zaterdag terugdenk.
Zie je, ik ontdek een vreemde eigenschap in mijn karakter: ik heb het land aan veranderingen. Ik houd er niet van mijn leven nu weer zoo heel anders in te richten. Vroeger was ik dol op vulkanische uitbarstingen, maar nu zou ik wel steeds op een bergplateau willen leven. Ik voel me hier absoluut op mijn plaats. Mijn lessenaar en mijn zitkamer zijn juist voor mij geschikt en o, ik heb zoo het land aan de veranderingen, die het volgend jaar met zich zal meebrengen! Geloof nu alsjeblieft niet, dat ik niet zooveel van Gordon houd als een aanstaand echtgenoot aan liefde toekomt. Het ligt hem niet in het feit dat ik te weinig van hem houd maar alleen daarin, dat ik te veel van de kinderen houd!
Ik ontmoette juist een paar dagen geleden onzen toezichthoudenden geneesheer. Hij kwam net uit de kinderkamer; Allegra is het eenige persoontje aan wie hij wat meer attentie wijdt. Hij bleef in het voorbijgaan staan om een beleefde opmerking over het plotseling veranderde weer te maken en verzocht mij zijn groeten aan Mevrouw Pendleton te doen, als ik haar weer eens schreef.
Dit is een afschuwelijke brief met geen enkel feit dat je zal interesseeren. Maar ons eenvoudig vondelingengestichtje is ook erg ver weg van de sinaasappelboomen en palmen en hagedissen en tarantula's, waarvan jij nu geniet.
Zorg maar dat je een prettigen tijd in het Zuiden doorbrengt en vergeet het John Grier Home niet.
Lieve Judy,
Je brief uit Jamaica heb ik ontvangen en ik ben blij, dat Judy Junior veel van reizen houdt. Schrijf me elke kleine bijzonderheid van je huis en stuur me wat foto's, zoodat ik zien kan hoe het eruit ziet. Hoe zalig moet het zijn, in je eigen boot op die interessante stroomen te varen! Heb je al je achttien witte japonnen al aan gehad en ben je nu niet blij, dat ik je heb laten wachten met het koopen van een Panama totdat je in Kingstown was?
Ons leventje gaat hier op de gewone wijze door, zonder dat er iets bijzonders gebeurt. Je herinnert je nog zeker wel de kleine Maybelle Fuller? (Het kind van het koormeisje, dat de dokter niet uit kan staan). Ik heb haar kunnen onderbrengen. Eerst heb ik mijn best gedaan om die dame te bewegen er Hattie Heaphy voor in de plaats te nemen, je weet wel, dat kleintje van de avondmaalbeker-historie — maar toen ik zag, dat Maybelle's wimpers het spel toch wonnen, deed ik verder geen moeite. Zooals de arme Marie reeds zei, het is de hoofdzaak in het leven om mooi te zijn, al het andere hangt daarvan af!
Toen ik de vorige week van mijn kort uitstapje naar New-York terugkeerde, hield ik een korte speech tegen de kinderen en vertelde ik hun dat Tante Judy op een groot schip naar het Zuiden was vertrokken. Het spijt me dat ik je eerlijk moet bekennen, dat de belangstelling van de jongens dadelijk van Tante Judy op het groote schip oversloeg. Hoeveel ton steenkolen verstookte dat dagelijks? En was dat schip zoo groot, dat het wel van het wagenhuis tot aan het Indianenkamp zou reiken? Waren er ook kanonnen aan boord en als een kaper het nu aanviel, zouden ze het dan wel kunnen uithouden? En als de matrozen aan het muiten gingen, mocht de kapitein de lui dan zoo maar neerschieten en werd hij dan niet gevangen genomen als ze landden? Ik moest werkelijk een beroep doen op Sandy's verstand om mijn speech te kunnen beëindigen. Werkelijk, ik geloof, dat zelfs de verstandigste vrouw niet alle vragen kan beantwoorden, die in een dertienjarig jongensbrein opkomen.
Het resultaat van de groote belangstelling in schepen was, dat de
dokter zeven van de oudste en flinkste jongens uitnoodigde om et hem
een dag in New York door te brengen en daar met eigen oogen een
oceaan-stoomschip te aanschouwen. Ze stonden vanmorgen om vijf uur op
en pakten den trein van half acht en hadden den mooisten dag, die
alle zeven ooit gehad hebben. Ze bezochten een groote stoomboot,
waarvan Sandy den Schotschen machinist kent en werden van het
onderste hoekje van het ruim tot aan het topje van het kraaiennest
gevoerd. Daarna mochten ze aan boord lunchen en toen dat afgeloopen
was, bezochten ze het aquarium en den top van het Singer-gebouw en
namen den ondergrondschen trein, om een uur met de Amerikaansche
vogels in hun natuurlijke woonplaatsen door te brengen. Sandy kon ze
met groote moeite van den dierentuin wegkrijgen om nog net den trein
van 6.15 te pakken. Ze aten in den trein en vroegen met heel veel
belangstelling hoeveel dat wel kostte en toen zij hoorden, dat het
hetzelfde was of zij veel of weinig aten, haalden zij eens diep adem
en gingen toen vastberaden voor hun bord zitten met het kloeke
besluit niet toe te laten, dat hun gastheer ook maar voor een halve
cent bestolen zou worden. De menschen aan de tafeltjes om hen heen
staakten het eten om er van mee te kunnen genieten. Een reiziger
vroeg aan onzen dokter of het een kostschool was, die hij mee op reis
nam; daaruit kun je opmaken hoe de menschen over de manieren en het
gedrag van onze jongens oordeelen. Ik wil niet opsnijden, maar
niemand zal toch ooit zulk een vraag hebben gesteld als het de
kinderen van Juffrouw Lippett betrof. Komen die kinderen uit een
opvoedingsgesticht, zou de natuurlijke vraag geweest zijn, als ze die
kinderen aan tafel hadden gezien.
Mijn kleine bende kwam hier om tien uur 's avonds doodelijk-vermoeid aan, met zeer opgewonden verwarde verhalen over reciproceerend samengestelde machines en waterdichte schotten, dolfijnen, sky-skrapers en paradijsvogels. Ik was bang dat ik er hen nooit onder zou krijgen! O, ze hebben zoo'n heerlijke dag gehad! Ik wou, dat ik hun meer zulke afleidingen kon bezorgen. Het geeft hun een beteren kijk op het leven en doet hen meer op normale kinderen gelijken. Vind je het niet aardig van Sandy, dat hij zoo goed voor hen was? Maar je hadt dien man moeten zien toen ik hem wilde bedanken! Midden in een zin gaf hij me ongeduldig te kennen, dat hij er niets van wilde weten en vroeg brommerig aan Miss Snaith, of zij niet een beetje zuiniger met de carbol kon omgaan. Het huis rook als een hospitaal!
Ik moet je ook vertellen, dat Punch weer bij ons teruggekeerd is met absoluut verbeterde manieren. Ik kijk nu naar een familie voor hem uit, die hem kan aannemen. Eigenlijk had ik gehoopt, dat die twee lieve, oude dames hem voor goed bij zich zouden houden, maar ze wilden weer op reis gaan en vinden, dat hij daarbij haar vrijheid te veel zou belemmeren.
Ik sluit hierbij een schets met kleurkrijt in van je stoomboot, welke Punch me zoojuist gaf. Er heerscht bij mij wel eenigen twijfel welke richting dit schip uit gaat. Het lijkt wel alsof het achteruit vaart en in Brooklyn terecht zal komen. Daar ik geen blauw potlood had, moest onze vlag de Italiaansche kleuren aannemen. De drie poppetjes op de brug zijn jij en Jervis en de baby. Het doet me leed te constateeren, dat jij je kind in haar nek beet hebt alsof het een katje is. Op die manier behandelen wij in het John Grier onze babies niet, lieve dame! Let er alsjeblieft ook op, dat de artist Jervis niet te kort heeft gedaan, wat zijn lange beenen betreft. Toen ik Punch vroeg, waar de kapitein was gebleven, zei hij, dat die in het ruim bezig was kolen op het vuur te gooien. Punch was verbazend onder den indruk toen hij vernam, dat je boot 300 waggonladingen per dag verstookte en natuurlijk vermoedt hij, dat alle man daarvoor in de machinekamer bezig moet zijn.
WOF! WOF!
Dat is Sing, wien ik zei, dat ik aan jou schreef, waarop hij dadelijk antwoord gaf.
Beste vijand,
U was gisteravond zoo vreeselijk kortaf, toen ik probeerde u te bedanken voor dien heerlijken dag welken u mijn jongens hebt bereid, dat ik geen gelegenheid had u maar half te zeggen hoe ik uwe vriendelijkheid op prijs stel.
Wat ter wereld is er toch aan de hand, meneer Sandy! U was toch zoo'n aardige verdraagzame man bij wijlen, maar in deze laatste drie, vier maanden herken ik u niet meer. U bent alleen aardig tegen anderen maar nooit tegen mij.
Wij hebben van het eerste oogenblik af aan een lange reeks van misverstanden en tegenstribbelingen met elkaar gehad, maar elken keer weer ontdekten we, dat we elkaar daarna veel beter begrepen dan vroeger, tot ik eindelijk dacht dat onze vriendschap zich op vasten grondslag baseerde, die zelfs misstanden van ernstigen aard kon weerstaan.
En toen brak die ongelukkige avond aan in Juni, toen u die dwaze onbeleefdheid van mij te hooren kreeg, die ik niet in het minst meende. En van toen af aan verdween u uit mijn kring. Heusch, ik voelde mij er erg ellendig over en had er behoefte aan U om vergiffenis te vragen, maar uw houding lokte niet bepaald tot vertrouwelijkheid uit. Ik kan mij zelf niet vrijpleiten of een verklaring geven, daarvoor heb ik geen gegronde reden. Maar u weet toch wel hoe dwaas en dol ik soms ben, zoodat de meesten mij voor oppervlakkig en lichtzinnig verslijten, terwijl ik in werkelijkheid toch ernstig ben. De Pendletons weten dat al heel lang, anders hadden zij mij niet hierheen gestuurd en ik heb van harte getracht mijn taak zoo goed mogelijk te vervullen, ten deele omdat ik hen niet in hun verwachtingen wilde teleurstellen en ten deele omdat ik werkelijk met die arme kinderen ging meevoelen en er voor wilde zorgen, dat zij ook hun portie van het geluk zouden kennen. Maar hoofdzakelijk (en dat weet ik nu absoluut zeker) omdat ik u wilde bewijzen dat uw eerste indruk over mij absoluut verkeerd was.
Kom, vergeet die onzalige vijftien minuten bij de deur en roep daarvoor de vijftien lange uren wakker, die ik met de Kallikak-familie doorbracht.
Ik zou graag willen dat we weer vrienden werden zooals vroeger.
Geachte vijand,
Ik ontving uw visitekaartje met een elfwoordig antwoord op den achterkant ervan.
Het spijt me dat ik u heb lastig gevallen. Dat was geenszins mijn bedoeling. Het is mij inderdaad totaal onverschillig wat u denkt en hoe u zich tegenover mij gedraagt. Weest u gerust net zoo onbeleefd als u verkiest te zijn.
Lieve Judy,
Och, wees zoo goed en beplak je brieven van binnen en van buiten met zooveel mogelijk postzegels. Er bevinden zich onder mijn familie een dertig verzamelaars! Sedert je op reis bent, staat hier elken dag tegen posttijd een groepje jongens aan het hek, loerend op een brief met buitenlandsch zegel, en wanneer zij een brief voor mij te pakken hebben, rennen zij ermee naar me toe. Zeg ook Jervis dat hij ons nog wat meer van die purperen pijnboomtakken uit Honduras moet sturen en ook een paar groene papegaaien uit Guatemala. Daarvan kan ik massa's gebruiken!
Is het niet heerlijk, dat die kleine lustelooze wezentjes nu zooveel belangstelling in alles toonen! Mijn kinderen gaan nu bijna op echte kinderen lijken. Slaapkamer B. heeft gisternacht een kussengevecht op touw gezet uit eigen initiatief en hoewel het eigenlijk een beetje lastig was met het oog op mijn schaarschen linnenvoorraad, heb ik toch meegedaan en zelf kussens naar hen toe gegooid.
En verleden Zaterdag hebben die twee avontuurlijke vrienden van Percy
den heelen middag met onze jongens gespeeld. Ze hebben hen in drie
groepen verdeeld en elke man nam de leiding op zich van een
Indianenkamp en bracht met zijn getrouwen den middag door in een
wanhopigen strijd op leven en dood, met een prijs voor het
overwinnend kamp. Ze brachten dien prijs zelfs met zich mee:
Toen het gevecht afgeloopen was, heb ik hen met warme chocolademelk en koekjes verkwikt en ik geloof werkelijk, dat de grooten even hard als de kinderen hebben genoten. In elk geval hadden ze er meer plezier van dan ik, want ik kon mijn vrouwelijke angst gedurende het gevecht maar niet meester worden en was telkens bang, dat er hier of daar door te groote wildheid een ongeluk zou gebeuren. Maar aan den anderen kant weet ik ook heel goed, dat 24 dapperen niet aan Moeders rokken zullen blijven hangen en ik heb werkelijk nog nooit iemand gezien, die aardiger met mijn jongens heeft gespeeld dan die drie heeren.
Wat ik nu weer het liefste zou willen is, dat een stuk of acht lieve fijngevoelige jonge vrouwen op een avond in de week geregeld hier zouden komen en, voor het vuur gezeten, sprookjes zouden vertellen aan onze kinderen terwijl die boonen afhaalden of erwtjes zouden doppen of iets anders doen. Ik zou zoo graag willen dat mijn kleintjes ieder op hun beurt eens flink vertroeteld werden. Zie je Judy, ik kan jouw jeugd niet vergeten en ik tracht nu de leegte in het leven van die kindertjes zooveel mogelijk aan te vullen.
De regentendag van verleden Woensdag verliep prachtig. De nieuwe dames zijn erg lief en alleen maar de aardige heeren verschenen.
Ik kan je het prettige nieuws berichten, dat de WelEd. Gestr. Heer
Wijkoff op bezoek bij zijn getrouwde dochter in Scranton is en ik
hoop maar, dat ze haar vader uitnoodigt voor goed zijn tenten bij
haar op te slaan.
Mijn verhouding tot den dokter is meer dan ergerlijk en werkelijk, daartoe bestaat geen enkele reden. Hij gaat zijn gang in zijn droge, afgezonderde leefwijze zonder ook maar het minst aandacht aan iemand of iets te wijden.
Ik ben gedurende deze laatste maanden meer verwaarloosd geworden dan in mijn heele vroegere leven ooit het geval was en ik spits me erop om wraak te kunnen nemen. Ik breng al mijn vrijen tijd daarmede door, dat ik in mijn fantasie situaties in het leven roep, waarbij hij vreeselijk gewond wordt en mijn hulp absoluut noodig heeft terwijl ik met de grootste boosaardigheid mijn schouders onverschillig ophaal en me van hem afwend.
Werkelijk, je zou het vroolijke onbezorgde en vriendelijke persoontje
dat ik vroeger was, niet meer in die oude, kwaadaardige heks
herkennen.
Geloof je werkelijk dat ik een autoriteit ben, wat de zorgen voor door liefdadigheid gesteunde kinderen betreft? Morgen gaan ik en andere autoriteiten een officieel bezoek afleggen bij het "Hebrew Sheltering Guardian Societys Orphan Asylum" te Pleasantville. (Wat een naam)! Het is van hieruit een zeer omslachtige en langdurige reis, waarbij opstaan voor dag en dauw, het gebruik van twee treinen en een auto is vereischt, maar als je werkelijk een autoriteit bent, moet je ook daarnaar leven. Ik vind het prettig andere inrichtingen te zien en zooveel mogelijk plannen tegenover onze vernieuwingsplannen van het volgend jaar te stellen. En dit gesticht te Pleasantville moet zeer goed gebouwd zijn.
Na veel overpeinzingen moet ik eerlijk bekennen, dat het heel verstandig was, dat we de verbouwing tot den volgenden zomer hebben uitgesteld. Natuurlijk was ik teleurgesteld omdat ik nu niet meer het middelpunt van de algemeens afbraak kan zijn en ik houd er zooveel van, zoo'n middelpunt van afbrekingen te zijn! Maar misschien wil je toch mijn raadgevingen aanvaarden hoewel ik dan niet langer het officiëele hoofd zal zijn. De twee verbouwingen, waartoe we dit jaar zijn overgegaan, zijn prachtig en voldoen volkomen aan de gestelde eischen. Ons nieuwe waschhuis wordt hoe langer hoe beter en bevrijdt ons van die vreeselijke lucht, die zoo eigen is aan gestichten. En het huisje van onzen tuinbaas zal waarschijnlijk de volgende week klaar komen. Het eenige wat daar nu nog aan ontbreekt, is een kwast verf en een paar deurknoppen.
Maar och lieve deugd, daar wacht ons een teleurstelling, want Juffrouw Turnfelt heeft ondanks haar gezellige dikte en zonnigen lach er het land aan, dat kinderen om haar heen rumoeren. Ze maken haar zenuwachtig. En Turnfelt zelf, hoewel een uitstekend tuinier, is geestelijk niet zoo ontwikkeld als ik wel gehoopt had. Toen hij pas hier kwam, stelde ik de bibliotheek tot zijn beschikking. Hij begon met het gedeelte, het dichtst bij de deur, hetwelk 37 deelen van Pansy's werken bevat. Toen hij vier maanden over Pansy had gedaan, dacht ik, dat een verandering geen kwaad kon en stuurde ik hem "Huckleberry Finn", maar hoofdschuddend bracht hij dat boek na een paar dagen terug en beweerde, dat na Pansy elk ander boek hem saai toeleek. Ik ben bang dat ik iemand noodig zal hebben die een beetje meer naar afwisseling haakt, maar in elk geval is Turnfelt bij Sterry vergeleken nog een echte geleerde.
O ja, van Sterry gesproken, dat heer bracht ons een paar dagen
geleden een bezoek met de houding van een geslagen hond. Het schijnt
dat de rijke heer in de stad, wiens landgoed hij heeft beheerd, hem
niet langer gebruiken kan en Sterry heeft ons nu vriendelijk
voorgesteld om hier terug te komen en zelfs toegestaan, dat de
kinderen zich met hun tuintjes zouden vermaken als zij dat zoo graag
wilden. Ik heb echter voet bij stuk gehouden en zijn aanbod niet
geaccepteerd.
Ik kwam gisternacht vol afgunst uit Pleasantville terug. Och mijnheer de President, geef ons hier ook wit gepleisterde cottage-woninkjes met Luca Bella Robbia figuren als versiering aan het front van het huis! Zij hebben daar bijna 700 kinderen, alle van niet al te jeugdigen leeftijd. Natuurlijk maakt dat een groot verschil met ons 107-tal, waaronder zooveel babies. Toch gaf de directrice mij een paar heel goede wenken. Ik verdeel nu mijn kuikens in groote en kleine zusjes en broertjes. Elke groote heeft een kleine, waarvoor bij moet zorgen en die hij moet liefhebben en moet helpen, terwijl hij toe moet zien, dat het haar van het kleintje altijd netjes gekamd is en zijn kousen opgetrokken, en zorg moet dragen dat het kind zijn lessen goed kent. En ook moet het groote kuiken het kleine liefkoozen en streelen en zorgen dat het kindje ook zijn aandeel aan kandijklontjes en ander lekkers krijgt. Zoo zorgt b.v. groote zusje Sadie Kate voor kleine zusje Gladiola en dat is natuurlijk heel prettig voor Gladiola maar het is speciaal goed voor de ontwikkeling van Sadie Kate.
Ook richt ik bij onze oudere kinderen een bond op voor zelfbeheersching, zooals wij die ook op de Universiteit vormden. Dat zal hen helpen als ze hun weg in het leven moeten zoeken en hun eigen heer en meester zijn. Het lijkt me vreeselijk om die kinderen al met hun zestiende jaar de wijde wereld in te sturen. Vijf van hen zijn zoo ver, maar ik kan het toch niet over mij verkrijgen. Ik herinner me mijzelf op dien leeftijd. Ik was nog zoo'n onwetend luchthartig jong ding en wie weet, wat er van mij terecht zou zijn gekomen als ik dan al voor mezelf had moeten zorgen.
Ik moet je nu verlaten want ik heb nog een flinken brief aan een jong politicus in Washington te schrijven en dat is zwaar werk. Wat kan ik aan een staatsman schrijven, waarin hij belang stelt? Ik kan niet anders dan over babies en nog eens babies berichten en hem zou het niets kunnen schelen als alle babies van de wereldoppervlakte plotseling weggevaagd werden. Of neen, dat is niet waar. Ik ben bang dat ik hem verloochen. Babies, tenminste jongens-babies, groeien op tot kiezers!
Als je vandaag een gezelligen brief van me verwacht, laat die hoop dan maar dadelijk varen. Het is hier vreeselijk ellendig mistig druilerig weer met veel regen en natte sneeuw en akelige natte kou. Dan heb jij op het mooie Jamaica met zijn zonneschijn en oranjebloesem, het toch vrij wat beter dan ik hier.
Er heerscht hier kinkhoest en de menschen kunnen ons zelfs in den trein, hier twee mijlen ver weg, hooren hoesten. Hoe we er aan zijn gekomen, weten we niet. Dat is een van de genoegens van het gestichtsleven! Onze keukenmeid is er stiekum van door gegaan. Ik begrijp niet hoe ze haar koffer heeft weggekregen, maar weg is die! En het keukenvuur schijnt haar vergezeld te hebben — alle pijpen zijn bevroren en nu zijn de loodgieters hier aan het werk en hebben den keukenvloer opengebroken. Een van onze paarden heeft de spat en het mooist van alles: onze arme, lieve Percy is zoo down, zoo down, zoo down! Wij hebben drie dagen lang geen rustig oogenblik gehad omdat wij bang waren, dat hij zelfmoord zou plegen. Dat juffertje in Detroit (ik zag wel dadelijk, dat het een harteloos, oppervlakkig vlindertje was) is, zonder zelfs de moeite te nemen hem zijn ring terug te zenden, er van doorgegaan en heeft zich verkocht aan een man, die behalve haar echtgenoot nog de gelukkige bezitter van een jacht en een stuk of wat auto's is. Het is het beste, wat Percy ooit had kunnen overkomen, maar het zal nog wel heel lang duren eer hij zelf tot dit inzicht komt.
Onze 24 Indianen zijn weer bij ons in huis. Het speet me dat ik hen moest binnenroepen, maar de tenten zijn werkelijk niet geschikt om er in te overwinteren en ik kan hen hier ook heel goed huisvesten, want de groote, ijzeren waranda, die op Jervis' raad met glas is overdekt, biedt een prachtige slaapplaats. En ook dat deel, hetwelk voor de zonnebaadjes van onze kleintjes dient, is een prachtige aanvulling van de nursery. Wij kunnen onze kleintjes zien groeien onder den extra toevoer van zonneschijn en frissche lucht!
Met den terugkeer der Indianen in de geciviliseerde maatschappij eindigt Percy's werkkring hier. Ik dacht dat hij weldra zijn intrek in het hotel zou nemen maar hij gevoelt niet den minsten lust om te verhuizen. Hij is aan de jongens gewend geraakt, zegt hij en hij zou ze erg missen als hij hen niet meer dagelijks zag. Ik denk dat hij in werkelijkheid zich zóó ellendig voelt door zijn verbroken verloving, dat hij bang is voor de eenzaamheid. Hij heeft iemand noodig die elk vrij oogenblik bij hem kan zijn en God weet hoe dolblij wij zijn, dat wij hem nog een tijdje hier kunnen houden. Hij gaat zoo prachtig met onze aankomende jongens om en ze hebben behoefte aan den invloed van een man, maar wat ter wereld moeten wij met hem beginnen? Zooals jij ook verleden zomer ontdekte, bevat dit ontzagwekkend kasteel geen overvloedige logeerkamers. Hij heeft het zich tenslotte in het laboratorium van den dokter gemakkelijk gemaakt en de geneesmiddelen zijn zoo lang naar een kleine kamer bij de hal verhuisd. Hij en de dokter hebben het zoo met elkaar afgesproken en als zij beiden niet tegen wat ongemak opzien, vind ik het ook goed.
Ik kijk daar juist op den kalender en zie dat het nog maar een week voor Kerstmis is. Hoe kunnen wij al onze plannen in die ééne week ten uitvoer brengen! De kinderen geven elkaar cadeautjes en wel een duizend geheimpjes werden in mijn oor gefluisterd.
Gisternacht heeft het gesneeuwd. De jongens zijn 's morgens in het bosch geweest, waar ze klimop hebben geplukt en dennegroen, dat ze op sleden hierheen hebben gebracht. Twintig meisjes zijn nu elken middag in het waschhuis bezig met het binden van groen voor het versieren van de ramen. Ik weet nog niet hoe we de volgende week zullen kunnen wasschen. We waren eigenlijk van plan geweest om den Kerstboom als een verrassing achter te houden, maar wel vijftig kinderen hebben een kijkje door het raam van het waschhuis genomen en ik vrees, dat zij het aan wel vijftig anderen oververteld zullen hebben.
Op je verzoek hebben we de Sinterklaasmythe onder de kinderen
verbreid maar mijn verhaal vindt niet veel geloovige toehoorders.
"Waarom is hij dan vroeger nooit gekomen?", was Sadie Kate's
sceptische vraag. In elk verschijnt St. Nikolaas dus dit jaar bij den
Kerstboom. Uit beleefdheid verzocht ik den dokter om hiervoor te
spelen en daar ik er haast zeker van was, dat hij zou weigeren, had
ik Percy gevraagd in geval van nood ervoor op te treden. Maar je kunt
nooit weten hoe een Schot handelen zal. Sandy nam het zeer
vriendelijk aan, wat ik Percy meegedeeld heb.
Is het niet eigenaardig dat sommige menschen er maar op los praten en net zeggen, wat hun in hun dom brein te binnen schiet? Ze schijnen er absoluut geen conversatie op na te houden — het eenige, waarover ze kunnen spreken, is over het weer en over schandaaltjes.
Dat is alles à propos van een bezoek dat ik vandaag ontving. Een vrouw kwam hier het kind van haar zuster brengen om het schaapje hier te houden totdat de moeder hersteld is, hoewel ik uit hetgeen zij mij zei, moet opmaken, dat daar bitter weinig kans op bestaat. In elk geval echter waren alle voorbereidingen reeds genomen en had de vrouw slechts het meisje af te leveren en zelf te vertrekken. Maar daar zij nog een paar uur op haar trein moest wachten, gaf zij te kennen dat zij het gesticht graag zou zien. Ik liet haar dus de kamer van het kleintje zien en het kribje, waarin kleine Lilly voortaan zal slapen en onze gele eetzaal met zijn fries van konijntjes, zoodat zij zooveel mogelijk vriendelijke indrukken met zich mee kon nemen naar de arme moeder. Daar zij vermoeid scheen, noodigde ik haar uit, in mijn zitkamer een kopje thee te drinken. Dr. MacRae, die er ook juist was en verbazend hongerig scheen te zijn (wat thans uiterst zelden het geval is — hij stemt er nu maar twee keer maandelijks in toe een kopje thee bij de directrice te drinken), kwam ook, zoodat wij een klein gezelschap vormden.
Nu gevoelde de vrouw de verplichting op zich rusten ons af te leiden en bij wijze van conversatie vertelde zij, dat haar man verliefd was geraakt op een meisje aan de kas van een cinema (volgens haar een beschilderd mager nest) met geel haar, dat den heelen godsganschelijken dag niets anders deed dan gom kauwen, en nu al zijn geld voor dat meisje uitgaf om nooit anders dan stomdronken bij zijn vrouw thuis te komen, waar hij dan wel wat erg wild met haar meubeltjes omging. Een ezel met het schilderij van haar moeder, dat ze al voor haar huwelijk had, gooide hij bij een van die gelegenheden om, alleen maar om het plezier te hebben het te hooren kraken. Tenslotte voelde de arme tobster zich te moe om zoo verder door te leven. Dus dronk zij een flesch azijn leeg, omdat iemand haar had gezegd, dat het vergif is als je het achter elkaar opdrinkt. Maar ze ging niet dood, ze werd alleen ziek, en hij kwam terug en zei, dat hij haar dood zou ranselen als ze ooit weer den moed had zoo'n grapje uit te halen. En hieruit maakt zij de gevolgtrekking, dat hij toch nog wel iets voor haar moet voelen.
En dat alles dreunde ze achter elkaar op terwijl ze in haar kopje thee roerde.
Ik dacht er over na, wat ik zou kunnen zeggen, maar werkelijk, ik kon geen woorden vinden. Maar Sandy was bij die gelegenheid weer een echt flink man. Hij sprak haar prachtig toe en zoo kalmeerend en stuurde haar daarna geheel opgelucht weer naar huis. Ja, onze Sandy kan werkelijk verbazend aardig zijn als hij dat wil, vooral tegenover lui, die geen recht op hem hebben. Ik denk dat dat tot zijn doktersroeping hoort en het een deel van zijn werk is om den geest zoowel als het lichaam te genezen. De meeste lui schijnen die weldadige geestelijke rust ook noodig te hebben. Mijn bezoekster leek mij ook in zoo'n rustbehoevenden staat te verkeeren. Ik denk erover na, wat ik wel zou doen als ik met iemand getrouwd was, die mij voor zoo'n gomkauwend meisje in den steek liet en thuis kwam om alles stuk te smijten. Naar de tooneelstukken van dezen winter te oordeelen, is dat iets wat iedereen kan overkomen — zelfs in de beste kringen.
Je behoort den Hemel te danken, dat je Jervis tot man hebt. Er gaat zoo iets zekers van hem uit. Hoe langer ik leef, des te meer kom ik tot de ontdekking, dat een goed karakter toch het eenige is wat waarde heeft. Maar hoe ter wereld kun je achter de waarheid komen! De mannen kunnen over het algemeen zoo handig van zich af praten!
Good-by! Prettige Kerstdagen, Jervis en twee Judies!
P.S. Ik zou het heel prettig vinden als je mijn brieven wat vlugger
beantwoordde.
Lieve Judy,
Sady Kate heeft er de heele week mee zoek gebracht om een Kerstmis-epistel aan jou op te stellen en ik heb er niets meer aan toe te voegen. O, we hebben zoo'n heerlijken tijd hier gehad! Behalve alle cadeaux en spelen en lekkere dingen om te eten, hebben we hier boerendansen uitgevoerd en wedstrijden op schaatsen gehouden en caramels gemaakt. Ik weet niet of deze vertroetelde vondelingetjes ooit weer in normale kinderen zullen veranderen.
Hartelijk dank voor je zes cadeaux. Ik ben met alle zes erg in mijn schik, vooral met het portretje van Judy junior; dat ééne tandje, dat ze met zooveel trots toont, geeft bepaald iets intelligents aan haar snuitje.
Je zult het ook wel prettig vinden, dat ik Hattie Heaphy bij een domineesfamilie heb kunnen plaatsen. Het zijn verbazend lieve menschen. Ze hebben zelfs niet met hun oogen geknipt toen ik hun het verhaal van den avondmaalsbeker deed. Zij hebben het kind als Kerstcadeau aan elkaar gegeven en ze dribbelde toch zoo gelukkig weg aan de hand van haar nieuwen vader!
Ik zal je niets meer schrijven want vijftig kinderen zenden je nog bedankbriefjes en de arme Tante Judy zal onder haar mail begraven worden als de boot dezen keer aankomt.
Veel liefs aan alle Pendletons.
P.S. Singapore zendt veel hartelijke groeten aan Togo. Het spijt hem
dat hij je hond indertijd in zijn oor heeft gebeten.
O, Gordon, beste jongen, ik heb toch zoo'n vreeslijk boek gelezen! Ik probeerde laatst Fransch te spreken en daar het niet al te best van stapel liep, begreep ik, dat ik mijn taalstudie wel eens mocht opfrisschen als ik er niet heelemaal uit wilde raken. Onze Schotsche dokter heeft gelukkig zijn opvoedingsplannen bij mij gestaakt, dus heb ik nog wat vrijen tijd hiervoor. Het een of ander ongelukkig toeval liet mij naar "Numa Roumestan" van Daudet grijpen, maar dat is een slecht boek voor een jong meisje, dat met een staatsman verloofd is. Lees het eens, mijn lieve Gordon, en tracht er dan vooral tegen te waken, dat je karakter op dat van Numa gaat lijken. Het is de geschiedenis van een staatsman, die onrustbarend betooverend is (net als jij) en door iedereen bemind wordt, die hem slechts kent (ook weer evenals jij). Hij heeft een zeer innemende wijze van spreken en steekt prachtige speeches af (ook weer net als jij). Iedereen ligt aan zijn voeten en zegt tegen zijn vrouw: "Wat moet U, die dezen prachtmensch zoo intiem kent, toch een heerlijk leven hebben".
Maar hij was niet zoo lief als hij bij haar thuis kwam, alleen maar wanneer hij een zaal vol toehoorders voor zich had met daverend applaus. Met elken kennis zou hij een glas wijn drinken en vroolijk zijn en vertrouwelijke mededeelingen doen, maar als hij daarna thuis kwam, was hij brommerig. "Joie de rue, douleur de maison", is de strekking van het boek.
Ik heb tot gisternacht twaalf uur aan één stuk doorgelezen en werkelijk, het boek hield me wakker. Ik weet, dat je er boos om zult zijn, maar heusch, lieve Gordon, er is te veel waarheid in, om mij niet te ontroeren. Ik wilde niet meer over het ongelukkige incident Op 20 Augustus spreken (we hebben het toen voor goed afgehandeld) maar je weet heel goed, dat jij iemand noodig hebt, die over je waakt, en ik vind dat geen prettige gedachte. Ik wil het gevoel hebben dat ik absoluut veilig ben en ook gerust kan zijn bij den man, met wien ik trouw. Ik zou nooit in een voortdurend stadium van angst kunnen verkeeren en me ongerust moeten maken totdat je thuis kwam.
Lees "Numa" eens, en dan zal je het vrouwenstandpunt, dat ik hierbij inneem, heel goed begrijpen. Ik ben in geen enkel opzicht geduldig of zacht of met een kwijnende verdraagzame natuur toegerust en ik ben een beetje bang voor wat ik doen zou, als in mijn leven iets dergelijks zou gebeuren. Mijn hart moet absoluut kalm zijn als het goed wil werken en o, Gordon, ik hoop zoo, dat ons huwelijk een mooi huwelijk zal zijn.
Vergeef het me, dat ik zoo schrijf. Ik meen er niet mee dat ik werkelijk geloof, dat je een vreugde op straat en een last in huis zult zijn. Het komt alleen doordat ik gisternacht geen oog heb toegedaan en me nu zoo gedrukt voel.
Laat het nieuwe jaar vreugde en geluk en heerlijke rust over ons beiden brengen.
Lieve Judy,
Er is iets verbazend vreemds gebeurd en nog weet ik niet of het werkelijkheid is of dat het slechts een droombeeld was. Ik zal je alles van A tot Z vertellen, maar ik geloof dat het het beste is, als je dezen brief daarna verbrandt. Hij is niet bepaald voor Jervis' oogen bestemd.
Herinner je je het geval van Thomas Kehoe, dien we in Juni hebben uitbesteed? Hij ging gebukt onder den last van uit aan den drank verslaafde ouders voort te spruiten, wat weer op erfelijke belasting aan weerszijden berustte, en toen hij nog een baby was, schijnt hij met bier inplaats van met melk gevoed te zijn. Hij kwam hier met zijn negende jaar, en uit het zwarte register zien we, dat hij gedurende zijn verblijf hier al twee maal dronken was, één keer door bier, dat hij van werklui had gestolen en een andere keer (en toen heel erg) door het drinken van brandspiritus. Je ziet dus dat het kind onder bezwarende omstandigheden werd uitbesteed, maar wij waarschuwden de familie (vlijtige, nette boerenmenschen) van te voren en hoopten er het beste van.
Gisteren telegrafeerde dat gezin ons, dat zij hem niet langer konden houden en vroegen mij of ik zoo goed wilde zijn hem van den zesuurtrein te halen. Turnfelt ging naar het station, maar daar was geen Thomas te bekennen. Ik stuurde nog dienzelfden avond een telegram weg, waarin ik hun vertelde, dat de jongen niet was aangekomen en om nadere bijzonderheden verzocht.
Gisternacht bleef ik wat langer dan gewoonlijk op om mijn lessenaar op te ruimen, en ook om met heldere gedachten het nieuwe jaar in te gaan. Tegen twaalf uur merkte ik, dat het al laat geworden was en dat ik erg moe was. Juist was ik van plan naar bed te gaan, toen ik door een geklop op de buitendeur schrok. Ik stak mijn hoofd uit het raam en vroeg, wie daar was. "Tommy Kehoe" antwoordde een heel onvaste stem.
Ik vloog naar beneden en opende de deur, en die jongen, zestien jaar oud, strompelde naar binnen — stomdronken! Gelukkig was Percy niet ver weg, zoodat ik hem kon roepen. Ik wekte hem en samen sleepten wij Thomas naar onze logeerkamer, de eenige afgezonderde plaats van ons gebouw. Daarna telefoneerde ik om den dokter, die, naar ik vrees, een erg vermoeiender dag achter zich had. Hij kwam terstond en wij hadden met ons drieën een afschuwelijken nacht. Naderhand bleek dat de jongen met zijn bagage een flesch haarwater had meegenomen, die aan zijn vroegeren baas toebehoorde. Dat goed bestond voor de helft uit alcohol en hiermee had Thomas zich gedurende zijn reis verkwikt.
Hij verkeerde in zulk een toestand, dat ik vreesde dat wij hem niet meer zouden kunnen redden — vreesde, neen dat hoopte ik zelfs. Als ik een geneesheer was, zou ik in zulke gevallen, in het belang van het komende geslacht, niet trachten redding aan te brengen. Maar je hadt Sandy eens moeten zien werken! Dat vreeselijke instinct dat hier een leven te redden viel, was bij hem ontwaakt en hij vocht met alle kracht en energie die hem eigen is.
Ik zette sterke koffie en hielp zooveel ik kon en liet daarna de twee mannen met den jongen achter. Ik ging naar mijn kamer, maar kon er niet toe overgaan naar bed te gaan, daar ik bang was dat ze me misschien toch nog noodig konden hebben. Tegen vier uur kwam Sandy in mijn zitkamer met de tijding, dat de jongen in slaap was gevallen en dat Percy naar bed was gegaan. Die arme Sandy zag er bleek en vervallen uit en was dood op. Toen ik hem aankeek, dacht ik er aan, hoe wanhopig hij werkt om anderen het leven te redden terwijl hij zichzelf nooit spaart en ik zag dat ellendig huis van hem voor mij, waarin nooit eenige vroolijkheid doordringt en de vreeselijke tragedie, die zijn geheele leven beheerscht, drong zich met geweld aan mij op. Alle beleedigde gevoelens, die ik zoo langen tijd had gekoesterd, verdwenen plotseling. Ik voelde een groote sympathie voor hem en ik strekte mijn hand naar hem uit. Hij reikte mij de zijne en plots, — ik weet nog niet hoe — ging er een electrische schok door ons heen. Het volgend oogenblik lagen wij in elkaars armen. Hij liet mijn hand los en legde mij kalm neer in een grooten armstoel. "Mijn God, Sallie, begrijp je niet dat ik ook van vleesch en bloed ben?" zei hij en ging de kamer uit. Ik viel in den stoel in slaap en toen vanmorgen de zon in mijn gezicht scheen, werd ik wakker en zag Jane over mij gebukt, vol verbazing op mij neerziende.
Vanmorgen om elf uur kwam hij weer hier, keek mij, zonder ook maar in het minst met zijn oogen te knippen, koeltjes aan en zeide mij, dat Thomas elke twee uur wat warme melk moest hebben en dat ook de stippen in Maggie Peters' keel nagegaan moesten worden.
Nu zijn wij weer bij het oude standpunt en alleen de herinnering aan dat ééne minuutje in dien ellendigen nacht is mij gebleven.
Maar het zou toch wel pikant zijn geweest, vind je ook niet, als Sandy en ik zouden ontdekken dat we op elkaar verliefd waren geworden, terwijl hij met een teeder beminde vrouw in een krankzinnigengesticht en ik met een woedenden verloofde in Washington zit. Misschien is het wel het beste voor mij, dat ik mij dadelijk in het Noodlot schik en kalm een paar maanden lang S. McB.'s op mijn tafellakens borduur, zooals elk ander fatsoenlijk verloofd meisje zou doen.
Ik herhaal nog eens met kracht dat deze brief niet voor Jervis' oogen bestemd is. Verscheur hem in kleine stukjes en gooi die in de Caraïbische Zee.
Lieve Gordon,
Je hebt groot gelijk dat je boos bent. Ik weet heel goed, dat ik, geen aardige lieve minnebrieven schrijf. Ik heb daarvoor alleen maar de brieven van Elisabeth Barrett en Robert Browning in te zien om te constateeren, dat de warmte van mijn stijl nog veel te wenschen overlaat. Maar je weet reeds en dat al heel lang, dat ik een hevig, geëmotioneerd gemoed heb. Ik weet wel dat je verlangt naar zulke zinnetjes als: "Den heelen dag denk ik slechts aan jou"... "Mijn liefste, ik gevoel me alleen gelukkig als jij bij me bent...", maar dat zou niet bepaald waar zijn. Jij vult niet al mijn gedachten, 107 vondelingetjes doen dat, en ik gevoel me werkelijk heel goed, ook als jij niet hier bent. En ik wil natuurlijk zijn. Je zult toch niet wenschen dat ik je vertel, dat ik me verlaten en eenzaam gevoel als dat niet het geval is. Maar toch vind ik het altijd heerlijk als je hier bent. Je weet dat heel goed en het is een groote teleurstelling voor me als je niet kunt komen. Ik waardeer ten volle al je lieve innemende karaktertrekken maar werkelijk, mijn goede jongen, ik kan je geen sentimenteels brieven sturen. Ik denk nog steeds aan die hotelkamermeid, van wie je de brieven op je lessenaar liet slingeren, en nu hoef je me niet dadelijk te vertellen dat je die brieven niet op je hart draagt, want dat weet ik ook wel beter.
Vergeef me als ik je met mijn laatsten brief pijn deed. Sedert ik hier kwam, ben ik erg critisch geworden, wat het onderwerp "drank" betreft. Jij zou net zoo zijn als je gezien hadt, wat ik hier heb gezien. Verschillende van mijn kinderen zijn het treurig resultaat van een paar aan drank verslaafde ouders en hun leven zal nooit volkomen gelijk worden aan dat van een normaal kind. Ik kan de rijen van onze kinderen niet langs kijken of ik moet aan dat vreeselijk kwaad denken.
Ik ben bang dat je werkelijk gelijk hebt als je zegt, dat het een truc van een vrouw is om groots woorden over vergeven te gebruiken en er dan toch nog altijd op terug te komen. Maar zie je, Gordon, ik weet eigenlijk niet wat het woord vergeving beteekent. Het kan niet gelijk staan met vergeten want dat is een physiologisch proces en hangt niet van den wil af. Wij allen hebben een verzameling van gedachten, die wij graag kwijt zouden willen zijn, maar ongelukkigerwijs verlaten juist die ons niet. Als vergeving beteekent dat je ergens nooit meer over spreekt, dan zou ik dat wel kunnen, maar het is niet altijd de verstandigste manier om iets onplezierigs te begraven. Het groeit en groeit dan en stroomt als vergif door je bloed en door je gedachten.
Ach Gordon, werkelijk, ik wilde je dit allemaal niet vertellen. Ik wou lief en vriendelijk tegen je zijn, de zorgelooze, soms wat lichtzinnige Sallie, die jij het liefste ziet. Maar ik heb in dit laatste jaar zóó veel Realiteit meegemaakt, dat ik werkelijk bang ben, dat ik in een heel ander meisje ben veranderd dan het persoontje, waarop jij verliefd werd. Ik ben niet langer het lichtzinnige wezentje, dat met het leven speelt. Ik weet dat voor mezelf heel zeker en dat beteekent ook, dat ik niet altijd kan lachen en gekheid maken.
Ik weet wel dat dit alweer een vreeselijk onhartelijke brief is, even erg als de laatste en misschien nog erger, maar als je eens wist, wat we achter ons hebben: een jongen, zestien jaar oud, erfelijk belast kind van aan drank verslaafde ouders, heeft zich bijna vergiftigd door het opdrinken van een flesch haarwater dat voor de helft uit alcohol bestond. Wij hebben drie dagen lang hard geploeterd en ik weet nu, dat hij genoeg hersteld is om het grapje te herhalen als hij daartoe gelegenheid ziet. "It 's a gude warld, but they 're ill that 's in it".
Verontschuldig die Schotsche uitlating. Het is een slip of the pen. Verontschuldig alles, wil je?
Lieve Judy,
Ik hoop, dat mijn twee telegrammen je niet al te zeer hebben laten
schrikken. Ik had willen wachten om je het nieuws te schrijven zoodat
ik je alles duidelijk had kunnen uitleggen, maar aan den anderen kant
was ik zoo bang, dat je het intusschen misschien op andere wijze zou
kunnen vernemen. De heele zaak is erg genoeg maar er zijn geen levens
bij verloren gegaan en alleen één geval is ernstig. Wij sidderen
nog als wij er aan denken hoe vreeselijk het had kunnen afloopen met
meer dan honderd slapende kinderen in dit gebouw, dat voor brand zoo
vatbaar is!
Het had dien dag aan één stuk door geregend, dank zij een goede Voorzienigheid, en de daken waren doornat. Tegen den avond begon het te vriezen en de regen veranderde in natte sneeuw. Om tien uur, toen ik naar bed ging, bulderde de wind uit het N. W. en alles wat los was aan ons gebouw, klepperde en ratelde. Om twee uur ongeveer in den nacht werd ik wakker, omdat een hel licht in mijn oogen scheen. Ik sprong uit mijn bed en liep naar het venster. Het wagenhuis stond in lichte laaie en een vonkenregen vloog naar onzen Oostelijker gevel. Ik rende naar de badkamer en leunde uit het venster. Daar kon ik zien, dat het dak van de babykamer op een zestal plaatsen al vlam had gevat.
O Judy, ik geloof dat mijn hart een ondeelbaar oogenblik niet meer klopte! Ik dacht aan die zeventien zuigelingen, die daar onder dat brandende dak rustig sliepen, en ik kon niet meer! Eindelijk had ik genoeg wilskracht om mijn knikkende knieën tot loopen te dwingen en ik rende naar de hall, waar ik in het voorbijgaan mijn autojas greep.
Ik trommelde aan de duer van Betsy en van Miss Matthews en van Miss Snaith en van Mr. Witherspoon, die echter al door het helle licht gewekt was en bij drie treden tegelijk de trap op holde, worstelend met zijn overjas.
"Breng alle kinderen naar de eetzaal, eerst de kleinste", hijgde ik. "Ik zal de brandweer waarschuwen".
Hij vloog door naar de derde verdieping terwijl ik naar de telefoon rende en, o, Judy, ik dacht, dat ik nooit antwoord zou krijgen, de telefoonjuffrouw sliep als een os!
"Het John Grier Home staat in brand.... Waarschuw de brandweer en wek het dorp.... Geef u me 505", zei ik.
In een seconde had ik den dokter en o, wat was ik blij toen ik zijn koele kalmeerende stem hoorde!
"Het huis staat in brand", schreeuwde ik. "Kom vlug en breng zooveel mogelijk mee".
"In een kwartier ben ik er. Vul de badkuipen met water en doe er de dekens in". En hij hing de telefoon aan den haak.
Ik holde terug naar de hall. Betsy luidde onze brandklok al en Percy had zijn Indianenbende naar de slaapkamers B en C gebracht.
Onze eerste gedachte was niet het vuur te blusschen, maar eerst de kinderen in veiligheid te brengen. Wij begonnen met G en gingen van krib tot krib, er telkens een baby met een dekentje uithalend, waarmede wij naar de deur holden, waar een Indiaan al op de wacht stond om het kind naar beneden te dragen. G en F stonden beide vol rook en de kinderen waren zoo vast ingeslapen, dat wij ze niet wakker konden krijgen en ze dus ook niet konden loopen.
Gedurende de volgende uren heb ik dikwijls de Voorzienigheid en Percy Witherspoon gedankt voor de uitstekende reddingsoefeningen, die wij wekelijks hebben gehouden. De 24 oudste jongens hebben onder Percy's leiding geen oogenblik hun tegenwoordigheid van geest verloren. Zij waren in vier groepen verdeeld en vervulden hun post als kleine soldaten. Twee groepen hielpen ons om de verschrikte kinderen uit de slaapkamers te halen en hen zoet te houden. Een groep hanteerde de brandspuit uit het groote waterreservoir, in afwachting van meer geoefende hulp, en de rest hielp bij de redding van ons goed. Zij spreidden dekens op den grond, gooiden den inhoud van mijn bureau en van de kasten daarin en wierpen de pakken daarna de trappen af. Alle kleeren zijn gered behalve die welke de kinderen den dag te voren hadden gedragen. Ook zijn de meeste dingen van den staf behouden gebleven, maar alles wat in de kamers G. en F. thuis hoorde, is verloren gegaan, want nadat wij daaruit het laatste kind in veiligheid hadden gebracht, waren die vertrekken zoo vol rook, dat het onveilig werd er weer in te gaan.
Toen de dokter met zijn chauffeur en nog twee buren kwam, gingen wij al met de kinderen van de laatste slaapzaal naar de keuken, het meest veilige hoekje van het gebouw. De arme schapen waren blootsvoets en in dekens gehuld. Bij het wekken hadden wij hun gezegd dat zij hun kleeren mee moesten brengen, maar in hun angst hebben zij er slechts aan gedacht er zoo vlug mogelijk uit te komen.
Op dat oogenblik was de gang zoo vol rook, dat wij bezwaarlijk konden ademen. Het zag eruit alsof het heele gebouw er aan zou gaan, hoewel de wind op den Westvleugel stond.
Een andere auto met hulpvaardige lui uit Knowltop kwam haast onmiddellijk na die van Sandy en opnieuw begon het gevecht tegen het vuur. De brandweer kwam eerst tien minuten later. Zie je, ze hebben alleen maar paarden en wij zijn hier drie mijlen ver weg en dan zijn ook de wegen nogal slecht. Het was een vreeselijke nacht. Koud sneeuwweer en daarbij woei het vreeselijk, zoodat je bijna niet kon blijven staan.
De mannen klommen op het dak en werkten op hun sokken om niet uit te glijden. Ze sloegen de vlammen met natte dekens en vochten als helden.
Intusschen zorgde de dokter voor de kinderen. Wij wilden hen natuurlijk graag naar een veiliger plaats wegbrengen, want als het heele gebouw eraan zou gaan, konden wij hen niet in dat vreeselijke weer buitenshuis laten staan met een dun nachtjaponnetje aan en een deken om. Gelukkig kwamen nu nog verscheidene auto's met heeren, wien wij verzochten ons hun voertuigen zoolang af te staan.
Knowltop was voor een paar dagen geopend, omdat daar de 67ste verjaardag van den ouden heer gevierd werd. Hij was een van de eersten die ons te hulp kwam en stelde ons dadelijk zijn geheele gebouw ter beschikking. Het was de dichtst bijgelegen schuilplaats en wij maakten daarvan dadelijk dankbaar gebruik. Wij stopten onze twintig kleinsten in de auto's en de gasten, die zich in alle haast hadden aangekleed, namen de schapen in ontvangst en brachten hen naar het huis. En stel je eens voor: Mr. Reinier (dat is Mr. Knowltop's eigenlijke naam) heeft juist een groot steenen gebouw laten zetten met een garage en dat was nu prachtig verwarmd en voor onze kinderen bestemd!
Nadat de babies in het huis waren ondergebracht, gingen de vriendelijke gasten opnieuw aan het werk en brachten die schuur in orde om daar de oudere kinderen te slapen te leggen. Zij bedekten den vloer met bossen hooi en spreidden daarover lakens en legden daarop dertig kinderen in rijen te slapen alsof het kleine kalfjes waren. Miss Matthews en een nurse gingen met hen mee en gaven alle kinderen warme melk te drinken, zoodat zij binnen een half uur even vredig sliepen alsof zij in hun eigen kribje lagen.
Maar intusschen verkeerden wij in het John Grier Home in doodsangst. De eerste vraag van den dokter was bij zijne komst geweest:
"Zijn de kinderen geteld? Weet U zeker dat ze er allemaal zijn?"
"Wij hebben ons in elke slaapkamer er van overtuigd dat er niemand meer in was, voordat wij er uitgingen", antwoordde ik.
Waarlijk, ze konden in die verwarring onmogelijk geteld worden. Een twintigtal jongens waren nog in de slaapkamers om onder leiding van Percy Witherspoon de kleeren en meubels te redden, terwijl de oudste meisjes rijen schoenen sorteerden en er de kleintjes van trachtten te voorzien, die blootsvoets rondliepen en jammerlijk huilden.
Nadat wij nu ongeveer zeven auto's met kinderen vol hadden geladen en weggestuurd, vroeg de dokter plotseling:
"Waar is Allegra?"
Hierop ontstond een vreeselijk zwijgen. Niemand had haar gezien. Toen stond plotseling Miss Snaith op en gilde het uit. Betsy pakte haar bij haar schouders beet en schudde haar hevig heen en weer.
Het bleek dat zij meende, dat Allegra verkouden was en daarom had zij haar kribje uit de frissche lucht-nursery naar de voorraadkamer gebracht. En daarna had zij het geval vergeten.
Welnu, je weet waar onze bergplaats is. Wij keken elkaar verslagen met doodsbleeke gezichten aan. Op dat oogenblik stond de heele oostelijke vleugel in lichte laaie en ook de trap naar de derde verdieping brandde. Het scheen onwaarschijnlijk, dat het kind nog in leven was. De dokter was de eerste die zijn tegenwoordigheid van geest herkreeg. Hij pakte een natte deken beet, die als een doorweekte massa op den grond van de hall lag en sprong de trap op. Ik vloog uit huis en riep de brandweerlui op het dak. Het venster van onze voorraadkamer was te klein voor een man om er door te kruipen. De brandweerlieden hadden het ook niet geopend, uit angst, dat daardoor tocht zou ontstaan.
Ik kan niet beschrijven, wat er in de volgende huiveringwekkende oogenblikken gebeurde. De trap van de derde verdieping viel krakend uiteen en werd door een vlammenzee verslonden, ongeveer vijf minuten nadat de dokter erover was gegaan. Wij hadden alle hoop hem ooit weer te zien, al opgegeven, toen plotseling een kreet onder de menigte op het grasveld opging. De dokter verscheen aan een der vensterramen aan de voorzijde van het huis en riep een der brandweerlui toe om een ladder op te stellen. Toen verdween hij weer en het scheen ons toe dat de ladder nooit zou komen, maar ten slotte kwam ze toch en twee mannen beklommen haar. Door het openen van het raam was een windvlaag ontstaan en de lui werden bedwelmd door de groote rookwolken, die uit het huis naar buiten woeien. Na een eeuwigheid verscheen de dokter opnieuw met een wit bundeltje in zijn arm. Hij reikte het den mannen toe. Toen wankelde hij en verdween weer in het huis.
Ik weet niet wat er daarna gebeurde. Ik wendde mij af en sloot mijn oogen. Op de een of andere manier wisten zij hem uit het huis te krijgen en halfweg de ladder af. Toen lieten zij hem glijden. Hij was bewusteloos door de vele rook, die hij had ingeademd en de ladder was erg glibberig door het gesmolten ijs en vreeselijk wankelend. Hoe dan ook, hij lag op den grond toen ik weer bij kwam, terwijl de heele groep menschen aan het heen en weer draven was. Iemand riep, dat zij hem lucht moesten geven.... Eerst dachten zij dat hij dood was. Maar Dr. Metcàlf uit het dorp onderzocht hem en verklaarde, dat hij zijn been en twee ribben had gebroken en overigens geen andere kwetsuren opgedaan had, naar het scheen. Hij was nog steeds bewusteloos toen zij hem naar huis reden, op twee kindermatrassen die de jongens uit de ramen gegooid hadden en waarop men hem op den wagen waarmede de ladder was gekomen, gelegd had.
En de rest van ons, die achter was gebleven, ging met het werk door alsof er niets was gebeurd. Het vreemde van deze schijnbare onverschilligheid is te verklaren als je nagaat, dat er overal zooveel te doen was, dat je geen vrij oogenblik had om na te denken en de heele toedracht van het geval dus ook eerst later begreep.
De dokter had, zonder ook maar één oogenblik te aarzelen, zijn leven gewaagd om Allegra te redden. Het is het dapperste, wat ik ooit heb gezien en toch nam deze heele zaak maar vijftien minuten van dien vreeselijken nacht in beslag en was het toen slechts een klein voorval.
En hij redde Allegra. Zij kwam met verwarde krullen en een glimlach van allerliefste verbazing over dat nieuwe spelletje van kiekeboe uit de deken te voorschijn. Zij schaterde het uit! De redding van dat kind is werkelijk een wonder. Een paar meter van haar bedje verwijderd had de muur al vlam gevat maar dank zij de windrichting was haar kamertje gespaard gebleven. Indien Miss Snaith wat meer met frissche lucht had opgehad en het venster open had gelaten, zou het kind omgekomen zijn, maar gelukkig is Miss Snaith geen liefhebster van buitenlucht en gebeurde er geen ongeluk. Als wij Allegra hadden verloren, weet ik, dat ik er mij eeuwig een verwijt van zou hebben gemaakt dat ik geweigerd had, dat zij door de Bretlands werd aangenomen en ik ben ervan overtuigd, dat ook Sandy daarvan het grootste verdriet gehad zou hebben.
Ondanks al wat wij verloren hebben, ben ik toch dankbaar als ik aan de vreeselijke oogenblikken denk, die wij hebben doorgemaakt. Die afgrijselijke zeven minuten, dat de dokter op de brandende verdieping was, bracht ik in angst en vreeze door, telkens het ergste verwachtend.
Maar ik zal trachten je alles geregeld verder te vertellen. De brandweer en de vrijwilligers (vooral de chauffeur en de stalknechten van Knowltop) werkten dien heelen nacht dapper door en onze nieuwste negerkokkin, die een juweel in haar soort is, kwam op het prachtig idee om een groote ketel koffie te zetten. De noncombattanten schonken dit den brandweerlui in als ze elkaar aflosten om een paar minuten uit te rusten, en het hielp uitstekend.
De rest van de kinderen konden wij in verscheidene gastvrije huizen onderbrengen, met uitzondering van de oudere jongens, die den heelen nacht hard doorploeterden. Het was heusch aardig om te zien hoe de heele buurt aan kwam loopen om ons te helpen. Menschen, van wie wij niet eens dachten, dat hun het gesticht bekend zou zijn, boden nu in het holst van den nacht hun huis ter onzer beschikking aan. Zij namen de kinderen tot zich, gaven hun een warm bad en een warm bord soep te eten en stopten ze in bed. Voor zoover ik kan nagaan, heeft nog geen van mijn 107 pleegkinderen last gehad van hun rondhuppelen op bloote voetjes op den natten grond, zelfs niet de kinkhoestgevallen.
Het was al klaarlichten dag voordat het vuur zoodanig was getemperd, dat we konden nagaan, wat er van het gebouw behouden was gebleven.
Mijn vleugel is absoluut gespaard gebleven, hoewel hij een beetje van den rook heeft geleden en de hoofdingang is ook haast heelemaal behouden tot de middelste trap toe. Maar al het andere is verkoold en heeft door het water te lijden gehad. De oostelijke vleugel is een zwarte, daklooze puinhoop. Je gehate zaal F, lieve Judy, is voor altijd verloren. Ik wou dat jij die kamer even goed uit je geheugen zou kunnen verbannen als ze thans van de aarde is verdwenen. In elk opzicht is het oude John Grier Home nu voor goed verdwenen.
Ik moet je ook iets grappigs vertellen. Ik zag nog nooit zooveel humoristische dingen als in dien ongeluksnacht. Toen iedereen in volslagen négligé werkte (de meesten in pyama's of ulsters en allen zonder boord), kwam daar de WelEd. Gestr. opdagen in onberispelijk tenu, geschikt om naar een afternoon tea te gaan. Hij droeg zelfs een parel in zijn das en witte slopkousen! Maar hij was inderdaad buitengemeen behulpzaam en bood ons zijn heele huis aan. Ik liet hem derhalve Miss Snaith, in uiterst overspannen zenuwtoestand, derwaarts transporteeren, met het gevolg dat haar geschokte zenuwen hem dien heelen nacht zòò in beslag namen, dat hij onmogelijk nogeens bij ons kon komen.
Ik zal je nu geen verdere bijzonderheden meedeelen. Nog nooit in mijn leven heb ik me zoo uitgeput gevoeld, maar heusch, Judy, er bestaat geen enkele reden om je reis af te breken.
Zaterdagmorgen in de vroegte waren hier al vijf regenten tegenwoordig en wij allen werkten ons gek om de dingen op orde te krijgen. Onze kinderen zijn op het oogenblik over het heele stadje verspreid, maar wees niet bang, we weten heel goed, waar ze ondergebracht zijn en geen enkel schaap zal verloren raken. Ik wist niet, dat menschen, die absoluut vreemden voor je zijn, zoo lief kunnen wezen, en mijn eerbied voor het menschelijk ras stijgt met elke minuut.
Den dokter heb ik nog niet gezien. Ze hebben naar New York om een chirurg geseind om zijn been te zetten. De breuk was vrij ernstig en er zal heel wat tijd mee heen gaan voor hij weer de oude is. Ze denken niet dat er nog inwendige verwondingen zijn hoewel hij er leelijk aan toe is. Zoodra ik hem mag bezoeken, zal ik je uitvoerig schrijven, maar nu moet ik werkelijk eindigen, als ik wil dat deze brief nog met de mail van morgenochtend meegaat.
Dag Judy, wees maar niet bezorgd! Alles komt wel op zijn pootjes terecht! En bovendien zijn er nog verschillende gelukjes aan dit ongeluk verbonden. Maar daarover morgen!
P.S. Lieve deugd, daar komt een auto met J. F. Bretland!
Lieve Judy,
Hoe vind je dit?!:
J. F. Bretland heeft een beschrijving over onzen brand in een New Yorksche krant gelezen en is in doodsangst hierheen getuft. Zijn eerste vraag, toen hij over onzen verkoolden drempel schreed, was: "Is Allegra gered?"
"Ja", antwoordde ik.
"Goddank", zuchtte hij en viel in een stoel neer.
"Dit is geen plaats voor kinderen", vervolgde hij ernstig, "en ik ben hierheen gekomen om haar mee te nemen, Ik neem de jongens ook", voegde hij er haastig aan toe, voordat ik tusschen beide kon komen. "Ik heb met mijn vrouw het geval besproken en wij zijn tot de conclusie gekomen, dat wij er net zoo goed drie als één kunnen aannemen, nu wij toch die zorg willen hebben".
Ik bracht hem naar de bibliotheek, waar mijn kleine familie sinds den brand is geïnstalleerd en toen ik tien minuten later voor een conferentie met de regenten werd weggeroepen, liet ik J. F. B. met zijn dochter op zijn knie en de twee jongens tegen hem aangeleund als den gelukkigsten vader op de wereld achter.
Dus zie je dat onze brand ons een groot geluk heeft gebracht, want nu zijn deze drie kinderen voor altijd verzorgd. Het is haast het verlies waard.
Maar ik geloof dat ik je nog niet verteld heb hoe de brand is uitgebroken. Er zijn nog zooveel dingen waarover ik je nog niet heb geschreven, dat ik al bij de simpele gedachte schrijfkramp krijg. Wij hebben nu ontdekt dat Sterry deze week een dag onze gast is geweest. Na een dronkemansgelag in de kroeg keerde hij naar onze wagenschuur terug, klom door het raam en stak een kaars aan. Hij maakte het zich daar gemakkelijk en viel in slaap. Waarschijnlijk heeft hij vergeten de kaars uit te blazen, in elk geval vatte de schuur vlam en kon Sterry er nog net bijtijds uit komen. Hij ligt nu in het ziekenhuis in de stad, badend in zoete olie en vol smart zijn pijnlijk aandeel in het ontstane onheil betreurend.
Ik ben blij dat het huis zoo goed tegen brand was verzekerd, het geldelijk verlies zal dus niet zoo bijster groot zijn en wat het andere betreft, daarover valt in het geheel niet te treuren. Op het oogenblik zie ik slechts winst in de groote verandering, met uitzondering van het ongelukkig voorval met onzen armen dokter. Iedereen is allerliefst voor ons. Heusch Judy, ik wist niet dat menschen zoo welwillend en vriendelijk konden zijn. Heb ik ooit iets slechts van regenten gezegd? Dan trek ik dadelijk elk boos woord terug. Vier van hen kwamen dadelijk den morgen na den brand uit New York over en alle regenten, die hier in de buurt wonen, doen wat zij kunnen. Zelfs de WelEd. Gestr. is zoo verdiept in het bestudeeren van den gedachtengang van de vijf gestichtskinderen, die bij hem inwonen, dat hij het ons tot nu toe geen oogenblik lastig heeft gemaakt.
De brand brak in den nacht tusschen Vrijdag en Zaterdag uit en ten volgenden Zondag moedigden de dominés in alle kerken de gemeente aan, om een of twee kinderen drie weken te gast te vragen tot het gesticht weer op orde zou zijn.
Het was heerlijk om de uitwerking van die woorden te zien. Binnen een half uur waren alle kinderen uit logeeren gevraagd en denk eens aan, wat dat niet voor de toekomst belooft! Van nu af aan stelt elk van die families persoonlijk belang in ons gesticht. En begrijp ook eens, wat dat voor de kinderen wil zeggen! Die zien nu hoe een werkelijke familie leeft en voor het eerst zullen dozijnen van hen den drempel van een particulier huis overschrijden.
Wat de naaste toekomstplannen aangaat, kan ik je nog iets vertellen.
De Societeit heeft hier een gebouw, dat zij 's winters nooit gebruikt en dat zij heel beleefd ons voor dien tijd heeft aangeboden. Het grenst aan het land achter ons huis en wij maken het nu bewoonbaar voor veertien kinderen met Miss Matthews aan het hoofd. Daar onze eetzaal en keuken gespaard zijn gebleven, kunnen zij daar komen om te eten en te leeren en het is uitstekend, dat zij een half uur moeten loopen, voordat zij naar bed gaan.
Dan heeft die aardige moederlijke Juffrouw Wilson, die naast den dokter woont en zoo goed voor Loretta is geweest, erin toegestemd om nog vijf kinderen onder haar hoede te nemen voor $ 4. elk per week. Ik stuur de meest belovende oudere meisjes, die huishoudelijken aanleg hebben getoond en die het prettig zouden vinden om eens in een gewoon gezin te leeren koken, naar haar toe. Juffrouw Wilson en haar man vormen zoo'n prachtig paar in hun spaarzaamheid en eenvoud en liefde, dat ik werkelijk geloof, dat het goed zal zijn voor onze kinderen om met hen eenigen tijd om te gaan. Het is een leerschool voor de plichten en deugden van de huisvrouw.
Ik zei je het al, dat de menschen van Knowltop in dien vreeselijken nacht 47 van de allerkleinsten bij zich in huis hebben genomen en je weet geloof ik eveneens, dat de gasten, inplaats van gezellig te soupeeren, hun handen uit de mouwen staken om ons te helpen. Wij verlosten hen den volgenden dag van 36 kinderen maar nog altijd hebben zij er elf over. Heb ik ooit Mr. Knowltop een ouden brombeer gescholden? Ik neem dat woord terstond terug en ik vraag nederig excuus daarvoor. Hij is zoo zacht als een lammetje. Wat denk je wel dat die gezegende man deed nu wij in de penarie zitten? Hij heeft een leegstaand huis voor onze babies ingericht, heeft zelfs een geroutineerde Engelsche kindermeid aangenomen om de leiding op zich te nemen en geeft ons nog daarbij de prachtige melk uit zijn modelboerderij cadeau! Hij beweert dat hij jaren lang erover heeft gedacht, wat hij toch met die melk moet doen, daar hij ze onmogelijk verkoopen kan, want dan zou hij er een dubbeltje per kwart liter op verliezen.
De twaalf oudere meisjes van slaapkamer A heb ik in de nieuwe tuinierswoning gezet. De arme Turnfelts, die er juist twee dagen van hebben genoten, zijn naar het stadje verwezen. Maar ze zouden toch niet voor de kinderen willen zorgen en ik had die ruimte noodig. Drie of vier van deze meisjes zijn als onbruikbaar door pleegouders teruggestuurd en hebben nu uiterst goede leiding noodig. Wat denk je dus dat ik gedaan heb? Ik telegrafeerde aan Helen Brooks, dat zij die uitgevers moet laten schieten en daarvoor in de plaats de zorg voor deze meisjes op zich moet nemen. Je begrijpt dat zij daar prachtig mee zal omspringen. Zij nam het voorloopig aan. De arme Helen is zoo beu van het contractleven, dat zij alles voortaan op de proef wenscht.
Voor de oudere jongens is iets buitengewoon heerlijks gebeurd. Wij kregen een gift uit dankbaarheid van J. F. Bretland. Hij bezocht den dokter om hem voor de redding van Allegra persoonlijk te bedanken. Zij hadden een lang gesprek over de behoeften van het gesticht en toen J. F. B. terugkwam, overhandigde hij mij eene chèque van $ 3000.— om het Indianenkamp op een degelijke basis bouwen. Hij en Percy en de dorpsarchitect hebben teekeningen gemaakt en naar wij hopen zullen onze dapperen binnen twee weken het winterkwartier betrekken.
Wat kan het mij schelen dat het oude John Grier Home eraan is gegaan
nu mijn 107 kinderen in zoo'n vriendelijke wereld belanden!
Ik veronderstel dat het je verwondert, dat ik je niets over den toestand van den dokter meedeel. Ik kan je echter geen informaties uit de eerste hand geven, want hij weigert mij te ontvangen. Toch heeft hij al iedereen, behalve mij, bij zich gezien — Betsy, Allegra, Mevrouw Livermore, Mijnheer Bretland, Percy, verschillende regenten.... Allen berichten dat hij zoo goed vooruitgaat als maar verwacht kan worden van iemand met twee gebroken ribben en een fractura fibulae, dat is, geloof ik, de medische uitdrukking voor zijn gebroken been. Hij vindt het niet prettig dat voor hem veel drukte wordt gemaakt en bedankt ervoor, als held te figureeren. Ik, als dankbaar hoofd van dit gesticht riep verschillende gelegenheden te te hulp om hem officieel te bedanken, maar steeds werd ik aan de deur afgescheept met de boodschap, dat hij juist sliep of dat hij niet gestoord wenschte te worden. De eerste twee keeren geloofde ik dat Miss MacGurk dit op eigen houtje deed, maar nu weet ik wel beter. Toen dus onze kleine meid aan de beurt kwam om haar onschuldig "dag, dag" te zeggen tegen den man die haar het leven redde, vroeg vroeg ik Betsy, haar naar den dokter te geleiden.
Ik weet heusch niet wat dien man bezielt. Hij was de laatste weken juist heel aardig tegen mij, maar als ik nu iets van hem weten wil, moet ik Percy er heen sturen om het te hooren. Ik vind dat hij, al wenscht hij me persoonlijk niet te zien, me toch ontvangen moet als directrice van het gesticht. Maar daarover zijn wij het nu al lang eens. Sandy is een Schot!
* * * * *
Later. Het zal een fortuin aan postzegels kosten om dezen brief naar Jamaica te verzenden, maar ik wil graag dat je van alles op de hoogte bent en er is sedert de stichting in 1876 nog nooit zoo iets opzienwekkends gebeurd. Deze brand heeft ons zulk een schok gegeven, dat wij jaren lang er wakker van zullen blijven. Ik geloof dat elk gesticht om de 25 jaar tot den bodem toe af moet branden, om los te raken van al die ouderwetsche instellingen en verouderde begrippen. Ik ben zoo blij dat wij Jervis' geld niet den vorigen zomer voor de verbouwing hebben uitgegeven. Het zou vreeselijk naar zijn als al die verbeteringen nu vernietigd waren geweest. Van het geld van John Grier kan het mij niet zoo erg schelen sedert ik heb gehoord, dat hij dat verdiend heeft met het patent op een medicijn, hetwelk volgens hooren zeggen opium bevatte.
Wat het overschotje van ons betreft, dat door den brand hier werd achtergelaten, wel, wij leven hier heel gezellig in het bewoonbare deel van het huis en wij hebben ruimte genoeg aan de eetzaal en de keuken. En later kunnen wij plannen voor de toekomst maken.
Begrijp je nu wat er met ons is gebeurd? De goede God heeft mijn bede verhoord en het John Grier Home leeft in kleine groepje in aparte huizen.
Lieve Gordon,
Hou je nu alsjeblieft kalm en laat de dingen nu niet erger schijnen dan ze zijn. Het is natuurlijk onmogelijk voor mij om het gesticht op dit oogenblik op te geven. Je moest inzien, dat ik mijn kinderen onmogelijk kan achterlaten, nu ze me juist zoo vreeselijk noodig hebben. En ik ben ook niet van plan om die idiote philantropische neigingen eraan te geven. (Je ziet, hoe jouw uitdrukkingen me nu nog beheerschen).
Je hebt heelemaal geen reden om boos te zijn. Ik overwerk me heelemaal niet, integendeel, ik houd van deze drukte. Ik ben nog nooit zoo werkzaam en zoo gelukkig geweest als nu. De dagbladen maken van dien brand een groot voorval, waarmee ze veel kolommen kunnen vullen en die plaat van mij met een baby onder elken arm berust op reine fantasie. Een of twee kinderen hebben keelontsteking en onze arme dokter ligt in gipsverband, maar goddank, wij zijn allen springlevend en van plan dit nog vele jaren te blijven.
Ik kan je nu geen bijzonderheden meedeelen. Ik heb er werkelijk geen tijd voor. En kom alsjeblieft niet. Later, als de dingen op orde zijn, moeten wij een gesprek over ons beiden hebben, maar eerst moet ik tijd hebben om daarover te denken.
Lieve Judy,
Helen Brooks heeft op een onberispelijke wijze de leiding over onze andere meisjes op zich genomen. Het is het moeilijkste werk dat ik haar had kunnen geven, maar zij doet het graag. Ik geloof dat zij een waardevolle aanvulling van onzen staf zal zijn.
En ik vergat je ook nog over Punch te schrijven. Toen de brand hier was uitgebroken, stonden die twee aardige dames, die hem den zomer bij zich hebben gehad, juist op het punt om den trein naar Californië te pakken. Zij namen hem eenvoudig onder haar arm met haar bagage mee en reden met hem weg; en dus zal Punch den winter in Pasadena doorbrengen. Ik vermoed dat ze hem wel voor goed zullen houden. Begrijp je hoe blij ik met al deze voorvalletjes ben?
Later. — Die arme eenzame Percy heeft juist den avond met mij samen doorgebracht, omdat hij veronderstelt dat ik zijn smart begrijp. Waarom moet ik in staat zijn om een ieders verdriet te begrijpen? Het is erg moeilijk om medegevoel uit een leeg hart te pompen. De arme jongen is op het oogenblik erg terneergeslagen, maar ik geloof dat ik hem, met Betsy's hulp, er wel doorheen zal helpen. Hij is op het punt op Betsy verliefd te raken, maar hij weet dat zelf nog niet. Nu is hij in het stadium aangeland, dat hij in eigen verdriet zwelgt; hij voelt zichzelf als een held in een treurspel, als een man, die door het leven zwaar is beproefd. Maar ik heb opgemerkt dat hij altijd vriendelijk zijn diensten aanbiedt zoodra Betsy maar in de buurt is, onverschillig wat zij te doen heeft.
Gordon seinde mij vandaag, dat hij morgen komt. Ik ben doodsbang voor dat onderhoud en ik weet zeker dat er een uitbarsting zal komen. Hij schreef mij den dag na den brand en vroeg mij "dat gesticht te laten stikken" en dadelijk met hem te trouwen, en nu komt hij hier om dat nader te bespreken. Ik kan hem niet aan het verstand brengen, dat ik er niet toe wil overgaan met allerliefste onnoozelheid de leiding van 107 kinderen in den steek te laten, juist op het oogenblik dat ik het hardst noodig ben. Ik deed mijn best om hem van hier weg te houden, maar helaas, als ieder ander van zijn sexe is hij koppig als een muilezel. O, Judy, ik weet niet wat er nu weer gebeuren moet. Ik wou dat ik, een oogenblikje maar, in de toekomst kon zien.
De dokter ligt nog altijd in het gips en ik hoor dat het hem goed gaat, hoewel hij erg brommerig is. Hij mag nu elken dag wat opzitten en een zorgvuldig uitgezochte schare van bezoekers ontvangen. Mrs. MacGurk sorteert die luidjes aan de deur en stuurt die, welke zij niet genegen is, naar huis terug.
Dag Judy. Ik zal je gauw meer schrijven maar ik ben nu zoo slaperig dat mijn oogen haast dicht vallen. Ik moet nu beslist naar bed om bestand te zijn tegen de 107 moeilijkheden van morgen.
Hartelijke groeten aan alle Pendletons,
Lieve Judy,
Deze brief heeft niets te te maken met het John Grier Home. Het gaat hierbij alleen om Sallie McBride.
Herinner je je, dat wij het laatste universiteitsjaar de brieven van Huxley hebben gelezen? In dat boek staat een zin, die sedert steeds in mijn geheugen is gebleven: "Er is in ieders leven een Kaap Hoorn, waarbij iemand het gevaar overwint of ondergaat". Dat is afgrijselijk waar en het verdrietige is, dat je je Kaap Hoorn niet altijd kunt herkennen als je haar ziet. Je moet soms in zwaren mist zeilen en vóór je het weet, ga je onder.
Ik heb in de laatste dagen gemerkt, dat ik de Kaap Hoorn van mijn eigen leven had ontdekt. Ik begon mijn verloving met Gordon eerlijk en vol hoop, maar langzamerhand ben ik hoe langer hoe meer wantrouwend geworden, wat het eind van het liedje betrof. Het meisje waarop hij verliefd is, is niet de IK, die ik wil zijn, maar de IK, die ik dit jaar heb trachten te verdrijven en ik weet niet zeker, of ze ooit werkelijk heeft bestaan. Gordon verbeeldt zich dat ze bestaat. In elk geval is ze er nu niet meer en de eenige goede en faire oplossing voor hem en voor mij was, om onze verbintenis te verbreken.
Er bestaat nu niet langer een band tusschen ons tweeën. Wij zijn slechts vrienden. En nog steeds begrijpt hij mij niet. Hij meent dat als ik slechts belang in zijn leven zou stellen, wij beiden gelukkig konden zijn. Natuurlijk stel ik belang in hem als hij bij mij is. Ik spreek over dingen waarover hij graag hoort spreken, en hij vermoedt niet dat een groot deel van mijn wezen (het grootste deel van mijn zijn) hem op geen enkel punt ontmoet. Ik speel een beetje remedie als ik bij hem ben. Ik ben dan niet mijzelf en als ik dagelijks met hem zou moeten omgaan, zou ik altijd moeten blijven comedie spelen. Hij verwacht van mij dat ik zijn gezicht zal bestudeeren en zal lachen wanneer hij lacht en mijn wenkbrauwen fronsen wanneer hij hiervoor het sein geeft en hij begrijpt maar niet, dat ik evengoed als hij een persoonlijkheid ben.
Ik kan mij in de wereld bewegen. Ik kleed mij goed, ik kan goed toehooren en ook goed zelf praten, dus zou ik een ideaal huisvrouw voor een politicus zijn. En daarom houdt hij van mij.
In elk geval zag ik plotseling met afschrikwekkende duidelijkheid, dat ik, als ik zoo doorging, een paar jaar later in hetzelfde geval zou verkeeren als Helen Brooks nu. Zij is voor mij een veel beter voorbeeld van het huwelijksleven dan jij, lieve Judy. Ik geloof dat zulke menschen als jij en Jervis gevaarlijk zijn voor de samenleving. Jullie zien er zoo gelukkig en tevreden uit, dat je er een onschuldige toeschouwster toe brengt om weg te rennen en den eersten den besten man op te pikken, die zich voordoet. En dat is dan altijd de verkeerde man.
Nu hebben Gordon en ik voor het laatst en definitief gekibbeld. Ik zou graag in vrede van hem gescheiden zijn, maar in verband met zijn temperament (en ik moet toegeven, het mijne ook) hadden wij een groote vulkanische uitbarsting. Hij kwam hier gistermiddag nadat ik hem had geschreven niet te komen en wij wandelden over Knowltop drie en een half uur heen en weer over den winderigen moerasgrond en legden daarbij ons wezen tot de diepst verborgen plekjes bloot. Niemand kan ooit zeggen dat die breuk door het elkaar niet kennen ontstond.
Het eindigde met Gordons afscheid. Toen ik hem zag heengaan en achter de heuvels verdwijnen en tot de ontdekking kwam, dat ik vrij en alleen was, mijn eigen meesteres, o Judy toen voelde ik me ook goddelijk verlicht en gelukkig! Ik kan je dat niet zeggen! Ik geloof niet dat een gelukkig getrouwde vrouw ooit zal begrijpen hoe verrukkelijk alleen ik toen was. Ik wilde mijn armen uitbreiden en de heerlijke wijde wereld omhelzen, die mij nu plotseling toebehoorde. O, het is zoo'n heerlijke verlossing, dat dat nu eindelijk geregeld is! Ik ontdekte de waarheid op dien nacht toen de brand uitbrak en toen ik een nieuw John Grier huis zag verrijzen, waarin mijn plaats niet meer zou wezen. Een vreeselijke afgunst knaagde aan mijn hart. Ik kon het niet meester worden. En gedurende die vreeselijke oogenblikken, toen ik dacht dat we onzen dokter hadden verloren, zag ik wat zijn leven beteekende en hoe veel meer waarde dat leven had dan dat van Gordon en ik wist toen, dat ik den dokter niet alleen kon laten. Ik moest hier blijven om alle plannen uit te voeren, die wij samen hadden opgemaakt.
Het lijkt dat ik je niets dan een woordenvloed schrijf, maar ik ben zoo vol van overstelpend enthousiasme! Ik zou willen spreken en spreken, alleen om mijn hart uit te kunnen storten. En ik stond daar alleen in het schemerlicht van dien winterdag en haalde diep adem en voelde me zoo heerlijk, zoo goddelijk vrij, en toen holde ik de heuvels af en liep al zingend door het land. Eigenlijk is het schandelijk, als je bedenkt dat ik met een gebroken hart naar huis behoorde te keeren. Ik dacht geen oogenblik aan dien armen Gordon, die diep bedroefd naar het station stapte.
Toen ik het huis binnentrad, werd ik door de vroolijke stemmetjes van de kinderen begroet, die op hun avondeten wachtten. Dat waren mijn kinderen en in een plotselinge ontroering trek ik de drie, die het dichtst bij mij stonden, naar mij toe en drukte ze aan mijn hart. Plotseling was er zoo'n nieuw leven voor mij open gegaan, alsof ik uit de gevangenis trad en mij vrij wist. Ik had het gevoel alsof... neen, ik zal zwijgen, ik wenschte, dat je de heele waarheid kon weten. Laat Jervis dezen brief vooral niet lezen, maar zeg hem op kalme wijze wat er eigenlijk in staat.
Het is nu middernacht en ik zal trachten in te slapen. Het is heerlijk dat ik nu niet behoef te trouwen met iemand, met wien ik niet wil trouwen. Ik ben blij dat de kinderen me noodig hebben en dat Helen Brooks hier is en ik ben ook blij, dat die brand is uitgebroken. O, ik ben met alles zoo blij en ook met den brand, waardoor ik het gevaar kon inzien. In mijn familie is tot heden nog nooit een scheiding voorgekomen en ze zouden het vreeselijk vinden als daarop een uitzondering werd gemaakt.
Ik weet dat ik afschuwelijk egoïst ben. Ik behoorde nu aan het verdriet van dien armen Gordon te denken, maar heusch, ik moest comedie spelen als ik zou willen voorgeven, dat ik daarover werkelijk treurde. Hij zal wel iemand anders vinden met net zulk eigenaardig haar als het mijne, die net zoo'n geschikte huisvrouw voor een staatsman zou zijn en die niet behebt is met die verdoemde moderne nonsens-ideeën over de politiek en rechten van den mensch en eerlijkheids-begrippen en vrouwenvrijheid en den overigen onzin, waarover de tegenwoordige generatie van vrouwen bij voorkeur gelieft te raaskallen. (Ik haal slechts aan, waarbij ik de uitdrukkingen van den teleurgestelden jongen man wat verzacht).
Nacht, lieve menschen. O, wat zou ik het heerlijk vinden om nu bij je aan de baai te staan en over de blauwe, blauwe zee te staren.
Waarde Dr. MacRae,
Zou dit briefje u misschien in wakenden toestand aantreffen?
Wellicht weet u niet dat ik u viermaal heb opgezocht, om u op mijn allerliefste wijze te bedanken en troost aan te bieden voor de opgedane breuken. Het heeft mij waarlijk ontroerd toen ik hoorde, dat Mrs. MacGurk den heelen dag in beslag wordt genomen door het aannemen van bloemen en gelei en soepjes en gebraden duifjes, geschonken door de bewonderende dames van deze streek aan den brommerigen held in het gipsverband. Ik weet dat u een stevigen Zuidwester van meer waarde acht dan een aureool, maar ik dacht werkelijk dat u mij nog een beetje anders beoordeelde dan de bewuste hysterische dametjes. U en ik waren vrienden (wel eens met ruzie-tusschenpoozen) en hoewel er een paar bijzonderheden achter ons liggen, die beter niet in ons leven hadden moeten voorkomen, zie ik niet in, dat wij daarom den heelen omgang met elkaar zouden moeten afbreken. Kunnen wij niet zoo verstandig zijn om het verleden als afgedaan te beschouwen?
De brand heeft te weeg gebracht dat zooveel menschen vriendelijkheid aan den dag legden. Ik wenschte, dat dat ook bij u het geval was. Sandy. Ja, ik ken mijn vriend door en door. Je mag voor de heele wereld als brommerig en hard en onmenschelijk, als een SCHOT, je voordoen, toch kun je mij niet voor den gek houden. Mijn in den laatsten tijd zeer geoefend psychologisch oog heeft je gedurende tien maanden bestudeerd en ik heb tot het diepste binnenkamertje van je hart gekeken. Je bent zacht en vriendelijk en medelijdend en verstandig en vergevingsgezind en groot in je denken en voelen. Dus wees alsjeblieft ook de volgende keer, dat ik je kom opzoeken, te spreken en wij zullen dan een geduchte operatie in den tijd, die achter ons ligt, maken en vijf maanden amputeeren.
Herinner je je nog dien Zondagmiddag toen wij samen autoden en zoo'n pret hadden? Wel, dat is nu gisteren geworden!
P.S. Als ik me verneder om u nog eens op te zoeken, vernedert u u dan
dermate, dat u me ontvangen wilt, want ik verzeker u, dat ik het nu
voor de laatste maal beproef. Ook kunt u gerust zijn: ik zal niet in
tranen uitbarsten of pogingen doen om uw hand te kussen, zooals ik
vernam dat een adoreerende dame deed.
Waarde vijand,
Nu ziet u dat ik u zeer goed gezind ben. Als ik u met MacRae aanspreek, houd ik niet van u en als ik u als mijn vijand betitel, doe ik het wel.
Sadie Kate bracht mij uw briefje en het is werkelijk zeer goed geschreven, in aanmerking genomen dat het met uw linkerhand geschiedde. Ik dacht op het eerste gezicht, dat het van Punch was!
U kunt me morgen om vier uur verwachten, maar zorg er voor dat u wakker bent. Ik ben blij, dat u ook vindt, dat wij vrienden zijn. Werkelijk, ik heb het gevoel alsof ik iets zeer kostbaars, dat ik eerst door onachtzaamheid heb verloren, heb teruggewonnen.
P.S. Java vatte op den nacht van de brand kou en heeft nu kiespijn.
Hij zit met zijn hand onder zijn wang als een klein, ziek kindje, en
treurt.
Lieve Judy,
Dat moeten tien vreeselijk slordige velletjes geweest zijn, die ik je de vorige week zond. Heb je mijn bevel opgevolgd en mijn brief verbrand? Ik zou het niet prettig vinden, die woeste uitingen tusschen mijn correspondentie te houden. Ik weet dat mijn gedachtengang zelfzuchtig, schandalig, ja, zelfs shocking is, maar je kunt niet altijd voor je gevoel instaan. Meestal wordt verloofd-zijn als een aangename emotie beschouwd, maar het haalt niet bij de heerlijk ongedwongen vroolijkheid en vrijheid van het niet-verloofd zijn. Ik verkeerde in de laatste maanden in een verbazend prikkelbare stemming en nu is alles goddank in orde gekomen en niemand was ooit gelukkiger met zijn ongehuwden staat dan ik nu.
Hoe langer hoe meer kom ik tot het inzicht, dat onze brand een goed werk van de voorzienigheid was. Het was de juiste oplossing om een nieuw John Grier Home op te richten. Wij hebben al stapels plannen voor cottage-woningen. Ik houd het meest van grijs pleister, Betsy neigt naar baksteen over en Percy houdt van huizen uit ruwe boomstammen opgetrokken. Ik weet niet waaraan onze arme dokter de voorkeur geeft. Olijfgroen met een pannen dak schijnt zijn geliefkoosde woningstijl te zijn.
En wat zullen onze kinderen met tien afzonderlijke keukens prachtig leeren koken! Ik kijk nu al naar tien lieve huismoedertjes uit, die onze kinderen kookles kunnen geven. Eigenlijk zou ik er elf moeten hebben, want een zal er voor Sandy moeten dienen. Hij heeft het zeker net zoo hard als onze kinderen noodig om een beetje vertroeteld te worden. Het lijkt me vreeselijk om elken dag weer thuis te komen in een huis, waar een MacGurk resideert.
O, ik heb zoo het land aan die vrouw! Ze heeft me al vier keer heel
beslist verteld, dat de dokter sliep en niet gestoord wenschte te
worden. Ik heb hem nog niet te zien gekregen en ik ben er al toe
gekomen, om dat meubel heel beleefd naar den dokter te vragen. Maar
nu zal ik morgenmiddag vier uur eens afwachten.
Zoo juist is de mail gekomen, waaronder een brief van Mevrouw
Bretland, die erg blij is met de kinderen. Ze sluit hun eerste foto
in; alle drie in een alleraardigst wagentje. Clifford houdt heel
trotsch de teugels. Een Broom staat bij de poney. Hoe vindt je dat
voor drie kinderen uit het John Grier Home? Het is prachtig, als ik
aan de toekomst denk, die ze tegemoet gaan, maar toch ook een beetje
treurig, als je nagaat, dat die arme vader zich dood gewerkt heeft
voor die drie schapen en ze hem nu zoetjes aan vergeten. De Bretlands
zullen dit zooveel mogelijk in de hand werken. Ze zijn jaloersch van
elken invloed van buiten en willen niets liever dan dat de kinderen
absoluut van hen alleen zijn. Eigenlijk schijnt mij de natuurlijke
weg de beste. Iedere familie moest zijn eigen kinderen kunnen groot
brengen.
Vandaag heb ik den dokter gezien en gesproken. Hij geeft een treurigen aanblik en lijkt wel een pakje verbandgoed in windsels. Gelukkig wisten wij bij ons weerzien elk misverstand uit den weg te ruimen. Is het niet wreed als je nagaat, dat twee menschelijke wezens, beiden begaafd met een zeer goede bespraaktheid, het zoo inrichten, dat de een zich voor den ander verstopt? Ik heb van zijn houding absoluut niets begrepen en hij snapte mij niet. Zou die grimmige terughoudendheid, waarin wij Noordelijke volkeren ons zoo graag oefenen, wel de juiste zijn? Achteraf beschouwd voel ik nu meer voor de zich in woorden luchtende gevoelens van Zuidelijke volkstammen.
Maar Judy, nu moet ik je toch zoo iets droevigs vertellen. Herinner je je nog, dat hij in het voorjaar dat zenuwziekengesticht bezocht en daar toen dagen bleef en ik daarover zulke flauwe grapjes maakte? Hoe heb ik dat ooit kunnen doen! Hij ging daarheen om bij de begrafenis van zijn vrouw tegenwoordig te zijn. Zij stierf daar in het gesticht. Miss MacGurk wist dat al lang en had het best bij haar overig geklets kunnen voegen. Maar dat vertikte zij.
Hij vertelde mij veel over haar, op een heel lieve manier. Die arme man heeft jaren en jaren lang veel verdriet geleden en ik vermoed dat haar dood een gezegende verlossing voor hem is. Hij bekende dat hij bij zijn huwelijk wist, dat hij haar eigenlijk niet moest trouwen want hij was op de hoogte van haar ziek zenuwstelsel, maar hij hoopte, dat hij, als dokter, haar daar wel overheen zou kunnen helpen en ze was zoo buitengewoon mooi. Hij gaf zijn stadspraktijk op en vestigde zich voor haar gezondheid buiten. Maar na de geboorte van het kleine meisje werd het hoe langer hoe erger met haar en "hij moest haar wegdoen", zooals Mrs. McGurk zich liefelijk uitdrukte. Het kind is nu zes jaar oud en een allerliefst poppetje om zoo te zien, maar uit zijn woorden kon ik opmaken, dat zij absoluut abnormaal is. Er is altijd een zeer bekwame verpleegster bij haar. Denk eens na over al die beslommeringen en die groote smart, die steeds op onzen geduldigen, armen dokter rustten, want geduldig is hij, ondanks het feit, dat hij de meest ongeduldige man ter wereld is!
Zeg Jervis dank voor zijn brief. Hij is een lieve man en ik ben blij dat hij vruchten oogst van zijn werk. Wat zal het heerlijk zijn als jullie weer terugkomt op Shadywell en wij samen plannen voor een nieuw John Grier Home maken. Ik heb het gevoel alsof het afgeloopen jaar een leerjaar was en ik nu pas rijp ben om te beginnen. We zullen er het aardigste gesticht van maken, dat ooit bestaan heeft. Ik ben zoo dolblij met dat heerlijk vooruitzicht, dat ik 's morgens zingend den dag begin en geen oogenblik mijn goed humeur verlies.
Het John Grier Home stuurt zijn hartelijke groeten aan de twee beste vrienden, die het heeft!
Mijn liefste vijand,
"Op een goeden dag, gauw, zal iets heel aardigs gebeuren...."
Was je niet verrast toen je vanmorgen wakker werd en je je de heele waarheid herinnerde? Ik wel! Eerst moest ik even tot bezinning komen om te weten, waarom ik toch zoo vroolijk was.
Het is nog niet heelemaal licht maar ik ben klaar wakker en zoo blij! En ik verlang er zoo naar om jou te schrijven, mijn lieveling! Ik zal mijn briefje aan het eerste betrouwbare kindje, dat zich laat zien, meegeven en je zult het dus tegelijk met je bord havermout in je kamer zien verschijnen.
En klokslag vier uur ben ik weer bij je. Denk je dat Mrs. McGurk er
kwaad van zal spreken als ik twee heele uren blijf en geen
vondelingetje als chaperonne meebreng?
Het was geheel te goeder trouw, mijn Sandy, dat ik je beloofde je hand niet te kussen en evenmin in tranen op je peluw uit te barsten, als ik je te zien kreeg. Ik ben bang dat ik het allebei deed, misschien nog wel erger. In elk geval wist ik niet hoeveel ik wel van je hield, totdat ik daar in je kamer kwam en je in je verband, met verschroeid haar tegen die hoop kussens geleund zag zitten. O, ik houd zoo van je. En denk eens aan, wat zal ik niet van je gaan houden als je weer heelemaal jezelf bent — nu een derde van jou uit pleisters en windsels bestaat, ben ik al zoo dol op je!
Maar, mijn liefste eigen Robin, wat ben je toch een gekke man! Hoe kon ik al die maanden op de gedachte zijn gekomen dat je van me hield, als je zoo allerverschrikkelijkst SCHOTSCH tegen me deed. Heusch, je houding wees niet bepaald op verliefdheid! O, ik wou dat ik maar een glimpje van de waarheid te weten was gekomen! Het zou ons beiden heel wat hartepijn hebben bespaard.
Maar we moeten niet achter ons kijken. Wat hebben we niet een prachtige toekomst voor ons! De twee mooiste dingen in het leven vallen ons ten deel: een huwelijk uit liefde en een werkkring, waarin we met hart en ziel opgaan.
Toen ik je gisteren verliet, wandelde ik in een half droomenden
toestand naar het gesticht terug. Ik wenschte tot mezelf te komen en
te kunnen nadenken, maar inplaats daarvan moest ik met Betsy en Percy
en Mrs. Livermore (die ik van te voren voor het diner had
uitgenoodigd) eten en vriendelijk, kalm, bedaard met de kinderen
praten. Vrijdagavond is de gezelschapsavond van het gesticht. We
hadden nieuwe rollen voor den fonograaf, die Mrs. Livermore ons heeft
geschonken, en ik moest kalm blijven zitten en beleefd toeluisteren.
En liefste, vind je dat niet toevallig: het laatste stukje was "John
Anderson, my joe John". Plotseling merkte ik dat de tranen langs mijn
wangen biggelden. Ik moest het vondelingetje dat het dichtst bij mij
stond, oppakken en knuffelen met mijn hoofd tegen haar schouder aan,
om die domme tranen te verbergen.
Weet je waarom ik zooveel van de kinderen ging houden? Ze hadden me zoo hard noodig. En dat is de reden — tenminste een van de redenen — waarom ik jou heb lief gekregen. Je bent een aandoenlijke figuur, mijn liefde, en nu je het jezelf in het leven niet makkelijk en gezellig wilt maken, zal iemand anders daarvoor moeten zorgen.
We zullen op den heuvel, juist achter het gesticht, een huis bouwen. Wat denk je van een gele Italiaansche villa? Of hoe je meer van rose? Maar in geen geval zal het een groen huis worden en ook krijgt het geen pannendak! En we zullen een dol gezellige huiskamer hebben met een groote open haard en een schouw en gemakkelijke stoelen en veel ramen! EN GEEN MCGURK! Ja, die arme, oude ziel! Zal ze niet vreeselijk nijdig zijn en je een allerafschuwelijksten maaltijd bereiden als ze het groote nieuws hoort?
Maar we zullen het haar nog lang niet vertellen, hè, mijn jongen? En ook niemand, niemand, niemand anders! Het zou te schandalig vlug op mijn verbroken verloving volgen. Ik schreef Judy gisteravond en met groote zelfbeheersching heb ik er zelfs in het minst niet op geduid. Ik word even als jij een echte Schot!
Ik heb je eigenlijk niet de heele waarheid bekend, Sandy, toen ik zei, dat ik niet had geweten dat ik zooveel van je hield. Ik geloof dat het al tot me doordrong toen de brand uitbrak. Toen jij daar onder dat brandende dak was en wij een half uur lang niet wisten of we je ooit levend weer zouden zien, voelde ik het duidelijk, en, o man, ik kan je niet zeggen, wat een vreeselijk half uur dat was! Het leek me toe, dat ik er mijn heele leven niet overheen had kunnen komen als je hadt moeten sterven en de beste vriend, die ik had ontmoet, met zoo'n afschuwelijke aaneenschakeling van misverstanden van me heen zou moeten gaan. O, het was een marteling! Ik kon het oogenblik niet afwachten, dat ik je weer mocht zien en alles uitspreken, wat ik vijf maanden lang in me had weggesloten. En dan weet je ook, dat je strikte order had gegeven om mij niet toe te laten, en dat wondde mij zoo vreeselijk! Hoe kon ik weten, dat je juist ook zoo vreeselijk naar mij verlangde en dat alleen die afschuwelijke Schotsche moraal je zoo liet handelen! Je bent een uitmuntend acteur, Sandy, maar beloof me dat je voortaan, zelfs bij het minste wolkje van een misverstand, niets in je zult wegsluiten, maar het vrij uit met me zult bespreken.
Toen ze gisteravond gelukkig vroeg weggingen (de kinderen moeten wat eerder heengaan omdat ze hier niet meer slapen) ging ik naar boven en schreef mijn brief aan Judy af en toen keek ik begeerig naar de telefoon en worstelde met mijn verlangen: ik had zoo graag 505 gevraagd en je goedennacht gewenscht! Maar ik durfde niet: ik ben nog altijd zoo bleu! En omdat ik toch dicht bij je wilde zijn, nam ik Burns op en las ik een uur lang. En met al die Schotsche liefdesliederen zingend in mijn hoofd, sliep ik in, en dadelijk bij mijn ontwaken, kom ik weer bij je.
Dag Robin, mijn Alles! Ik hou zoo veel van je!